z
DOOR
BARONESSE ORCZY
ïïlauwe
PROLOOG
fij stonden samen op den aanlegsteiger te
wachten. De boot van Montreal was.laat,
tengevolge van den mist. Doch nu was de mist
opgetrokken, en het schip kon ieder oogenblik
uit de duisternis komen opdoemen.
Deze laatste oogenblikken waren zoo kostbaar,
zoo héél, héél kostbaar. Zij hadden samen heerlijk
gedineerd in het Chateau Frontenaciedereen
was zoo vriendelijk voor hem geweesthet was
hard om dit alles te moeten verlaten het vroo-
lijke leven, de gulle gastvrijheid, de nieuwe vrien
den, maar bovenal Fay. Zij was, om het onvermij
delijke afscheid zoo lang mogelijk uit te stellen,
tot op den steiger met hem meegekomen. Hier
in Quebec was er zoo goed als geen mist geweest
de afnemende maan, altijd zoo onverklaarbaar
veel geheimzinniger dan de andere maangedaan-
ten, wierp een lange, glinsterende baan over den
snellen stroom van de groote rivier, en gaf zelfs
aan het verre Levis, met haar weinige torens en
onregelmatige gebouwen een vreemde, poëtische
schoonheid.
Voor Amos was er overal schoonheid, schoon
heid en droefheid. Hij was nog heel jong, pas
twee-en-twintig hij was voor het eerst van zijn
kort leven verliefd, en het voorwerp van zijn liefde
stond vlak naast hem; haar hoofdje, gedeeltelijk
verborgen door haar nauwsluitend clochehoedje,
ging zoo diep schuil achter den bontkraag van haar
mantel, dat hij alleen maar haar oogen kon zien,
haar groote, lichtende oogen met den verren blik
van hen, die op uitgestrekte vlakten wonen. Gis
teren nog leek het, alsof dit wonderlijk geluk eeu
wig' zou blijven voortduren. Toen hadden haar
oogen een zachten glans gekregen, en de druk van
haar hand was warm en vol overgave geworden
zij had zich naar hem toe gebogen en haar hoofd
tegen zijn schouder genesteld en hij had gedacht,
dat de wereld nu een paradijs was geworden, waar-
in'hij en Fay hun heele leven zouden mogen wonen.
Hij vergat, dat hij den volgenden dag zou moeten
vertrekken, naar Engeland zou moeten terug-
keeren. Zijn overtocht was reeds besproken hij
moest terug. Maar nu had hij een doel, waarvoor
hij zou moeten werken hij moest zich een naam
verwerven en een home scheppen voor haar en
voor zichzelf. Zijn hoofd was vol plannen, zijn
heele wezen vol ambitie. Als vader nu nog leefde,
zou hij geen reden meer hebben om te klagen, dat
Amos zijn tijd zoo verluierde, dat Amos niet wilde
werken, zooals in Harrow en Oxford. Hij wilde
toen niet. Vader placht hem op geregeld terug-
keerende tijden bij zich te laten roepen en hem
eindelooze preeken te geven. Moeder, zijn mooie
moeder, met haar blanke handen en geverfde
lippen, huilde dan en liet hem beloven, dat hij een
nieuw leven zou beginnen en werken echt
werken maar noch de vermaningen van vader,
noch de tranen van moeder hadden de .minste
uitwerking op zijn onverbeterlijke luiheid en onver
schilligheid. Het leven was zoo prettig Er waren
zooveel lollige dingen te doen op school of op het
college, terwijl werken gewoonlijk vervelend was.
„Ik zou het je kunnen vergeven," placht zijn
vader te zeggen, „als je tenminste maar een goed
sportsman was. Kijk eens naar John, die is cap
tain van het elftal van zijn schoolof James, twee
maal kampioen van Oxford of anders Harry,
die cum iaude geslaagd is voor rechten. Speel of
werk, mijn jongen maar jij doet geen van beide."
