%rt tonhete Mutó
(SnzcMCuwóte3tmimman
No. 16
VRIJDAG 3 JULI 1931
319
streelends had. „Ik ben pas gekomen en ik was al
bang, dat ik te laat zou wezen."
Miss Worcester zuchtte verlicht.
..Aardig van u om dat te zeggen," murmelde zij.
„En nu zullen we u ook geen moment langer laten
wachten dan noodzakelijk is, wel Esther?"
„O, haast u alstublieft niet," zei hij op dringen
den toon. „Den korten tijd, dien ik hier moest wach
ten heb ik werkelijk heel aangenaam doorgebracht
door het schitterende uitzicht van het terras te
bewonderen en den prachtigen gevel van dit mooie
oude huis."
Hij zou niets hebben kunnen zeggen, waarmee
hij Esther meer plezier had gedaan, want ze was
nu reeds trotsch op Vancourt Towers en ze hoorde
het landgoed dolgaarne roemen. Dus glimlachte ze
hem nu voor 't eerst toe, en Selby Layton
voelde dat hij de juiste woorden had weten
te kiezen.
,,We zullen vlug voortmaken," zei Esther.
„Wilt u in het salon gaan, of wilt u liever
hier wachten
Ze stonden nu op het terras.
Liefst hier, als ik mag," zei hij op zachten
toon.
Esther rende de trap op, gevolgd door
de meer bedaarde miss Worcester en Selby
Layton keek haar na, eer hij naar het terras
terugkeerde.
Terwijl hij dit deed, verdween de glimlach
van zijn gezicht, hij drukte zijn goed ge
vormde lippen vast opeen en zijn oogen
werden vinnig.
„Ze is meer dan mooize is een schoon
heid en ze wordt nóg mooier. Een beeld
van 'n meisje maar ze is niet gek, m'n
beste Selby. Er is iets in die grijze oogen,
dat me niet heelemaal bevalt. Ik zal lang
zaam aan moeten doen en voorzichtig heel
voorzichtig. Wat 'n prachtig goed Hij keek
om zich heen met een uitdrukking in de
oogen, waarop het gebod „Gij zult uws
naasten huis niet begeeren," bizonder
toepasselijk was. „En dat alles in handen
van 'n meisje 'n meisje, dat enkele weken
geleden nog muzieklessen gaf aan de doch
ters van burgermenschen Dat testament van
den ouden man was meer dan idioothet
was bespottelijk Wat had ik niet kunnen
doen met dit alles Enfin, wie weetHet
is nog niet te laat
Hij streek zich over 't haar en over de
keurig onderhouden snor, met een hand,
klein en blank, als die van 'n vrouw, stak
een sigaret op en stond peinzend te rooken
met zijn ellebogen op de balu-strade geleund.
In haar verlangen om haar blijkbaar verzuim
aan hem weer goed te maken, was miss Worcester
het eerst verkleed en toen klopte ze aan de deur
van Esther's kamer. Esther kende dat nerveuse
bescheiden klopje en riep
„Binnen
De kamenier was naar beneden gegaan om voor
Esther een bloem te halen.
„Bent u al klaar, tante?" vroeg ze. „Het spijt
me, dat ik u laat wachten en het is mijn schuld,
niet die van Marie. Ik ben nog niet gewend aan
'n kamenier, ziet u, en daarom kan ik niet stil
staan. Als ik zoo stil kon staan als 'n houten pop,
zou ze heel wat eer met me klaar wezen. Arme
Marie. Ik ben bang, dat ik erg lastig ben voor haar.
„Ja lieve, dat vrees ik ook," zei miss Worcester.
„Hoe hoe vind je mr. Layton, Esther
„O, daar heb ik eigenlijk nog niet over gedacht,
tante," antwoordde Esther. „Hij schijnt 'n echte
heer ik kan die uitdrukking niet uitstaan Die
is haast net zoo erg als „fatsoenlijk" En als hij
'n beetje spaarzamer was met z'n glimlachjes en
niet zoo'n erge, zachte stem had
„Maar, lieve Esther, z'n glimlach is charmant en
z'n stem is zeer verfijnd
„Een verfijnde delicatesse," murmelde Esther,
een uitdrukking van den kruidenier herhalend.
„En hij is buitengewoon vriendelijk geweest.
Hij is de eenige van de heele familie, die notitie
van ons genomen heeft. Al de anderen waren vree-
selijk onaardig."
„Dat is best te begrijpen," vond Esther.
Het was inderdaad best te begrijpen, dat de
Vancourts „onaardig" waren tegenover het jonge
meisje, dat alle bezittingen van Sir Richard had
geërfd. Het was geen groote familie en al de leden
ervan waren slechts verre bloedverwanten. Maar
ze waren allemaal naar de begrafenis gekomen in de
hoop wat kruimels te zullen ontvangen van de tafel
van den rijke en ze waren bitter teleurgesteld weer
vertrokken. Dat Sir Richard alles had nagelaten
aan zijn neef, Sir John, was al erg genoeg, maar
dat, nu die neef in Australië gestorven was, alles
eigendom werd van een meisje, dat hem niet nader
stond dan de anderen, was oneindig veel erger.
Sommigen hadden somber gezwegen, anderen had
den gedreigd het testament te'zuilen bestrijden
een dreigement, dat de heeren Floss Floss zeer
amuseerde maar slechts een van allen had de
erfgename vriendschappelijk de hand gereikt.
Deze eene was mr. Selby Layton. Hij was een
neef „van Adamswege" van sir Richard, en hij was
naar de begrafenis gekomen met zóó weinig ver
wachting iets te zullen erven, dat hij niet teleur
gesteld werd. Integendeel, terwijl de anderen boos
van Vancourt Towers waren vandaan gegaan,
was hij opgeruimd vertrokken, en hij had Esther
een brief geschreven om haar geluk te wenschen.
