DOOR
BARONESSE ORCZY
Tot dezen scheen ook de vreemdeling te
behooren, want hij riep tegen de honden
„Ga weg, smerige beesten en tegen den
man „Hé, hou die vuile beesten uit m'n
buurt 1" Waarop de taks zijn eene oor opzette,
met een oog zijn meester eens aankeek en lang
zaam overeind kwam, alsof hij zeggen wilde
„Hoe kun je je met zoo'n onbeschaamden kerel
afgeven Maar vuile beesten zijn het
De man keerde zich nu van de jonge hondjes
naar den vreemdeling, nam het strootje uit zijn
mond, slenterde het erf over en riep tegen den
taks „Hé, deugnietzeg ze eens, dat ze stil moe
ten zijn. We zijn heelemaal niet op dat lawaai ge
steld 1"
Waarop de taks een manoeuvre uitvoerde, die
alleen door honden kon begrepen wordenhij
kefte en blafte, kwispelstaartte en scharrelde rond
tot het gekef had opgehouden en de drie staarten
(twee behaarde en een stompje) in volkomen har
monie heen en weer bewogen. Waarop de vier
honden terugkeerden, en de resten van den maal
tijd begonnen te verorberen.
De vreemdeling keek een beetje uit de hoogte
op het hondengedoe neer.
„Een verstandige hond, dat mormel van jou,"
zei hij opvallend minzaam. „Hoe heb je hem ge
noemd
„Mr. Micawber," antwoordde de man, en hij
voegde er aan toe „Het is een taks."
„Zoo? Een taks?" klonk het lachend. „Dan
hoop je zeker nog iederen dag, dat z'n stamboom
zal worden gevonden, niet?"
Ten zeerste met zijn eigen grap ingenomen,
wendde hij zich in de richting van het huis.
„Is Mr. Crum thuis?" en zonder het
antwoord af te wachten (het scheen zijn
gewoonte geen antwoorden af te wachten)
sprong hij snel de houten treden naar de
veranda op en verdween in het huis.
Met dezen vreemdeling zullen we ons
later nog wel uitvoerig bezighoudenen
Mr. Crum, de eigenaar van het aardige,
steenen huisje en van de landerijen, die
bijna een halve mijl langs den spoorweg
loopen en waarop hij gedurende de laatste
zes jaar een zeer bloeiende veefokkerij en
paardenstoeterij heeft gedreven Mr. Crum
interesseert ons slechts in zooverre hij een
man, Lance Madoc genaamd, in zijn dienst
heeft den man, die de eigenaar is van Mr.
Micawber, en die de leegstaande blokhut aan
den rand van de wildernis tot zijn zomer
verblijf heeft genomen. Lance Madoc kwam
vier maanden geleden dus in 't hartje
van den winter bij Mr. Crum aanzetten
hij kwam op een advertentie in een der
plaatselijke bladen, waarin een ervaren
veehoeder werd gevraagd. Daarvóór had
hij in een garage gewerkt in Winnipeg, en
nog vroeger als steward op een van de booten
op de groote meren. Maar hij solliciteerde
liever naar dit baantje en kreeg het. Voor
namelijk, omdat Mr. Crum zichdoorzijn uiter
lijk voelde aangetrokken, en ook, omdat hij
niet alleen niet tegen een winter in de prairie
scheen op te zien, maar ook bereid bleek
te zijn alle mogelijke werkzaamheden te
verrichten. Madoc bleek een beste kerel te
zijn Hij was uitstekend voor het vee en
stelde niet, zooals de meeste emigranten
uit de oude wereld, de onmogelijkste eischen.
En aan deze zijde van Calgary was hij on
getwijfeld de beste ruiter. Drommels, wat
kon die man rijden I Als je wilde klom hij
op een koe, en als je hem er toe uitdaagde
zelfs op een stier. Hij was een beetje zon
derling, natuurlijk dat waren de meeste
Engelschen min of meer. Sommigen be
weerden, dat hij vroeger een gentleman
was geweestin ieder geval had hij in de
oude wereld de manieren van een gentleman
geleerdhij was erg precies wat betreft
zijn nagels en zakdoeken maar dat zou
KORTE INHOUD VAN DE VORIGE AFLEVERINGEN
Amos Beijvin, een luchthartig Londensch student, word'
plotseling genoodzaakt, zich een bestaan te scheppen, daar
zijn vader hem slechts weinig fortuin nalaat. Deze heeft zich
in een vlaag van zwaarmoedigheid van het leven beroofd na
het vertrek zijner vrouw. Amos heeft eerst eenige maanden
bij Canadeesche vrinden, de familie Mazeiine, doorgebracht,
en zich met hun dochter Fay verloofd. In Londen terugge
keerd, bezoekt hij met eene vriendin, Muriel Lampiire, een
nachtclub; er wordt een inval gedaan, hij helpt Muriel ont
vluchten, maar stelt zich onder invloed van den wijn bij zijne
arrestatie teweer en doodt bij ongeluk een agent. Hij wordt
veroordeeld tot twee jaar dwangarbeidop de reis naar de
gevangenis te Dartmoor derailleert de trein, waarmee hij
wordt overgebracht; zijn bewakers zijn beiden dood, en een
verpleegster, die zich voor hem interesseert, redt hem en
doet hem doorgaan voor een zekeren mr. Madoc, die bij de
treinramp om het leven is gekomen. Zij vertrekt naar haar
zuster in Winnipag, en helpt hem met het paspoort en in de
kleeren van Mr. Madoc uit Engeland re vluchten, eveneens
naar Canada. Door zijn arbeid zal hij zich daar een nieuwe
toekomst moeten scheppen.
