EEN NIEUW PREMIE-BOEK DE VREEMDE BOODSCHAP DOOR BARONESSE ORCZY V En nu was hij, Amos Bey vin, die in de society- bladen dikwijls vermeld was als een van de vlotstlevende jongelui van de stad, die op het bal van Hertogin X was geweest en op de thé-dansant van Lady Y en Z nu was hij, Amos Beyvin, in deze dwaze kleedij onderweg naar Dartmoor, in een derde-klas coupé tusschen twee stuursche agenten, en met die verschrikke lijke dingen om zijn polsen, die hem zoo'n pijn deden. Het was voorzeker een zonderlinge droom. En hij duurde langer dan welke droom, dien hij ooit gehad had. Op het Waterloo-station, voor hij dien afschuwe lijken derde-klas coupé werd binnengeduwd, had hij nog even gehoopt, dat die reis naar dat onbe kende Dartmoor achteraf toch niet zóó onaange naam zou zijn. Er zat in zijn coupé een meisje met een vriendelijk gezicht, een verpleegster naar het scheenzij zat met haar taschje op haar knieën en hield haar mollige, blanke handen er overheen gevouwen. Toen kwam er echter een jongeman, met zijn handen vol kranten en tijd schriften, op den coupé toe en zei „Kom mee, Lena. Je mag hier niet zitten." „O, mag dat niet antwoordde zij, zonder eenig verzet. Een tamelijk ordinair meisje. In het gewone leven zou Amos haar geen tweemaal hebben aan gekeken. Maar nu Zij greep haar valiesje en stapte uit. Amos merkte op, dat zij katoenen kousen droeg en gemakkelijke schoenen, en dat haar rok onmodieus lang was. Toen zij op het perron stond, keerde zij zich nog even om en keek in Amos' richting, en naar de twee agenten, die hem vergezelden. Amos zag haar blik. Zij had blauwe oogen, ronde, groot-open oogen, die haar gezicht een bijna domme uitdruk king gaven, en vanonder haar verpleegsterskapje sprong een uitdagend krulletje te voorschijn. Toen zij Amos' kleeren en handen zag, verscheen er in haar ronde, blauwe oogen een uitdrukking van vrouwelijk medelijdenhaar gezicht werd erg vriendelijk, teeder en medelijdend. Het was de eerste vriendelijke blik, dien Amos sinds dien ver- schrikkelijken nacht ontmoet had, en een gevoel van spijt maakte zich van hem meester bij de ge dachte, dat zij niet in denzelfden coupé als hij zou reizen, en dat hij nu uren lang alleen zou moeten zitten. Maar er zat niets anders voor hem op dan aan het ontvangen bevel te gehoorzamen en, met zijn rug naar de locomotief, tusschen de twee uniformen plaats te nemen. Het laatste, dat hij van „Lena" zag, was, dat zij in 'n anderen coupé stapte, meer naar achter in den trein. Het was vreemd, dat hij Londen nu in geen twee jaar meer terug zou zien. De voorsteden, waardoor de trein zich langzaam voortspoedde, konden hem eigenlijk weinig schelen ze waren vaal en leelijk. Amos had ze vroeger nooit meer dan een vluchti- gen blik geschonken. Maar nu, terwijl de grijze, eindelooze en eentonige straten, de meer of minder goed onderhouden achtertuintjes, de drooglijnen, waaraan het waschgoed van heele gezinnen wap perde, de schoorsteenen en baksteenen muren hem voorbij gleden, voelde hij een plotselinge genegen heid voor dit alles. Zij herinnerden hem aan iets als een „thuis" zij waren de stoffige en verwaar loosde hoeken van een lief schilderij, dat hij mis schien nooit meer zou terugzien Amos had alle begrip van tijd verloren. De gor dijntjes van zijn coupé waren toegeschoven, zoodat hij slechts aan de stations, waar zij langs kwamen of stopten, kon controleeren hoe laat het was. Kwart voor vier waren ze van het Waterloo-station vertrokken, dus het zou nu wel ongeveer zeven uur zijn. Zijn middagmaal had uit soep en een homp hard bruinbrood bestaan de soep was nat en lauw dat was alles, wat er van te zeggen viel en sedertdien waren er al weer enkele uren ver- loopen. Die twee dienders hadden natuurlijk, voor zij vertrokken, flink gedineerd. „Gelukkige men- schen dacht Amos. Zij spraken niet veelzij zaten maar (elk aan een zijde van Amos) strak en stroef voor zich uit te kijken, transpireerden geweldig en haalden irriteerend luid adem. Ze kenden de heele reis na tuurlijk al uit hun hoofd, want geen van hen nam de moeite ook maar een keer door de gordijntjes te gluren. „Hé, wat is er met jou aan de hand?" De norsche stem wekte Amos uit den dommeli- gen toestand, waarin hij ongemerkt was weggezakt. Hij keek op. Het was de man links van hem, die gesproken had, en die nu met zijn dikken wijs vinger de aandacht van den ander op iets op Amos' knie vestigde. Onwillekeurig keek ook Amos naar zijn knie. Hij zag een breede, kleverige, roode vlek, juist op de plaats, waar zijn polsen op z'n rare broek rustten. „Uitdoen vroeg de man links van hem. Amos vroeg zich af, of hij misschien z'n broek bedoelde de ander antwoordde „Goed. Hij kan nu toch geen kwaad." Het begon donker te worden. Boven hen, aan het plafond van hun coupé, ontvlamde een zwak lichtje. De trein vloog thans met een ontzaglijke vaart over wissels en langs bochten. Het geschud en geschok was erg onaangenaam, en Amos' li chaam deed overal