Door
JOHN D. CLAVERTEN
254 VRIJDAG 12 JUNI 1931 No. 13
De Verzonken Schat
el, mr. Claverten, zeg me eens zoudt u lust
hebben mede te werken aan een onder
neming, die met eenige moeite en weinig
risico groot voordeel kan opleveren
't Is vier jaar geleden dat mr. Thompson, een
Engelsch scheepsagent in Dakar, me die vraag
stelde en zelfs nu nog overvalt me een kille huive
ring, als ik terugdenk aan het avontuur, waarin
ik als gevolg van die vraag werd meegesleept.
We zaten met ons drieën in de voorgalerij van mr.
Thompson's bungalow, mijn gastheer, mr. Tauker-
ton en ik. Taukerton was duiker van beroep en
had aan eenige wetenschappelijke expedities voor
diepzee-onderzoek deelgenomen en hij was op
mr. Thompson's verzoek naar Dakar overgekomen
voor een aangelegenheid, die diep geheim gehouden
werd.
Mr. Thompson's vraag, waarop ik in het geheel
niet was voorbereid, wekte mijn belangstelling
en nieuwsgierig informeerde ik naar den aard van
de onderneming die hij op het oog had.
„Vergun me, dit geheim te houden, tot ik uw
antwoord heb, mr. Claverten," zei mr. Thompson,
„ik kan u er alleen dit van zeggen de onderneming
heeft iets van een avontuur en mr. Taukerton is
uitsluitend hiervoor naar Dakar gekomen. Door
u te vragen als partner deel te nemen, beoog ik een
egoïstisch doel, we hebben een derde noodig en ik
weet anders niemand op dit oogenblik, wien ik
kan verzoeken ons behulpzaam te zijn. Eenig risico
is er niet aan verbonden, alleen zal het noodig zijn.
dat u met ons meegaat naar het binnenland, naar
een verlaten streek, ongeveer vijftig mijlen Noord-
Oostelijk van hier gelegen."
Na een oogenblik te hebben nagedacht stemde ik
toe; ik kon me gemakkelijk voor eenigen tijd van
boord verwijderen en de geheimzinnige inleiding
van mijn gastheer had in hooge mate mijn belang
stelling geprikkeld.
„En nu het doel van uw onderneming, mr.
Thompson vroeg ik lachend.
„Het opsporen van een verzonken schat, mr.
Claverten antwoordde hij ernstig.
„Een verzonken schat?" herhaalde ik verbluft.
„Neemt u mij er nu tusschen Ik dacht dat ver
borgen of verloren schatten alleen maar in de ver
beelding van avonturiers bestonden."
„De meeste wel, maar deze niet, mijn waarde,"
verzekerde mijn gastheer met nadruk. „Om allen
twijfel bij u weg te nemen, zal ik u in het kort
vertellen, wat ik in den loop der jaren omtrent de
geschiedenis van den schat te weten ben gekomen
en dan zult u me toegeven, dat het bestaan ervan
heusch zoo onwaarschijnlijk niet is.
Zooals ik u reeds eerder heb gezegd, begon ik
kort na mijn vestiging hier aan de studie der tro
pische flora en mijn omzwervingen brachten me
op een dag in een doodsche, verlaten streek, vijftig
mijlen van hier, waar ik tusschen eenige rotsige
hoogten een klein binnenmeer vond, waarvan
het water bijna zwart was en een bitteren smaak
had. De streek scheen niet altijd zoo verlaten te
zijn geweest, ik vond er tenminste de vervallen
ruines van een viertal hutten en eenige oude graaf-
werktuigen. Mijn Senegaleesche bediende en ik
zochten uren in den omtrek vergeefs naar een spoor
van inboorlingen en eerst in een dorp op negen
mijl afstand, gelukte het me inlichtingen omtrent
de verlaten streek in te winnen.
