^)e Erfgenaam
DIE ZICH SCHUIL HIELD
DOOR CHARLES GARVICE
Jack hoorde het hij merkte ook op, dat het
meisje geen geluid gaf terwijl hij op het paard
toe sprong. Er volgde 'n worsteling, 'n hoefge
kletter en een wolk van stof, waardoorheen
- Esther, als door een nevel zag, hoe het paard, met
bovenmenschelijke kracht, waarbij Jack zich tot
het uiterste moest inspannen, werd teruggedreven.
Ze zag ook den komiek van het spr -> zijn hoofd
terecht komen, zooals Jack vooizien had. Ze
hield haar wagen stil en sprong op den grond, tot
misnoegen van Jack.
„Blijf uit den weg!" schreeuwde hij, niet al te
vriendelijk, want de komst van de overige mede
spelers wond de jonge merrie zoodanig op, dat ze
gevaarlijk dicht bij Jack's teenen begon te dansen.
Esther ging eenige schreden achteruit en keek,
bleek maar kalm, toe, terwijl Jack en het paard
in het stof bleven rond dansen. Eindelijk, teen de
man overwonnen had, kwam ze op hem toe.
„Bent u gewond?" vroeg ze. Ze beefde een weinig
en ze beet op haar lip om ze stil te houden.
„Ik? Absoluut niet," zei Jack koel. „Maar't zou
me niet verwonderen als die idioot gewond was."
En hij wees naar de gestalte op den grond.
Zij kleurde hevig.
„O ik ik had hem heelemaal vergeten 1"
zei ze rouwmoedig en ze ging naar haar tante, die
over den man gebogen stond. „Hemel, het is
Martin," zei ze. „Heb je je pijn
gedaan, Martin
Martin krabbelde overeind
en stond daar nu schaapachtig
en beschaamd te kijken.
„Nee juffrouw, heelemaal
niet," zei hij, zijtl voorhoofd
aanrakend op de plek, waar
z'n hoed had moeten zitten.
„Ik^denk het tenminste niet.
Wat is d'r gebeurd, baas
We komen d'r aan, kalm en
rustig
„Ja, kalm en rustig," zei
Jack op den toon, dien men
aanneemt tegenover een dron
ken man. „Dat paardje is drie
jaar oud, niet En jij dacht
zeker, dat je met 'n hobbelpaard
te doen had, hè
De man keek hem aan met
een goedig verwijt.
„Het zou heel)goed gegaan
zijn, als we niet zoo opeens
hadden moeten stoppen,"zei hij.
„Foei Martin 1" riep miss
Vancourt. „Het paard was op
hol en deze deze meneer hield
het tegen hij hij deed het
schitterend. Het lijkt wel 'n
wonder, dat hij niet gewond is
en dat jij niet dood bent 1"
Martin was wel niet dood,
maar hij zag er nu toch zeer
terneergeslagen uit.
„Ik, juffrouw? God zegene
uw onschuldig hart Ik ben m'n
heele leven uit karren geval
len
„Je zal er één keer te dikwijls
uit vallen, man," zei Jack, die
verlangde naar het eind van de
geschiedenis. „Schiet nou maar
op, en houd 't paard goed vast.
Je bent nu toch weer in orde,
niet voegde hij er veelbetee-
kenend bij.
De man begreep hem en knikte.
„Zoo frisch as 'n hoentje,
baas. Spijt me van al de drukte,
,maar als 't paard met rust ge
laten was Hij wilde naar
dW?n wagen gaan, maar bleef
opeens stilstaan en kreunde, terwijl hij, met 'n
verbaasd en beteuterd gezicht, de hand op z'n
been legde. „Verroest als d'r niet wat met dat
verroeste been gebeurd is," mompelde hij.
„Esther, je zal toch niet toestaan, dat die arme
man weer met dat vreeselijke paard gaat rijden
riep miss Worcester zenuwachtig.
Esther beet zich op de lip en keek hulpeloos om
zich heen toen klaarde haar gezicht op.