Hij had zelfs een bezoek gebracht in het kleine
„We leven niet in de Middeleeuwen," zei Claudia
i tot Nick. haar neef en eenigen vriend, omdat
j zijn waarschuwing voor geheimzinnige gevaren
haar wel wat al te fantastisch voorkwam.
Maar erfenisjagers en meedoogenlooze schurken
leven er in alle tijden en dit twintigst'
eeuwsch verhaal van huichelend verraad en ver
twijfelende liefde, van nachtelijke klaaggeluiden
en sombere oude legenden, van onderaardsche
spelonken en geheime valluiken, van gevangen
schap en vlucht in de feërieke natuur van een
eenzaam eiland, doet niet onder voor de kleur
rijkste en meest romantische avonturen uit oude
tijden, met hun adembenemende spanning en
verrassingen en onbegrensde mogelijkheden.
Dit prachtwerk is uitsluitend voor onze
abonnes op de gewone wijze verkrijgbaar
bij bezorgers, agenten of op ons Hoofd
kantoor. tegen den minimalen prijs van /71/.,
cent, ingenaaid, of 70 cent in prachtband.
huisje in de armoedige bedompte straat, waar Es
ther en miss Worcester woonden.
Esther was toen uitgeweest om les te geven,
zoodat zij nog niet het genoegen had gehad, mr.
Selby Layton te ontmoeten. Maar miss Worcester
had hem gezien en zijn knap uiterlijk, zijn goede
manieren en meer nog zijn charmante glimlach en
zachtestem hadden grooten indrukop haar gemaakt,
Zij had voorgesteld, dat Esther hem zou uitnoo-
digen en Esther had dadelijk toegestemd, te liever,
daar mr. Selby Layton een van de familieleden was,
die er zoo bekaaid waren afgekomen.
Ze vond het zoo zielig voor hen, dat ze graag
iets voor hen had willen doen en ze was dadelijk
bereid geweest om, bijvoorbeeld, de helft van Sir
Richard's geld met hen te deelen. Maar mr. Floss,
de oudste deelgenoot van de firma, had z'n
eigen meening over dat plan en hij drukte
het gauw den kop in. Esther had het plan
echter nog niet opgegeven en terwijl haar
tante nu den lof zong van Selby Layton
overwoog ze, of hij haar misschien niet
zou kunnen helpen daarbij.
„Wat heeft hij 'n goed humeur," zei miss
Worcester. „Daar staat hij heel tevreden 'n
sigaret te rooken op 't terras, terwijl wij
veel te laat komen voor 't diner en
mannen vinden het altijd afschuwelijk als
ze op het eten moeten wachten. Vind je
niet, dat hij er echt gedistingeerd uitziet
Esther
Esther liep naar het raam en keek naar
den man, die, in een elegante houding, op
het terras stond.
..J-j^. dat zal wel" zei ze verstrooid
toen bloosde ze met een tikje schaamte, want
ze bestrafte er zich zelf op, dat ze de
elegante gestalte van mr. Layton vergeleek
met die van den jongen man, die het hollende
paard had tegengehouden.
„En hij ziet er zoo geleerd uit. Maar ik
denk, dat alle advocaten geleerd zijn,"
meende miss Worcester.
„Dat zal wel," zei Esther. „Het is hun
eenige verontschuldiging. Ik houd niet van
advocaten, tante, nu ik ze meer van nabij
heb Ieeren kennen."
„Maar ik geloof niet, dat hij practiseert,"
zei miss Worcester. „Ja, ik heb hem zoo
iets hooren zeggen. Ik hoop, dat hij iou zal
bevallen, lieve."
„Waarom niet zei Esther. „O, wat 'n
beeldig bouquetje, Marie! Hoe heb je dat te
pakken gekregen Gibson" Gibson was de
tuinman, die een reusachtig salaris opstreek
voor het kweeken van bloemen, welke hij
zelfs tegen de aanvallen van z'n meesteresse ver
dedigde, „heeft er altijd zoo 't land aan om z'n
bloemen af te snijden."
Marie verborg een glimlach.
„Ik zei, dat ze voor u zelf waren, miss," zei ze
„en ik wist hem zoover te brengen, dat ik zelf mocht
kiezen."
Esther glimlachte.
„Als ik morgenochtend naar de kassen ga, zal
ik hem bedanken, hoor."
„Hem bedanken voor je eigen bloemen, Esther,"
riep miss Worcester.
„Ja, ik veronderstel ook, dat ze van mij zijn
ofschoon ik daar nooit zoo heel zeker van ben.
Maar ik weet zeker, dat Gibson vindt, dat ze van
hem zijn. In elk geval kweekt hij ze op."
Marie bevestigde het corsage van pracht ge
witte bloemen op Esther's japon en keek toen
goedkeurend en bewonderend naar haar jonge
meesteres want in de zachte plooien van de zwarte
japon, welke de blanke tint van het mooie gezicht
en de donkergrijze oogen op z'n voordeeligst
deed uitkomen, bood de sierlijke gestalte een ver
rukkelijk beeld van meisjesachtige bekoorlijk
heid
„Is m'n wapenuitrusting in orde, Marie? Nou,
dan gaan we naar beneden, onzen natuurlijken
vijand den man tegemoet," zei Esther glim
lachend.
Mr. Layton wachtte haar op in 't salon en Pal
mer, de butler, kondigde, met 'n gezicht van meer-
droefheid-dan-boosheid, aan, dat het diner was
opgediend. Mr. Layton bood miss Worcester den
arm en Esther volgde hen naar de eetzaal.
(Wordt voortgezet)
Bloempjes plukken.