Het was waar. Toen vader en moeder eens naar
Harrow kwamen, om een cricket-match bij te
wonen, zagen zij Amos, die tegen zijn zin in het
juniores elftal van zijn school terecht was gekomen,
op een critiek oogenblik van de match op zijn eentje
kopstand oefenen, terwijl hij in het veld had be
lmoren te staan. Noch bij het spel, noch bij het
werk beteekende Amos iets. Maar gaf men hem
een pony, of, zooals later, een paard, liet men hem
een schutting of een sloot nemen gaf men hem
een kans om zijn vuisten te gebruiken, of gaf men
hem een schermdegen, dan kon hij wel een goeden
indruk maken. Maar jammer genoeg waren die
prestaties op school en op de universiteit niet in
aanzien, lang niet zoo als cricket, of roeien daar
om kon zijn vader er natuurlijk niet mee tevreden
zijn.
Maar dat alles zou nu anders worden. Met Fay
als zijn levensdoel, ging Amos de wereld overwin
nen.
Zij hadden gisterenavond zoo heerlijk plannen
zitten te maken.
„Zou je het vervelend vinden, als ik in den handel
ging?" had Amos gevraagd. „Expediteur is een
erg lucratief baantje, zie je. Of in de thee, of in
de rubber," eindigde hij, met een vaag gebaar
van de hand, die de sigaret hield.
Fay, die op de prairiën geboren was, en in den
tijd, dat zij aan de universiteit van Toronto haar
opvoeding voltooide vóór haar vader een rijk
man was geworden gedurende de vacanties in
Neave's warenhuizen gewerkt had, verzekerde hem,
dat het haar niets zou kunnen schelen of hij in
het expediteursvak, in de thee of in de rubber
ging
Evenmin zou zij het erg vinden om in Engeland
te wonen. Het vorig jaar had zij met haar vader
en moeder Engeland bezocht en toen op een par
tijtje, dat door een wederzijdschen vriend gegeven
was, had zij Amos ontmoet. Zij waren ai spoedig
vrienden geworden maar ook niet meer dan
vrienden. Amos besteedde in dien tijd opvallend
veel attentie aan twee of drie knappe débutantes
in Londen, en het Canadeesche meisje, hoewel
aardig om te zien, was bij lange na niet zoo elegant
en up-to-date als zij. Maar toch groeide er een
sympathie tusschen hem en Fay. En toen het drama
gebeurd was het vreeselijke drama toen zijn
moeder, met haar blanke handen en roode lippen,
was weggegaan en zijn vader, wanhopig over de
ruïne van zijn huisgezin, zich een kogel door de
slapen had gejaagd, had Amos aan zijn vriendelijke
Canadeesche vrienden gedacht Mr. en Mrs.
Mazeline en aan Fay.
Zij hadden hem geschreven, hartelijke brieven
vol meeleven, en hem te logeeren gevraagd. Hij
had afleiding noodig, want zijn zenuwgestel was
heelemaal in de war, daarom ging hij. Vier heer
lijke maanden had hij in Canada doorgebracht
in het mooie buitenhuis van de Mazelines bij de
groote meren en in hun stadshuis in Montreal
hij had reizen gemaakt door het groote wereld
deel en gezien, hoe deze nieuwe wereld aan het
ontwaken was uit haar eeuweulangen slaap. Maar
vooral had hij deze groote liefde voor Fay Mazeline
in zijn hart voelen groeien, voelen groeien totdat
zijn heele wezen er door veranderd scheen. Zij
hadden samen lange tochten gemaakt, te voet en
met den auto zij hadden hand in hand gestaan bij
enorme canyons en onstuimige watervallen, zwij
gend en overweldigd door deze openbaringen van
de grootheid der natuur. Zij hadden getennist en
gedanst, en in de meren gezwommen, en gedacht,
dat het leven altijd even gelukkig en ongestoord
zou blijven voortgaan. Toen was Amos op een goe
den dag naar huis geroepen. Zijn geld raakte op
de bankier, die in het begin zoo tegemoetkomend
was geweest, riep plotseling halt, en weigerde nog
meer geld te sturen. Amos moest naar huis terug,
om zelf zijn zaken te regelen dat was het trom
petgeschal geweest, dat het einde van die geluk
kige dagen in Canada had aangekondigd. Het be
reikte de Mazelines in Quebec, waar zij bij familie
gelogeerd waren, en Amos Beyvin, als gewoon
lijk, deel van hun gezelschap uitmaakte.