„Natuurlijk niet Tante, u moet naar de
boerderij rijden en zeggen, dat ze iemand moeten
sturen, en ik zal hier blijven wachten, tenzij
Jack zag het aankomen en besloot zich maar
weer op te offeren.
„Ik zal hem naar huis rijden," zei hij. „Is het
ver
„O, wil u heusch Graag, hoor," zei Esther
met blijkbare opluchting. „Het is de boerderij van
het huis bij de portierswoning, weet u. Het is
heel vriendelijk van u en ik we zijn u heel
dankbaar."
Jack nam z'n hoed af, maar hij had z'n handen
te vol met het op de kar hijschen van Martin om
veel aandacht te schenken aan de beleefde woorden.
„Wij komen achter u aan, om te kijken, hoe het
met hem is," voegde ze erbij.
Varniitie-schriklteeltl.
„Ik denk, dat hij z'n been ge- A
broken heeft," zei Jack. „Ik elk lNO» 1
geval moet er 'n dokter komen."
„Natuurlijk!" zei Esther weer berouwvol. „We
zullen hem gaan halen hij woont in 't dorp."
Jack legde Martin gemakkelijk neer in de kar
en liet de merrie, die dadelijk de hand van een
meester voelde, stoppen. Martin zocht zenuwachtig
in z'n zakken met 'n onrustige uitdrukking op
z'n verweerd gezicht.
„Iets verloren?" informeerde Jack.
Martin slaagde er eindelijk in, een flesch uit
z'n zak te werken en met een zucht van verlichting
zei hij
„In orde Verroest, als ik niet dacht, dat ik ze
gebroken had. Het is whiskey 'n druppeltje
hebben, baas
Jack lachte en schudde het hoofd.
„Neen, op 't oogenblik niet, dank je wel. Neen,
niets daarvan 1" En hij nam de flesch weg op het
oogenblik, dat ze Martin's lippen naderde. „Dat
deugt heelemaal niet voor je been."
„Whiskey is overal goed voor," zei Martin op
droevig beleedigden toon. „Je praat onzin, man."
Ze landden tenslotte bij het portiershuis aan
en juffrouw Martin kwam naar buiten loopen. Zij
gaf een lichten kreet, maar het gebeurde scheen
haar niet bizonder te verbazen.
„Heeft hij zich erg bezeerd
dit keer vroeg ze.
„O neen," zei Jack opge
ruimd. „Leun maar op mij,
baas. Hij heeft zich niet erg
bezeerd. We zullen hem maar
naar boven brengen. Doe die
deur dicht -—.anders wordt 't
kind bang," voegde hij erbij op
zachtcn toon.
De vrouw keek naar hem
met den waardeerenden blik
van een moeder en tusschen
hen beiden in kregen ze Martin
naar boven. Toen Jack terug
kwam, was juist het ponie-
wagentje komen aanrijden, en
miss Vancourt zag er ongedul
dig en ontevreden uit.
„De dokter was niet thuis,"
zei ze. „Wat vervelend! Heeft
hij zich erg bezeerd
„Een eenvoudige beenbreuk,"
antwoordde Jack.
Zij keek hem aan.
„Bent u een een dokter?"
vroeg ze.
„Neen," zei Jack. „Maar ik
heb wel eens meer 'n gebroken
been gezien. De dokter komt
zeker gauw?"
„O ja," zei ze, „we hebben de
boodschap achtergelaten. Ver
velende geschiedenis. Nettie,
het dochtertje van Martin, is
ook al ziek. Ik zal eens even
naar haar toe gaan misschien
is ze wel geschrokken."
Zij kwam de gang in, maar
Jack versperde haar, zonder
complimenten, den weg.
„U kunt daar niet naar bin
nen gaan," zei hij kortaf en
bijna bevelend.
Zij keek hem met groote ver
baasde oogen aan.
„Wat zei ze, plotseling rood
wordend. „Waarom niet
„Het kind heeft de mazelen,"
zei hij kalm.
„En
„En echode hij ongeduldig.
„Nou, die zijn toch besmette-