0g &rf q
enaam
DIE ZICH SCHUIL HIELD
Het begon donker te worden en de kaarsen
straalden hun zacht licht uit door 't fraaie
vertrek met de kostbare versieringen en
over ai het zilver en kristal, waarom Van-
court Towers even beroemd was als om zijn schil
derijen en curiositeiten.
Esther, aan het hoofd van de ovale tafel gezeten,
was tamelijk stil en verstrooid en liet de conversa
tie hoofdzakelijk over aan miss Worcester maar
mr. Selby Layton was volkomen op zijn gemak en
praatte opgewekt met de vloeiende welbespraakt
heid der goede kringen. Nu en dan keek hij naar
het jonge meisje en bij eiken blik groeide zijn
bewondering aan. Er was een sprekende uitdruk
king in de donkere oogen, een uitdrukking, welke
verdiepte, als ze 'n enkelen keer geanimeerd deel
nam aan het gesprek, wanneer dit een wending
nam, die haar interesseerde.
Palmer en z'n twee livreibedienden kweten zich
op perfecte wijze van hun taak, en ofschoon het
diner zoo zeer verlaat was, was het buitengewoon
goed. Toen het dessert was opgediend en de bedien
den verdwenen waren, herinnerde Esther zich haar
plichten als gastvrouw.
..Wil u port of bordeaux, mr. Layton?" vroeg
ze. ..Ik heb ze hier allebei zal ze even doorgeven.
En nu wil u zeker graag rooken, niet? Rooken
mannen niet altijd na het eten Aan het einde van
de hall is de biljart- en rookkamer, maar u zult
't misschien niet leuk vinden om daar alleen te
zitten. U mag hier gerust rooken. Wij wachten even
tot u 'n sigaret hebt opgestoken, want wij houden
wel van sigarettenlucht, niet tantetje
Een ander zou misschien hebben aangevoerd,
dat hij niet hoefde te rooken, maar Selby Layton
was te slim voor zulk een banaliteit. Hij haalde
dadelijk zijn zilveren sigarettenkoker te voorschijn.
Esther treuzelde nog even en stond toen op.
„U zult het salon wel vinden, hè mr. Layton.
Maar u hoeft geen haast te maken, hoor."
Toen hij de deur voor de dames had geopend,
keerde Selby Layton naar z'n plaats terug en ging
genoeglijk zitten rooken. Hij was echter diep in
gedachten en zijn oogen dwaalden de kamer door
■tin afwisselend te blijven rusten op de schilderijen,
het porcelein, de bronzen en het antieke kristal.
,,Ja, ze is mooi," mompelde hij, „en 'n dame.
Vreemd hoe ze weet te kijken en te praten, alsof
ze haar leven lang gewend was aan dit alles 1
Ze heeft onder het diner nauwelijks met me gespro
ken en den halven tijd luisterde ze niet eens. Waar
zou ze over piekeren Die oude dame is gemakke
lijk genoeg zoo week als was maar dat meis
je In elk geval heb ik vast 'n goed begin ge
maakt. Er kan nog niemand anders wezen en.
Hij ging niet verder, maar wendde z'n hoofd
om en keek aandachtig naar z'n spiegelbeeld in
den ouden spiegel naast hem.
Esther liep dadelijk naar de piano en begon
zacht en droomerig te spelen, zoo zacht, dat het
miss Worcester niet hinderen kon bij het praten.
..Hij lijkt echt aardig, Esther," zei ze, het brei
werk opnemend, waaraan Esther van kindsaf
gewend was. „Hij is advocaat, maar hij practiseert
niet. Ik denk, dat hij 'n eigen inkomen heeft. En
hij verkeert in de beste kringen. Hoorde je, dat
hij 't over Lady Blankyre had
„Neen, ik heb niet aldoor geluisterd," zei Esther
verstrooid. Hoe zelfbewust, bijna ruw had die
jonge man, „de landlooper", haar bevolen van de
merrie vandaan te blijven Ik dacht ergens
anders aan."
„Je bent zoo droomerig, lieve Esther," zei miss
Worcester met vriendelijk verwijt. „Ik herinner
me wel, dat ik je daar al op gewezen heb, toen je
nog 'n kind was. Hij woont op kamers in Claremont
Street, May Fair, en hij is dol op muziek en enne
op kunst en zoo. Hij lijkt me zeer ontwik
keld."
