FLORA
ONZE
PREMIEROMANS
No. 12
VRIJDAG 5 JUNI 1931
227
de brug van Loods 18 stond Fay, haar gezicht
naar den hemel geheven. Daarboven golfde het
Noorderlichteen glanzing van teere kleuren, die
met het gouden licht van de maan naar de heer
schappij dong over den nacht.
En toen begon het schip langzaam stroom
afwaarts te bewegen.
EERSTE BOEK. -- DE OUDE WERELD.
EERSTE HOOFDSTUK.
A mos Beyvin werd in afwachting van zijn vonnis
naar zijn cel teruggeleid.
Zijn vonnis 1
Hij wist, hoe het zou luiden natuurlijk wist hij
dat. Hij was schuldig, ook dat wist hij evenals
die twaalf mannen, die met strakke, onbewogen
gezichten naar de getuigen hadden zitten luisteren,
welke een voor een waren voorgebracht om hun
relaas van dien verschrikkelijken nacht te doen.
En gedurende al die verhooren, kruisverhooren,
conclusies, samenvattingen enzoovoort, onderging
Amos Beyvin slechts een ondraaglijk gevoel van
ongeduld. Wat moest dat allemaal? Waarom maak
ten ze niet voort Hij had alles bekend en was
schuldig bevonden waarom dan al die noodelooze
rompslomp Dat duurde nu al twee dagen 1 Twee
dagen, die een ware hel voor hem waren geweest,
en erger dan een hel. Maar nu liep het dan eindelijk
op z'n end over enkele minuten was alles voorbij 1
Dan zou de rechter zijn zwarte baret opzetten en
iets ten beste geven over Gods Barmhartigheid
in verband met den dood door de galg.
Amos had vroeger in de krant wel eens over zoo
iets gelezen. De een'of andere ongelukkige schurk
had de galg gekregen, en Amos had z'n schouders
opgehaald en het blad haastig omgeslagen naar de
eenigszins aangenamer lectuur van de sport-ru-
briek. Hij had aan. die menschen nooit als aan
ongelukkigen gedacht als hij tenminste aan hen
gedacht had. NeenZe hadden hem volmaakt
onverschillig gelaten hij kon hoogstens gedacht
hebben „Wat een schurk. Natuurlijk moeten ze
dien ophangen 1"
Amos vroeg zich af, hoevelen zijner vrienden, als
ze zijn vonnis lazen, met een onverschillig schou
derophalen zouden zeggen ,,'n Schurk, die Bey
vin Natuurlijk moeten ze dien ophangen Zij
zouden zichzelf voor erg rechtschapen houden, die
inenschen, die nooit in iets opwindenders betrok
ken waren geweest dan in een tam spelletje bridge
menschen ook, die hem met een scheel oog hadden
aangezien, om zijn moeder, zijn arm moedertje, en
om zijn vader, omdat die niet verder had kunnen
leven toen zijn vrouw hem verlaten had. Natuurlijk
zouden ze nu allemaal hun schouders ophalen, en
vol minachting fluisteren „Wat had je dan anders
van hem verwacht? Met zóó'n moeder, en zóó'n
vader De appel valt nooit ver van den boom 1"
Ze kenden Fay nietFay was de groote kans,
die hij in zijn leven gehad had, en deze had hij
nu als een dwaas, een misdadige dwaas, verspeeld.
En toch hièld hij van haar, en met een heftigheid,
waarvan hij zich tot op heden niet bewust was
geweest. Dien nacht, toen hij de St. Lawrence Ri
ver afvoer en de lichten van Quebec langzaam in
de verte verdwenen, had hij zoo'n stekende harte-
pijn gevoeld, als nimmer tevoren, een hartepijn,
die hem ineens had doen begrijpen, wat liefde werke
lijk is. Zijn eenige angst in die dagen was, dat Fay
hem zou vergeten, en met hem de hartstochtelijke
woorden, die hij haar had toegefluisterd dat zij
dien kus zou vergeten, welke als het ware haar heele
ziel aan de zijne had verbonden. Om dezen altij.d-
durenden angst had hij haar eiken dag geschreven,
en in elk woord, dat hij schreef, heel zijn hart neer
gelegd. Eenige uren voor zijn boot de Mersey op
voer, had hij met het wachtschip een lang epistel
aan haar afgezonden en een tweede, toen hij te
Liverpool aan wal stapte. Sedertdien schreef hij
haar wekenlang iederen dag, en eens in de week
ontving hij antwoord van haar.
