No. 14 VRIJDAG 19 JUNI 1931 277 Het lieflijk gelegen Briinig-Iladiberg. achterbank en het voertuig gleed vlak langs John Sims weg. „Misschien kom ik haar later wel eens tegen, ze schijnt hier te wonen," dacht hij, en hij besloot te voet naar het kasteel te gaan. Het was prachtig weer en hij kende den weg. Het was nog geen kwartier. Spoedig bevond hij zich in de laan, die tusschen de bosschen rondom het kasteel van Lord Panhurst doorliep. Na enkele minuten zag hij rechts van den weg de muren van 't oude gebouw te voorschijn komen. Om niet een tamelijk langen omweg te maken, opende hij een hek, dat toegang gaf tot een weiland. Op deze manier verkortte hij de wandeling met een mijl. Door het gras liep een smal voet pad en spoedig schoot rechts en links laag kreupelhout op. Juist waar het veld overging in den eigenlijken kas teeltuin stond een man, die hem ver baasd aanstaarde. Hij was tamelijk klein en mager, was gekleed in 'n soort manchester en hij leunde op een hark. Zijn gezicht was bruin verbrand en hij was 't ware type van den man, die den geheelendag in de buitenlucht verkeert. Toen John Sims hem genaderd was, nam hij zijn kort pijpje uit den mond en zei kwaad „Het is daar particulier terrein, mijnheer. Kunt u niet de laan volgen „Nou, maak maar niet zoo'n drukte," zei John, schouderophalend. „Het is toch zeker geen misdaad en het scheelt me minstens 'n mijl loopen." De tuinman keek hem minachtend aan. „En dat zegt'n man als u met jonge beenen!"zei hij smalend. „Bemoei je nou maar met je eigen, oude brom beer," antwoordde de jonge man, „ik moet om tien uur op het kasteel zijn." „Wie ben je dan, heb je een afspraak „Wel nou nog mooier, gaat het jou wat aan Maar als je het weten wil, ik ben de nieuwe rent meester." En zonder een verder antwoord af te wachten liep hij het bosch door, het grintpad over naar de voordeur. Een statige butler liet hem in een antieke ontvangkamer. „Zijn Lordschap zal u over enkele minuten ontvangen 1" zei hij plechtig. John Sims wachtte. Na vijf minuten kwam de butler terug. „Wilt u mij volgen Hij bracht John naar een ruim vertrek op het r'. - Zuiden, dat uitzag op een prachtig aangelegd park met een enormen vijver, waar statige zwanen zwommen. Juist toen hij den smaak van den Lord bewonderde, zag hij hetzelfde meisje bij den vijver, dat hij eerst op kantoor en later in den trein had gezien. Het gaf een hem vreemde emotie. Verduveld, er waren hier nog andere voordeelen behalve het mooie salaris 1 Dat lieve kind moest ongetwijfeld een nichtje of zoo van den ouden Lord zijn. Dat beloofde een romantische idylle te worden „Ahmijnheer John Sims vermoedelijk?" klonk plotseling een stem achter hem. John schokte op. Zijn |B| oogen staarden strak naar den man, die juist was binnen ge- komen. Het was het tuinman netje in manchester. Hij stopte langzaam zijn pijpje. „Ik zou een onderhoud heb ben met zijn Lordschap 1" zei mijnheer Sims uit de hoogte. Het mannetje glimlachte en boog. „Lord Panhurst is mijn naam, om u te dienen Slechts enkele minuten later aanvaardde John Sims den terugtocht naar het station. Bij het hek kwam hij opnieuw het knappe meisje tegen, dat hem niet scheen te zien. Loom wan delde hij verder, zonder illusies, zonder betrekking en zonder hoop. Want hij kende Arthur Shaw te goed, om overtuigd te zijn, dat hij na het onderhoud van den vorigen dag niet met spijtbetuigingen of iets der gelijks behoefde aan te ko men. En toen hij tien dagen later werkloos was, hoorde hij van zijn vriend Erskine, dat „het" meisjede dochter van den Lord was (die zooveel van tuinieren hield 1) en dat zij dien middag eens bij Ar thur Shaw en Co naar den rentmeester-in-spé had geïn formeerd Bloemen en bergen by hei oeelbezoi-hte „Bad" Kagaz.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1931 | | pagina 13