S)g &rfq enaam DIE ZICH SCHUIL HIELD No. 5 Hij nam z'n pet af en maakte zich gereed om heen te gaan, en tegelijkertijd wendde Esther, met een lichte kleur op haar ge zicht, zich tot den dokter en ze fluisterde hem 'n paar woorden toe. „He? Wat? Ja, dat is zoo maar we weten niets van hem," mompelde hij ten antwoord. „O, ik ben er zeker van, dat hij dat hij eeilijk is, en dat we hem kunnen vertrouwen," zei Esther haastig. „Vlug dokter, anders is hij weg 1" Zijn heldere oogen keken haar lichtelijk geamu seerd aan. „Ja, als u voor hem instaat zei hij. „Hallo, jonge man 1" Jack bleef stil staan met 'n zucht en 'n alles behalve vriendelijk woord op de lippen. „Neem me niet kwalijk zoekt u 'n betrek king „Ja," antwoordde Jack beleefd, „ik zoek werk." „Nou, dan kan je hier met je neus in de boter vallen zei de dokter. „M'n vriend Martin heeft iemand noodig 'n meesterknecht en miss Vancourt vertelt me, dat u bekend bent met boeren werk. Zij was zoo vriendelijk 'n goed woordje voor u te doen." Esther had niet verwacht, dat hij dit zeggen zou. Ze kleurde, maar toen richtte ze zich hoog op en ze keek voor zich uit met uitstekend gespeelde onverschilligheid. Jack stond daar met z'n handen in de zakken, een beeld van twijfel en onzekerheid, en de dokter, geprikkeld door de aarzeling van den jongen kerel, zei „Het is 'n mooi aanbod, beste vriend, en als ik u was, zou ik het met beide handen aanpakken." „In orde," zei Jack, „ik pak het aan." De dokter glimlachte. „Goed zoo. U moest dan maar meteen hier komen, dunkt me. Ga naar boven om er met Martin over te praten. Ik geef u tien minuten. U hebt zeker wel 'n getuigschrift „Ja," zei Jack somber, „maar dat is niet al te best." De dokter probeerde ernstig te kijken, maar er was een vroolijk tintelen in z'n oogen. „Dat spijt me maar we zullen het er op wagen. U hebt iets rechtscha pens „Dank u, dat is dan ook zoowat alles, wat ik heb," zei Jack opge ruimd. „En ik dank u wel voor de betrekking, ik zal ervoor zorgen, dat Martin niet te veel praat." „Aan uw uiterlijk zou ik zeggen, dat u in de kolonies bent geweest Australië misschien vroeg, de dokter, met een nieuwsgierigen blik op de krachtige gestalte en het gebruinde gelaat. „Ja, ik heb 'n beetje rond gekuierd in de wereld," gaf Jack toe. Esther was opgestaan het was haar geweest of ze niet kon heengaan, eer de zaak beklonken was, maar nu liep ze het tuin pad over èn Jack ging de poort voor haar openen. „Dank u, miss Van court," zei hij eenvoudig. Zij boog even het hoofd op de meest voorname wijze en liep hem voorbij, maar zonder zich te laten afschrikken, hielp Jack DOOR CHARLES GARVICE de beide dames in het wagentje en sloot het portier ervan. „Wat 'n eigenaardige jonge man zei miss Worcester, toen ze weg reden. „Maar hij heeft zich flink gehouden. Vreeselijk, zooals hij met dat afschuwelijke paard stond te vechten 1 Ik had nog nooit van m'n leven zoo iets gezien 1 Voor 'n gewo nen landlooper heeft hij zich heusch heldhaftig gedragen." „Ik geloof niet, dat hij 'n gewone landlooper is," zei Esther peinzend. „Niet Misschien heb je z'n kleeren niet gezien, lieve kind. Mijn oogen zijn scherp en ik merk altijd alles op." Miss Esther had nog heel wat meer opgemerkt dan de kleeren van den jongen man, maar ze zei niets, en miss Worcester ratelde door „Om je de waarheid te zeggen ik had heusch te doen met dien armen man z'n manieren waren haast haast als van 'n heer." „Ik vond