Fay schreef niet veel. Dat was haar gewoonte
niet. Zij zei nooit veel, noch als ze sprak, noch als
ze schreef. Zij vertelde hem van haar vriendinnen
in Montreal, waar zij den winter doorbracht, van
de lezingen, die zij had bijgewoond, van haar
werkzaamheden voor de Vrouwen-Club, van de
artikelen, die zij had geschreven en die in de
Gazette of in de Star verschenen en heelemaal
op het eind kwamen dan een paar woorden, een zin
of twee, zoo lief en feeder, precies zooals zij zelf
was en hij leefde weer met haar in het paradijs,
dat haar kus hem had geopend hij drukte het
papier aan zijn lippen, het papier, waarop haar
handen hadden gerusthij sloot zijn oogen en zag
haar als in een visioen weer voor zich, zooals zij
daar op die brug van Loods 18 gestaan had, in
haar bontmanteltje, slank, en met haar lief ge
zichtje omhoog kijkend. „Kijk," hoorde hij haar
weer fluisteren, en het was, alsof hij weer gehoor
zaamde en naar boven keek en het noorderlicht
zag, die bleek-rose, mauve en turkooize sluiers,
welke als schitterende gazen draperieën langs den
hemel golfden.
Voor hem was Fay als dat noorderlicht, zuiver
en stralend. Weken lang schreef hij haar eiken dag
en ontving hij haar wekelijkschen brief. Hij was
druk bezig met uit te zien naar een betrekking,
maar geen een had er zich nog voorgedaan. Zijn
vader had hem wat geld nagelaten, zoodat hij zich
niet hoefde te haasten. Als hij een betrekking aan
nam, moest het een goede zijn een met mogelijk
heden en een toekomst, zoodat zij nog voor het
einde van het jaar zouden kunnen trouwen. Feite
lijk had hij al iets goeds op het oog. Hij had de
belofte van een introductie bij een grooten scheeps-*
magnaat, die op den terugweg was van Australië
naar Londen en in Juni zou aankomen die had
tegen een vriend van Amos gezegd, dat hij, zoodra
hij weer terug was, een secretaris moest hebben, en
liefst een met universitaire opleiding. Dus dat was
dan juist iets voor Amos.
Hij schreef er Fay over, en vroeg wat zij er van
dacht. Maar lang vóór hij haar antwoord had, was
hij al besloten niet te haastig op iets in te gaan,
maar liever te wachten op de terugkomst van dien
scheepsmagnaat uit Australië. Te oordeelen naar
hetgeen zijn vriend over dat baantje met een aan
vangssalaris van 1200 per jaar had gezegd, was
het als geknipt voor hem. Maar het duurde nog
drie, vier maanden, vooraleer het Juni was. Om
den tijd te dooden, was hij besloten met een paar
andere jongelui een autotocht naar het zuiden van
Frankrijk te maken. Zij zouden enkele dagen in
Parijs blijven wat natuurlijk erg ontwikkelend
zou zijn, aangezien zij verschillende musea en de
Comédie Fran^aise zouden bezoeken en ver
volgens een maand te Cannes, Nice en Monte Carlo
doorbrengen.
Amos schreef Fay toen nog eiken dag dat
wil zeggen, zoolang zij in Parijs waren. De moeilijk
heid begon, toen hij en zijn gezelschap weer verder
reisden. Aangezien zij den heelen dag reden en
's avonds zeer vermoeid waren, sloeg Amos met
schrijven weldra één dag, en kort daarop twee
dagen over. Hij schreef haar onmiddellijk, toen
zij in Cannes waren aangekomen en legde haar
alles uit. Toen sloeg hij weer 'n dag over, en toen
In de Hollandsche Bibliotheek is deze
week een nieuw werk verschenen van
den vermaarden Engelschen schrijver
Charles Garvice. De titel luidt:
Het is vrijwel overbodig Charles Garvice
aan te bevelenz'n spannende romans
zijn in Engeland en Amerika in mil-
lioenen exemplaren verspreid en worden
ook in ons land steeds met graagte
ontvangen en gelezen. Tegen den zeer
lagen prijs van 171/2 cent kan men een
ingenaaid boek bekomen met driekleu-
rigen omslag, terwijl de prijs van een
gebonden deel 70 cent bedraagt. Bestel
lingen op te geven aan onze bezor
gers, agenten en kantoren. Laat deze
prachtige kans II niet voorbij gaan
nog een, en tenslotte schreef hij Fay een tijd
lang zeer regelmatig nog slechts twee keer in
de week dan vertelde hij haar van de Rivièra,
van den heerlijken zonneschijn en de verrukkelijke
warmte dat was heel iets anders dan de sneeuw
der prairies en de koude maannachten over de
meren.