er op den duur wel afgaan. Anders moest je
het maar door de vingers zien, want hij was uit
stekend voor het veeEn te paard?Bui
telingen dat hij maakte 1De andere cowboys
zeiden wel, dat hij niet vast in het zadel zat, maar
dat was het niet I Hij was alleen een verschrikke
lijke waaghals I Mr. Crum had hem voorspeld,
dat hij nog eens z'n nek zou breken, zoo zeker als
tweemaal twee vier isde toeren, die hij met of
op een paard uithaaldeje had nooit zoo iets
gezien
En met zijn hondendat was bepaald grieze
lig hij kon wel een uur tegen ze praten en dat
mormel van hem,die Mr. Micawber, XT
zooals hij hem noemde, was een IN O* 3
allergrappigst dier.' Hij had het
beest van zijn laatste betrekking in Winnipeg
mee naar hier gebrachthet kon alles, behalve
praten. Het kon uren op Lance zitten wachten,
met z'n eene wenkbrauw naar boven en met z'n
andere naar beneden, met een oor omhoog en met
het andere over z'n oog geflapt, en met een uit
drukking.... alsof hij zat te wachten of er zich
geen wonder zou voordoenl
En wat voor beesten die Lance" Madoc al niet
meebracht en bij zich in huis hield Eens had hij
ergens uit de bergen een magere boschkat meege
bracht hij had het dier gevoed en vertroeteld
en bij zich gehouden tot de meiden het beest beu
waren omdat het zoo vuil in zijn gewoonten was en
je soms dood liet schrikken het kronkelde zich
ergens in een schuilhoek ineen en gromde vervaar
lijk tegen iedereen, die langs kwam. De meiden
hadden een van de mannen weten over te halen,
dat vervloekte beest neer te schieten. Goeie genade,
wat een herrie had dat gegeven Madoc liep rond
als een waanzinnige, en het was hiermee geëindigd,
dat Pete de jongen, die de boschkat had neer
geschoten had moeten vertrekken Madoc had
hem zoo afgeranseld, dat Pete hem dit niet meer
kon vergeven, hoewel Madoc de eerste was ge
weest om hem weer de hand te reiken. Maar de
twee konden geen vrienden meer worden er bleef
een voortdurende vijandschap tusschen hen, en
dat schiep, vooral in een streek, waar men op
kameraadschap tusschen hen, die op dezelfde
ranch werken, is aangewezen, een onhoudbaren
toestand.
Mr. Crum nam Lance tenslotte over het
gebeurde onder handen
„Een wild, smerig beest," zei hij. „En
al die herrie, omdat Pete het dier heeft
doodgeschoten om het vrouwvolk een"
plezier te doen."
„Francis had Pete niets gedaan," ant
woordde Madoc norsch (Francis was de
naam van de overleden boschkat
„Je moet die wilde dieren met rust laten,
jonge man," vervolgde Mr. Crum vriendelijk,
„anders loopt dat nog eens slecht voor je
af. Je herinnert je dien beer nog wel, dien
je ook hier hebt willen houden, hoewel ik
je zei
,,'t Arme beest was zoo uitgehongerd
het liep als een hond achter Emma aan."
„En had bijna een van je honden dood
gebeten, niet
„Kan wel, kan wel," antwoordde Lance,
maar hij was ervan overtuigd, dat de beer
dit nooit zou gedaan hebben. „Daar kun
je van op aan," placht hij te zeggen, als hij
over zijn stomme vrienden schertste „die
dieren, groot of klein, aten je nooit in den
steek je kunt ze vertrouwen. Ze zullen
je nooit stiekem aanvallen of je het leven
zuur maken. Ondeugend Mogelijk. Maar
kwaadaardig Nooit van z'n levenVraag
dat Mr. Micawber maar, die weet er alles
van."
DERDE HOOFDSTUK
ftAr. Crum en de vreemdeling waren naar
buiten gekomen en stonden op de veran
da,vanwaaruit men een prachtig uitzicht had
over de geheele streek. Als een ontzaglijke
landkaart strekte het land zich oost- en
I zuidwaarts voor hen uithet was bruin van
de omgeploegde aarde en groen van het
jonge lentekoren hier en daar lagen een
zame huizingen achter steile dennen en
populieren, zag men een bron, of, tot heel
ver, tot waar alles in den zilver-blauwen
nevel aan den lagen horizon werd opge
nomen, de lijnen van de omheiningen. Onge
veer een honderd meter ten oosten van het
huis liep, als een grijs-gekleurd lint, de weg,
die parallel liep met de spoorlijn, waarvan
Zusje 's glimlach