Het bleek me dat het bittermeer, zooals de
streek door de inboorlingen genoemd werd, een
geheimzinnige en beruchte reputatie had een heel
oude overlevering gewaagde van een gestolen schat,
die van een land van ver over zee naar Afrika was
overgebracht en in het meer of in de nabijheid
daarvan begraven was en door booze geesten werd
bewaakt. De inboorlingen vertelden van blanken,
die voor vijftig en meer jaren pogingen in het werk
hadden gesteld om den schat, die uit gouden siera
den en edelgesteenten van fabelachtige waarde
en schoonheid moest bestaan, te vinden, maar nog
geen mensch was het ooit gelukt ook maar een spoor
ervan te ontdekken.
in den loop der jaren hadden vele schatgravers
hun pogingen met den dood moeten bckoopen
de bijgeloovige inboorlingen beweerden dat zij
gestraft waren door den geest, die den schat be
waakte; zelf nam ik natuurlijk aan dat zij omge
komen waren door de koorts of misschien ook door
gebrek.
Het onwaarschijnlijke verhaal van den schat
interesseerde me aanvankelijk maar matig; ik
rekende alle bijzonderheden tot een der legenden
waarvan er zooveel omtrent het bestaan van fabel
achtige schatten in omloop zijn. Doch tot mijn
groote verrassing bleek me hier in Dakar bij na
vraag dat er zeer vele historische bijzonderheden
bekend waren, die het bestaan van een verborgen
schat waarschijnlijk maakten en ontdaan van alle
franje kwam het romantisch verhaal, dat ik te
hooren kreeg, op het volgende neer.
In 1821 verdreef Simon Bolivar de Spanjaarden
uit Venezuela en op het gerucht dat hij ook Peru
was binnengevallen, haastten de inwoners van
Lima zich hun geld en kostbaarheden in veiligheid
te brengen. De stad was in het bezit van een schat
aan oude kostbaarheden, die in een vorige eeuw
was gevonden tusschen de ruïnes van een Inca-
Zonne-tempel en bevreesd dat deze in handen van
den overweldiger zou vallen, werd zij in den nacht
overgebracht naar een Engelsch schip, dat daarna
met een geheime bestemming zee koos. Onderweg
maakte de kapitein gemeene zaak met een deel
der bemanning, zette de rest van de equipage,
benevens de Peruviaansche bewaarders van de
kostbaarheden, op de Cocas-eilanden onder een
voorwendsel aan land en zette toen koers naar de
Afrikaansche kust, waar hij den schat verborg
in de nabijheid van een meer en er een bewaker
bij achterliet.
Deze man zag zijn medeplichtigen nooit meer
terug tien jaar later, in 1832, stierf hij en nog
veertig jaar later vonden Fransche onderzoekers
zijn geraamte en een document, waarin hij den roof
beschreef en verklaarde, dat hij zich ziek gevoelde.
Het bestaan van den schat was hierdoor bewezen
het bleef echter een open vraag of hij tusschen de
jaren 1832 en 1873 niet was weggehaald door
personen die met het geheim bekend waren.
Zooals te begrijpen is, voelden talrijke avontu
riers zich aangetrokken door het romantisch ver
haal en in den loop der jaren werden er vele pogin
gen gedaan om den schat op te sporen zelfs werd
er een maatschappij gevormd met Fransch kapi
taal, die het geheele gebied systematisch liet onder
zoeken. Al die pogingen waren echter tevergeefs,
evenals het onderzoek van het meer, dat op som
mige plaatsen onpeilbaar diep is en tenslotte zag
men zich gedwongen de onderneming op te geven.
Dit nu is de geschiedenis van den schat, zooals
zij mij werd verteld en u zult me wel willen toe
geven, mr. Claverten, dat zij tot in bijzonderheden
zeer waarschijnlijk klinkt," eindigde mr. Thompson
zijn verhaal.
Ademloos had ik toegeluisterd en toen ik eenigs-
zins van mijn verbazing bekomen was, viel ik uit
„En u? Welke zekerheid heeft u dat de schat er
nog is en wat doet u hopen te zullen slagen, waar
zooveel anderen gefaald hebben
Glimlachend om mijn opgewonden uitval, ging
mijn gastheer voort „Dat zal het vervolg van
mijn verhaal u duidelijk maken. Zooals u begrijpen
kunt, liet de gedachte aan den schat me niet meer
los en hoewel ik mezelf voor een dwaas schold,
keerde ik herhaaldelijk naar het meergebied terug.
Ik werd er echter, evenmin als zooveel anderen
voor mij, niets wijzer van, maar op zekeren dag
deed ik in het negerdorp, waar ik voor het eerst
van den schat had gehoord, een ontdekking, die
me in opwinding bracht.