Het drong echter nooit echt tot Amos door, dat
hij aan het verslappen was. Zijn liefde voor Fay
was nog altijd even groot, daarvan was hij absoluut
overtuigdmaar om iederen dag te schrijven, ter
wijl zij zich tevreden stelde met slechts één keer
in de week te antwoorden, dat was natuurlijk be
lachelijk. En toen hij eens op een diner in het Ca
sino zijn vrienden een beschrijving gaf van het
wonderlijke noorderlicht, dat hij op de St. Lawrence
had gezien, had Muriel Lamprière met haar ten
gere schoudertjes gehuiverd en glimlachend op
gemerkt„Brrr 1 wat koud! je doet me rillen,
Amos en met een ondeugend glimlachje uit haar
donker-omrande oogen had zij eraan toegevoegd:
„Die Canadeesche meisjes doen je zeker ook hui
veren 1 Ze zijn natuurlijk net zoo koud, niet
Koud Dadelijk had Amos aan Fay gedacht.
Was zij koud als dat bleeke noorderlicht, even ver
en onaantastbaar Onwillekeurig vergeleek hij
haar met Muriel Lamprière. Zij was niet zoo vroo-
lijk, niet zoo onderhoudend Muriel kon een heel
gezelschap amuseeren met haar verhalen en op
merkingen, en zij kon een man met haar oogenspel
het hoofd op hol brengen. Maar Fay was slechts
zichzelf, fijn als een sneeuwklokje, stralend van
leven en levenskracht, en tegelijk feeder en aan
hankelijk. Muriel, met haar magere armen en ge
verfde lippen, met haar lange beenen en puntige
knieën was goed om een avond pret mee te hebben
maar stel je haar niet voor des morgens aan het
ontbijt met bleeke lippen en vermoeide oogen.
overstuur, en ontstemd.
Amos was blij, toen zij met een tante voor een
maand naar Rome vertrok en toen hij hoorde, dat
zij met een Amerikaanschen millionair verloofd
was. Kort daarop keerde hij naar Londen terug en
een nieuw leventje van pret en vroolijkheid begon.
Eens in de week schreef hij, en dan vertelde hij
Fay van de bals, de schouwburgen, de diners, van
Ascot, Goodwood enzoovoort, enzoovoort. Hij
was geïnviteerd om deel te nemen aan een jacht
partij in Schotland daarna in Yorkshire, en weer
in Londen terug begon het vroolijke leventje op
nieuw. Het was onmogelijk om iedere week te
schrijven 1 Fay zou dat wel begrijpen De laatste
veertien dagen had hij geen minuut tijd gehad.
Hij bedankte haar voor haar beide laatste brieven
en hield vuriger van haar dan ooit. Het zou nu wel
niet lang meer duren voor hij goed nieuws voor
haar had over de schitterende betrekking, die hij
op het oog had.
Op deze wijze verslapte Amos meer en meer.
Hij bemerkte nauwelijks, dat ook Fay's brieven
steeds onregelmatiger kwamen, dat een heele maand
voorbijging, zonder dat hij een brief van haar ont
ving. Dom en dwaas was het geweest, onverant
woordelijk dom. Maar het was nu të laat om er
spijt over te hebben. Leven en liefde waren samen,
hand in hand, van hem heengegaan. Beiden waren
schoon en kostbaar geweest, maar het leven, met
al de vroolijkheid der beide laatste jaren, was met
een onuitsprekelijke schande geëindigd, en van de
liefde was niets meer over dan een verloren illusie.
Zou Fay alles weten? Sedert dien verschrikke
lijken nacht had hij zich geen andere vraag ge
steld. Zou de Canadeesche pers van zijn ellendig
geval melding maken Of was het daar te onbe
langrijk voor? Of zou een toevallig ter hand ge
nomen Engelsche krant haar de afschuwelijke tra
gedie openbaard hebben? Hij hoopte vurig, dat
zij er nooit van zou hooren en in den waan verkeer
de, dat hij haar langzamerhand had leeren vergeten.
Maar als Fay er alles van wist, hoe zouden dan
haar gevoelens voor hem zijn Zou zij medelijden
of verachting voor hem gevoelen Haar liefde
zou natuurlijk dood zijn gedood door zijn
onverantwoordelijke domheid. En dan Muriel
als Fay iets wist, wist zij natuurlijk ook de heele
geschiedenis met Muriel. Arme Muriel 1 Was zij
er nog in geslaagd te ontsnappen, of was zij als
de anderen betrapt Amos wist het niet. Hij wist
niets van hetgeen er sedert dien nacht was voorge
vallen.
(Wordt voortgezet)