No. 16 VRIJDAG 3 JULI 1931 311 de blauwe en purperen rails naar het noorden in den nevel verdwenen. De vreemdeling nam afscheid de zaken waren klaarblijkelijk naar wederzijdsch genoegen ge regeld, want Mr. Crum had hem zoo juist een sigaar aangeboden iets, wat hij alleen maar deed als hij goede zaken had gedaan. Neen, dank u," antwoordde de vreemdeling. „Ik rook geen sigaren." Tegelijk haalde hij een kostbaar sigaretten-étui te voorschijn en bood dat Mr. Crum aan. Maar deze maakte een afwerend gebaar. ..Neen, sigaretten rooken is niets voor mij, dank u, Mr. Horfman. Dat heb ik nooit gedaan." Aan den anderen kant van het erf stond Lance Madoc bij het paard, waarover zij tot overeenstem ming waren gekomen. „Zoo, dan zal ik. maar eens gaan, Mr. Crum," zei de vreemdeling „Dus u weet zeker, dat u uw wagentje tot morgen kunt missen Natuurlijk! Ik heb liever dat u dèt hebt," vervolgde hij net een opgewekt lachje, „dan de merrie." Daarop riep hij tegen Madoc: „Hé, Madoc, breng de merrie eens naar stal 5, en haal den twoseater voor Mr. Horfman te voorschijn, wil je Maar hij kon schreeuwen zoo hard hij wilde, Lance scheen hem niet te hooren. Hij staarde naar een snel naderend voertuig, dal heel in de verte op den weg zichtbaar was geworden, voor een ongeoefend oog nog niet meer dan een zwarte stip, die echter snel naderkwam. Wel voor den drommel, waar sta je zoo naar te kijken, kerel I?" riep Mr. Crum. Dat is pas een mooi paard, sir." Mr. Crum en de vreemdeling keerden zich om, en keken in de aangewezen richting. Zij moesten hun oogen terdege inspannen om iets te kunnen zien, want de zon op de stalen rails was verblindend. Mr. Crum greep zijn verrekijker, die aan een riem over zijn schmider hing, en dien hij altijd bij zich had. „Ja," zei hij, na een oogenblik naar het naderend rijtuig gekeken te hebben. „Hij schiet tenminste aardig op." „Ken beetje te aardig, zou ik haast zeg gen Hij loopt bijna net zoo hard als dat Fordje daarachter." „Je hebt gelijk. Die vent op den bok moest het paard niet zoo zijn zin geven." Mr. Crum bood den vreemdeling zijn kij ker aan. „Neen, dank u," antwoordde hij, „ik denk. dat het Mrs. van Menterghem met haar ouderwetsche calèche is." „De nieuwe bewoners van Bootham „Ja. Kent u ze niet „Hém wel van zaken ik zag hem wel in Macleod en zoo. Maar zijn vrouw heb ik nooit ontmoet." „Ze zijn pas een jaar getrouwd." „Ze zeggen, dat zij op hun huwelijksreis bij een auto-ongeluk heel ernstig moet gewond zijn." „Ja, dat is zoo." „Beroerd." „Ze wil voor geen geld ter wereld meer in een auto." „o," zei Mr. Crum, „rijdt ze daarom in die calèche? Ik heb me al dikwijls afgevraagd...." De calèche was nu duidelijk zichtbaar, hoewel het rijtuigje nog ver weg was. Het paard zag er jong en vurig uit de zon vonkte in het metaal van het tuig. De lucht was zoo helder, dat de beide mannen zelfs op dezen afstand konden zien, dat het een oud man was, die de teugels vasthield, en dat er twee dames in het rijtuig zaten. „Ik zag ze een dag of drie, vier geleden voorbij komen met een paar koffers op de voorbank," merkte Mr. Crum op. „Dat kan. Mrs. van Menterghem heeft bij Tom- mers gelogeerd." „Ik begreep al niet waarom ze zoo ver van huis reden." Lance Madoc greep ineens de teugels van de merrie steviger vast. „Als die man niet oppast, slaan ze dadelijk nog om," merkte Mr. Crum op. „Zoolang ze alleen maar omslaan antwoord de de vreemdeling schouderophalend. „Is het zoo erg niet," vulde Mr. Crum aan. „Alleen voor de dame met de zenuwen." „Dat is zoo.Nu, ik zal eens gaan." De twee mannen gaven elkaar de hand. „Tot ziens, Mr. Horfman," zei Mr. Crum. „Dus zoodra u iets uit Halifax gehoord hebt, zie ik u wel weer.... U weet wel, ik ben op de merrie gesteld; ik wil er dus ook een goeden prijs voor betalen." Plotseling zweeg hij en staarde verschrikt in de verte, waar, in een scherpe bocht van den weg, ver achter de calèche, een dun rookpluimpje was zichtbaar geworden. „Goeie genaderiep hij opgewonden uit, „is dat niet de trein van 10.15 uit.. Een verwijderd gepuf en geronk overstemde de geluiden in de onmiddellijke nabijheid van de farm. „Als het paard daar maar niet van schrikt." merkte Mr. Horfman op. ..Zoolang de man het dier maar in zijn macht houdt „Let op de merrie, jongeman riep Mr. Horf man tegen Madoc. „Houd haar stevig vast Ze moet niets van treinen hebben In de verte weerklonk een lang aangehouden, schril en doordringend gefluit. „Daar heb je 't al - Het