Ik ontmoette er namelijk een jonge negerin,
die behalve andere zonderlinge versierselen aan
haar rechteroor een soort knop had hangen. Het
sieraad viel me op door de vreemde bewerking en
nieuwsgierig verzocht ik het eens nauwkeuriger
te mogen beschouwen. Tot mijn verrassing was
het voorwerp van goud en vertoonde het een primi
tief doch kunstig bewerkten kop, een duidelijke
hand en een vuist. Ik begreep onmiddellijk met een
primitief kunstwerk van eeuwenouden datum te
doen te hebben en met veel moeite slaagde ik erin
de herkomst ervan te achterhalen. Het gouden
sieraad was veertig jaar geleden door een blanke
in het dorp ingeruild tegen gevogelte en vruchten
en het dorpshoofd wist me te vertellen dat de
vreemdeling een der laatsten was geweest die naar
den schat hadden gezocht. De man was krankzinnig
geworden, verzekerde de neger, want op zekeren
dag was hij, ongetwijfeld bezeten door den boozen
geest, die het bittere meer bewaakte, daarin ge
sprongen en nooit meer was hij boven gekomen,
waardoor het verklaarbaar werd dat de inboor
lingen de streek schuwden als een kwaadaardige
ziekte.
Die woorden van het opperhoofd brachten me
aan het nadenken en toen ik het gouden sieraad
langer bekeek, stond het bij me vast, dat het deel
uit moest maken van den schat en dat de blanke
dezen moest hebben ontdekt. Als hij hem had ont
dekt, redeneerde ik verder, moest het in of op den
bodem van het meer zijn geweest, hetgeen was af
te leiden uit zijn sprong in het water, waarin hij
niet, zooals de inboorlingen geloofden, den dood
had gezocht, maar slechts voor de wie weet hoe
veelste maal naar den schat gedoken had.
Langzamerhand kwam ik in een toestand van
onbeschrijfelijke opwinding te verkeeren en einde
lijk nam ik een besluit. De bodem van het meer was
vroeger op ondiepe plaatsen meerdere malen onder
zocht, doch dit onderzoek van zestig jaren terug
moest gebrekkig worden genoemd in vergelijking
met de technische hulpmiddelen, die den tegen-
woordigen tijd ten dienste staan. Ik verzocht
mr. Taukerton, wiens naam als duiker een inter
nationale vermaardheid bezit, het onderzoek van
het bittere meer op zich te willen nemen en zooals
u ziet heeft hij gevolg gegeven aan mijn verzoek.
Gelooft u dat nu, dat ik te optimistisch ben, als
ik de verwachting uitspreek, dat we gunstige resul
taten zullen boeken, mr. Claverten
„Neen," antwoordde ik, terwijl me een gevoel
bekroop alsof ik koorts had. „Maarmaar
stamelde ik, „zeg me nog een ding, waarmee zou
ik u bij uw onderzoek van nut kunnen zijn, mr.
Thompson
„Met het verrichten van een heel eenvoudige
en gemakkelijke bezigheid, die nochtans onmisbaar
is voor het welslagen van onze plannen voor het
bedienen van de luchtpomp, mr. Claverton. De
installatie voor de versche lucht-voorziening, als
mr. Taukerton onder water is, moet door twee man
op gang worden gehouden u behoeft slechts te
draaien, evenals ik. Wel, u weet nu alles wat wetens
waardig was, mr. Claverten stemt u erin toe met
ons te vertrekken
Gloeiend van geestdrift stond ik op en stak mr.
Thompson beide handen toe.
„Top!" riep ik opgewonden uit. „Ik ben uw
man en bereid om u te volgen."
„Dan zullen we morgen vertrekken," zei mijn
gastheer voldaan, en me de hand drukkend, ver
liet hij ons om zijn orders te gaan geven voor onze
afreis.
I
De rotsige streek waarin het bittere meer ver
zonken lag, was inderdaad het meest verlaten
en naargeestige gebied, dat ik ooit in mijn leven
bezocht heb en nog ooit hoop te bezoeken. De
grauwe, dorre omtrek van het meer maakte op
ons een onheilspeilenden indruk, die niet weinig
werd verhoogd door den aanblik van het zwarte,
roerlooze watervlak, waarvan een geheimzinnige
en bijna onweerstaanbare aantrekkingskracht
scheen uit te gaan, die me soms aan het huiveren
bracht. Vanaf het eerste oogenblik dat we er aan-