pijn, maar vooral zijn polsen. Hij zag nu, dat ze bloedden, en dat daar die kle verige vlek op zijn broek vandaan kwam. De man rechts van hem nam die zware verschrikkelijke dingen, welke Amos zooveel pijn veroorzaakten, van zijn polsen. Dat was een opluchting, en Amos zei heel beleefd „Dank u wel Het geschud en geschok werd elk oogenblik heviger. Als nieuwste aanwinst in onze serie premie romans hebben wij het genoegen aan te kondigen een werk van den in Engeland be roemden en gevierden schrijver Tracy, getiteld Dit prachtige boek behelst een zeer romantische en avontuurlijke geschiedenis, welke zich afspeelt te water en te land, zoowel in Europa als in andere werelddeelen. alsook in woeste streken ver van iedere beschaving. Kortom, het zal U gaan als ons. toen u>ij met den inhoud kennis maakten, n.l. dat ge het boek niet uit handen leggen kunt alvorens het tot de laatste bladzijde te hebben verslonden Neemt de proef en ge zult ervaren dat wij ons niet aan grootspraak schuldig maken en dat wij groot gelijk hebben dezen, in zijn tand terecht vermaarden, schrijver hier te lande te introduceeren. Zooals gewoon lijk is de prijs van dit premieboek in fraai drie kleurenomslag. slechts 17l/t cent. uitsluitend voor onze abonnes. Gebonden in geheel linnen pracht band slechts 70 cents. Verkrijgbaar bij onze bezorgers, agenten of op ons Hoofdkantoor, „Wat rijdt-ie hard," merkte de "NT ry man rechts afwezig op. iN O. D „Hij vliegt veel te hard over de wissels," antwoordde de ander. Dat waren de laatste samenhangende woorden, die tot Amos' bewustzijn doordrongen. Onmiddel lijk daarna ontstond er een verschrikkelijk gekraak. AI de geluiden.van de wereld, al het gebrul, gebons, geschreeuw, gesis, gegil en gevloek schenen zich tot één oorverdoovenden wanklank te vereenigen. Amos had een gevoel, alsof hij plotseling in dc lucht werd geslingerd en alsof een paar reuzenvuis ten een regen van slagen op zijn hoofd, schouders en beenen deden neerkomen. Enkele seconden voel de hij over zijn geheele lichaam een ondraaglijke pijn, die al heviger en heviger werd. Toen viel er de stilte als van den dood. Voor een kort oogenblik ontkwam zijn vermoeide geest naar die wereld, aan gene zijde van alle pijn, en zocht daar rust en vergetelheid. Zijn lichaam lag rustig en vredig de oogen gesloten, de mond een weinig open, alsof de dood peinzend en in twijfel een oogenblik bij hem geaarzeld had en toen onverschillig was voorbijgegaan. In een vaag terugkeerend bewustzijn hoorde hij den klank van een stem, enkele woorden zonder zin en onsamenhangend: „Niet doodLaat me.... Ik zeg jeToen, duidelijker: „Hij is niet dood, zeg ik jeHelp me, gauw." En toen Amos zijn oogen opende, ontmoette hij twee andere oogen ronde, blauwe en vriendelijke oogen. Tegelijk kwam weer die verschrikkelijke pijn terug en hij verloor zijn bewustzijn. En zoo ging het om beurten een bijna onverdraaglijke pijn, en, als eenige troost, bewusteloosheid. DERDE HOOFDSTUK. 'T'oen Amos uit zijn droom ontwaakte, lag hij op een smal veldbed. Boven zijn hoofd strekte zich een lage, witgekalkte zoldering uit. Hij tracht te het verloop ervan te volgen, maar wanneer hij zijn oogen bewoog, deed zijn hoofd hem pijn, daarom sloot hij ze maar weer. Rondom hein heerschte een zoete stilte, gevuld met allerlei prettige ge luiden een ketel, die ergens op een kachel stond te zingen een zacht briesje, dat ritselde in onzicht bare boomen een vogel, die zijn wijfje riep. En na een oogenblik het fluisteren van twee vrouwen met elkander „Wat heeft de dokter gezegd „Dat hij zoo goed als buiten gevaar is." „En hoe is het met zijn hoofd „Dat kon beter." „Wanneer zou hij terugkomen „Niet voor morgen." „Heb je nog met James gesproken ..Ja, ik geloof wel, dat het in orde zal komen." Toen klonk er een geluid als van laaggehakte schoenen, die over een karpet schuifelden, het opengaan en sluiten van een deur. en iemand, die op hem toekwam. Weer opende hij zijn oogen. „HalloU bent wakker, zie ik Geen onaangename stem, hoewel nogal hard en zakelijk. Het kwam hem als de natuurlijkste zaak ter wereld voor, dat hij het volgend oogenblik in twee ronde, porseleinblauwe oogen staarde. Hij had willen weten, waar hij zich bevond, wat dit alles beteekende hij wilde vragen stellen, maar de harde, zakelijke stem maakte daar onmiddellijk een eind aan „Maakt u zich maar nergens bezorgd over. Ga nu gauw weer slapen." Een krachtige hand schudde zijn kussens op en streek het laken glad toen verdwenen de blauwe oogen uit zijn gezichtskring, en even later hoorde hij, hoe een raam geopend werd een geurige wind, geladen met het aroma van vochtige aarde en lentebloemen, streek over zijn wang het gesjirp van vogels klonk schel in zijn ooren, en hij viel in slaap. En zoo sliep hij, at, en leed pijn, om beurten. Hij deed gehoorzaam alles wat hem bevolen werd, nam in, wat men hem voorhield, en sloeg met lang-

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1931 | | pagina 6