paard slaat op hol." En inderdaad, bij het hooren van het langge rekte fluitsignaal was het paard geschrokken, overeind gesprongen en op hol geslagen. Het rende vooruit, de ooren naar achteren, het gebit tusschen de tanden, en trok en sleurde de calèche achter zich aan als was het een stroozak. De weg was goed, vrij effen zelfs, maar hier en daar waren gaten, hier en daar lagen enkele losse steenen, die het lichte wagentje, dat in razende vaart over den weg voortvloog, deden schokken en zwaaien. Geen enkel ander voertuig in zicht, alleen, heel in de verte, de zwarte stip, die puffend en zwoegend naderkwam, elk oogenblik grooter en grooter werd en plotseling opnieuw een schril fluitsignaal uit zond. Nog één minuut, en de expresse van 10.15, die met een vaart van dertig mijl per uur voort- donderde, zou de zenuwen van het paard tot razer nij brengen. Een tweetal van Mr. Crum's mannen renden het erf over, anderen sprongen over de omheining op den weg en trachtten de calèche nog tijdig voor ze zou zijn omgeslagen, te bereiken. „Haal den wagen buiten, vlug, vooruit 1" „Maar mijn beste Mr. Crum.wat wilt u be ginnen - Het ongeluk is gebeurd nog voor. „Héla, hé, wat gaat die kerel beginnen? Hé, houdt hem eens. Want Madoc was plotseling op den rug van de merrie gesprongen, en vloog het paard, de calèche en de 10.15 tegemoet. „Hij heeft niet het recht om.Die merrie. tweehonderd guineas is ze waard „Ja, maar het is nu mijn merrie, niet zei Mr. Crum, „en bij Madoc is ze in goede handen." Maar Mr. Horfman vreesde, dat er, voor hij het geld in handen had, iets met het dier kon gebeuren, dat den verkoop zou verhin deren. „Ik begrijp niet, dat u een vent in dienrt houdt, die „Ik zeg u, dat het dier aan Madoc is toevertrouwd Lanqe Madoc reed als een duivel, zijn voor hoofd raakte bijna den nek van de merrie. ..Hij breekt nog haar pooten I" „Maakt u zich niet bezorgd antwoordde Mr. Crum. „Hij was verdwenen, vóór ik mijn mond kon opendoen. Waarom. „Ik zeg u toch, dat hij geen domheden zal begaan." „Maar de merrie „Och, loop naar de maan met die mer rie zei Mr. Crum geïrriteerd hij liep de treden van de veranda af en ging naar den auto, dien men intusschen uit de garage had gehaald. Een zestal mannen bevonden zich thans op den weg twee van hen renden den weg op en tweehonderd meter voor hen uit vloog Madoc met zijn merrie als een duivel voorwaarts. In de verte vluchtte het paard, zoo hard als het kon, wèg van dien la- waaierigen vijand achter zich, terwijl de calèche als een stroozak achter het dier aanslierde. Het lichte wagentje zwenkte en zwaaide gevaarlijk, en liep elk oogenblik kans over een steen om te slaan. De twee vrouwen klemden zich verstijfd van schrik, met starende oogen en met een mond. die in een angstkreet verstard was. aan de kussens, en aan alles wat zij maar grijpen konden, vast de oude man op den bok had zijn macht over het paard totaal ver loren, en nog geen halve mijl achter hen donderde de trein naderbij. Een onheil was onontkoombaar tenzij de machinist of de stoker zag wat er gaande was en de situatie tijdig genoeg begreep om de remmen in werking te brengen. Anders zou er binnen de zestig seconden niet veel meer dan een ruïne over zijn van paard en rijtuig, en van Lance Madoc en zijn merrie eveneens. Want wat kon die dwaas van een Lance nog doen Het paard afleiden Het bij de teugels grijpen Daar was geen tijd voor De 10.15 raasde naderbij en zou hen hebben verpletterd, lang voor.... Een filmheld zou het misschien kunnen. Fairbanks of Tom Mix, maar niet zoo'n dwaas als Lance. „Nu, wat drommel. Het was Mr. Horfman, die deze woorden mom pelde hij was op de veranda achtergebleven en er restte hem daar niet veel meer dan maar stilletjes af te wachten. Mr. Crum heeft achter het stuur van zijn wagen plaats genomen en spoedt zich naar de plaats van het dreigende onheil. „Wat drommel....?" mompelt ook Mr. Crum in zijn wagen. Want Madoc heeft, in plaats van te trachten het paard tot stilstand te brengen, zijn merrie de spoorbaan opgedreven en de calèche voorbij laten ratelen. Meteen is hij wéér op den weg en zwaait hij zwaait met zijn zakdoek, zwaait met zijn armen, klemt zich met zijn knieën aan het zadel vast en zwaait maar.... totdat de merrie plotseling tot stilstand gebracht hem van haar rug slingert. i Wordt voortgezet l>rie grintte kleutertjes, tte /.aten een Itek. hartenn/i

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1931 | | pagina 7