Een paar dagen in het oude, historische stadje,
een paar zwerftochten door Kent Park of het
lie d'Orléans, en nu Loods 18, waar het wacht
schip reeds gereed lag, zachtjes deinend op den
boezem van de groote rivier, ter- \t -j
wijl de St. Laurence zwijgend en l\| O» 1
ononderbroken voortstroomde naar
den grooten oceaan, die nu Amos en alles,
wat hij had leeren liefhebben, zou gaan scheiden
„Zul je me niet vergeten vroeg hij telkens en
telkens weer, onhandig en hulpeloos, want er zat
een brok in zijn keel, en geen andere woorden dan
deze wilden hem te binnen schieten.
In het eerst had Fay met een ontkennend hoofd
schudden geantwoord, haar best doend om niet
te huilen. Maar toen hij haar voor den vijfden keer
vroeg, of zij hem niet zou vergeten, zeide zij een
beetje heesch
„Je doet me pijn, wanneer je dat vraagt, Amos."
Daarna kon hij niets meer zeggen eerstens,
omdat hij geen andere woorden kon bedenken, en
tweedens, omdat er voortdurend menschen om
hen heen liepen, die hem zouden kunnen hooren.
Hij verlangde - verlangde pijnlijk-heftig naar
een kus. Hoe haatte hij dit overvolle plankier
Hoe haatte hij al die menschen, die hier heen en
weer liepen, en niets wisten, niets begrepen En
hoe haatte hij deze groote zwijgende rivier, en de
boot, die dadelijk uit de duisternis zou komen
opdoemen, en hem honderden mijlen van Fay zou
wegvoeren 1
„Ik ga hoopen geld maken, dat zul je eens zien,"
gelukte het hem na een tijdje te zeggen.
„Dat weet ik wel," fluisterde zij
„En dan kom ik je halen."
„Ik zal klaarstaan."
„En dan trouwen we."
..Ja."
Zij zuchtte diep, want zij voelde zich verstikt
worden door de snikken, die zij met geweld be
dwong. En plotseling voelde Amos haar kleine
hand vast om zijn pols sluiten.
„Kijk," fluisterde zij.
Zij staarde naar den hemel, en hij, gehoorzaam,
keek ook op vol ontzag en bewondering hield hij
zijn adem in, want zooiets had hij nog nooit gezien.
De heele hemel was overgoten met Noorderlicht.
Het leek alsof reuzen-handen ragfijne sluiers van
het teerste mauve en rose en chrysoprase over de
uitgestrektheid van den nachthemel heen en
weer bewogen, weg en weer, als in plooienval van
doorschijnend gaas.
Ergens uit de massa klonk een stem
„Ik heb nog nooit zoo'n prachtig schouwspel
gezien
Maar voor Amos beteekenden die bleeke, steeds
bewegende tinten niet slechts een natuurverschijn
sel zij waren als het gewaad van een onzichtbare
godin en die godin was zijn eigen lot. Beweging
en kleur, een vluchtige, ongrijpbare schoonheid,
waar de afnemende maan met gouden glanzen
doorheen scheen, en de sterren schitterden, mei
een belofte van iets groots en wonderbaars, dat
er achter lag. Het woord „Wonderbaar" steeg uit
zijn hart op, maar het bereikte zijn lippen niet.
Hij kon slechts Fay's hand vastgrijpen die
kleine hand, die de vervulling van alles was, wat
dat geheimzinnige licht hem scheen te beloven.
Zelfs het laatste afscheid, toen de boot eindelijk
in zicht was, en het wachtschip met hem aan boord
vertrok, leek minder pijnlijk dan Amos verwacht
had. De afstand tusschen hem en de slanke, kleine
gestalte op den aanlegsteiger werd langzaam groo-
ter. Zij stond daar zoo recht als een jonge boom
uit de groote wouden van haar geboorteland, haar
vingers om haar taschje geklemd in een gebaar van
niet-willen-toegeven zoolang hij haar zien kon.
Twee of drie vrouwen, die, evenals zij, hun dier
baren hadden weggebracht, snikten hoorbaar. Maar
Fay huilde niet. De tranen zouden later konien, als
zij alleen was.
Toen het wachtschip tenslotte langs de boot
lag, en de passagiers elkander verdrongen, om aan
boord te komen, wierp Amos een laatsten, langen
blik op het land, waar hij zulk een groot geluk
gesmaakt had. De enorme gedaante van het schil
derachtige hotel, door honderden kleine lichtjes
verlicht, torende hoog boven de rivier uit. Knop