hem wel wat brutaal," zei Esther ernstig. „Ja Nou, misschien heb je gelijk. Hij is be paald knap. Vreemd, bij die heel gewone menschen zie je soms 'n gezicht, dat werkelijk voornaam is. En z'n stem. Esther lachte, maar het was een ongeduldige lach. „Lieve tante, laten we alsjeblieft niet meer over hem praten, of ik word er nog zenuwachtig van. Nou, en u weet wat dat beteekent 1 Vooruit jij jij kinderspeelgoed. Zeg tante, zou u bang we zen in 'n dog-cart ,,'n Dog-cart 1" echode miss Worcester ver schrikt. „Maar, lieve Esther, hoe kom je daar aan „Och ik weet niet," antwoordde Esther Van court, en ze wendde het hoofd af om haar blozen te verbergen. „Ik ik dacht er op eens aan. Heusch, Toby is 'n belachelijk beest 1" Na deze veroordeeling van Toby bleef ze stil zitten. Miss Worcester merkte op, dat ze heusch vreeselijk laat waren voor het diner. „Als ze er maar aan denken, dat hij nog eten i*. Het zmarte schimp. moet," zei Esther peinzend. „Hij Wie informeerde haar tante zeer verbaasd. Esther kleurde weer. „Die die jonge man," zei ze. „Maar, lieve Esther, daar hoef jij je toch niet bezorgd over te maken. Natuurlijk zullen ze er aan denken, en anders zal hij er wel om vragen, dat doen zulk soort menschen altijd Hemeltjelief, wat kan dat wezen Ze staarde voor zich uit op de manier van iemand, die bijziende* is. Ze reden nu de laan in en opkijkend zag Esther dat er een heer op het terras stond. Hij was in smoking en zag er uit, of hij daar al 'n heelen tijd had staan wachten. „Ziet er uit als 'n mannelijk wezen," zei ze op koelen toon, maar ze was niet zonder nieuwsgierig heid. Miss Worcester werd rood van verlegenheid en zenuwachtigheid. „Lieve Esther, het is Mr. Layton," zei ze ver baasd. Esther keerde zich vlug om. „Maar die komt immers pas morgen den ze ventienden," zei ze. De verlegenheid van miss Worcester was pijnlijk om aan te zien. „Was het de zeventiende of de zestiende? Ik méénde, dat het de zeventiende was, maar het kan vandaag geweest zijn O, Estherlief, wat 'n ver gissing! Wat vangen we aan Esther lachte en keek naar den vreemden heer. Het was een knappe, jonge man, meer gedistin geerd dan mooi, met een glimlach, die voor 'n man haast al te beminnelijk was, maar die een tegen wicht vond in 'n eigenaardige beweging van z'n bovenlip. „Is het mr. Layton vroeg ze op zachten toon. „Ja ja 1" mompelde miss Worcester verlegen. „Wat moet hij wel denken, Esther?" „Dat we laat komen voor 't diner, dunkt me." „Hij hij ziet er niet naar uit, of hij 't kwalijk neemt hij lacht," zei de arme miss Worcester. „J-ja," zei Esther zacht. „Ik wou, dat hij 't niet deed." Inmiddels zei de man met den glimlach bij zich zelf, terwijl hij naderbij kwam „Zoo, ze is dus mooi. Dat maakt 't lastiger." VIJFDE HOOFDSTUK. TLifr. Layton stond, met z'n hoed in de hand, glimlachend te wachten, tot hij zou worden voorgesteld. „Esther, dit is mr. Selby Layton," zei miss Worcester. Mr. Layton boog, maar Esther stak hem de hand toe. „We vinden het prettig u hier te zien, mr. Lay ton," zei ze, „en u zult zeker wel blij zijn, dat u ons ziet. U begon z r al bang te worden, uat u vandaag heelemaal geen diner zou krijgen Het spijt me, dat we zoo laat zijn, maar we hebben een hoofdstuk neen, een heel boek vol avon turen beleefd." „O, u hoeft u niet te verontschuldigen," zei hij met een buitengewoon zachte stem, die iets

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1931 | | pagina 14