„Ja?" zei Esther. Hoe aardig kon die „landloo
per" met z'n hond praten. Als zij 'n hond was ge-
DOOR CHARLES GAR VI CE
weest, was hij misschien tegen haar ook niet zoo
ruw geweest.
„O, ja, bepaald. En heb je z'n handen gezien,
Esther
Ik geloof niet, tante."
„Echt mooie handen haast als van 'n vrouw."
„Ik houd niet van kleine handen bij 'n man
'n teeken van zwakte. En in elk geval is dat iets,
dat ons, vrouwen, toekomt."
„Onzin, Esther En hij is werkelijk echt vriende
lijk en voorkomend. Hij heeft geinformeerd naar
den jongen baron, dien armen Sir John
Esther hield op met spelen en met plotselinge
belangstelling keek ze om.
„Ja Waarom heeft hij dat gedaan En wat
heeft hij ontdekt
„Ontdekt Niets meer dan we zelf weten. Maar
je kan er hem naar vragen. Daar komt hij aan. Zou
hij likeur willen hebben bij z'n koffie, Esther
Ik heb wel eens gehoord, dat mannen 'n likeurtje.."
Esther haalde de schouders op.
„Dan zal Palmer daar wel voor zorgen."
Zij keerde zich om, toen Selby Layton binnen
kwam met het luchtige zelfbewustzijn van een
man. die weet, dat hij er goed uitziet.
„Bent u iets te weten gekomen van m'n neef
als hij m'n neef is - Sir John Vancourt, mr. Lay
ton vroeg ze op de haar eigen impulsieve
manier.
Hij kwam naar de piano en leunde er tegen aan,
met gebogen hoofd, met een aangename mengeling
van eerbied en een zich-thuis-voelen.
„Ik heb naar hem gezocht," zei hij, „maar ik
heb niet veel nieuws kunnen ontdekken niet
veel meer dan reeds bekend is. Sir John hij is
een neef van u, maar in den zooveelsten graad
is zonder twijfel in Australië gestorven. Hij is
dood geschoten door bandieten en werd onmiddel
lijk na den moord door de politie gevonden. Ze
identificeerden hem en schreven naar de heeren
Floss Floss."
Esther boog zich over de piano en zachtjes
raakte ze de toetsen aan.
„Arme kerel," zei ze langzaam. „Z'n leven juist
te moeten verliezen als het waard wordt geleefd te
worden 1"
Mr. Layton keek met sympathieke oogen op
haar neer. Toen vertrok zijn mond even en Esther,
die dit dadelijk opmerkte, keek hem onderzoekend
aan.
„Vindt u ook niet vroeg ze.
Selby Layton scheen even te aarzelen.
„Hij had leelijk de koorts volgens de politie
en al was hij niet doodgeschoten, dan zou hij
waarschijnlijk toch niet in leven zijn gebleven.
Ik vrees, dat hij ruw geleefd heeft."
Esther's vingers stonden opeens stil, alsof dit
haar interesseerde.
„Hoe weet u dat?" vroeg ze.
„Ik heb 'n man ontmoet, die in dezelfde streek
gewoond heeft en die wel van Sir John hij
noemde zich Arthur Burton had gehoord, en
die vertelde me, dat Arthur Burton leefde als 'n
bezetene. De dolste verhalen werden van hem
verteld. Hij moet 'n woesteling zijn geweest. Hij
KORTE INHOUD VAN HET VOORAFGAANDE:
In de binnenlanden van Australië leven in een hut Arthur
Burton en Jack Gordon. Zij zijn, zonder 't te weten, familie
leden van elkander en heetcn beiden Vancourt. Burton ont
vangt een brief, waaruit hij verneemt, dat hij tot algemeen
erfgenaam van de nalatenschap van zijn oom is benoemd.
Door 'n toeval ontdekt hij, dat Esther Vancourt, die in geval
van zijn overlijden erfgename zou worden, een zuster is van
Jack Gordon. Bij 'n nachtelijk gevecht met roovers sneuvelt
Gordon. Voor politiehulp komt opdagen weet Burton den
erfenisbrief in de kleeding van zijn overleden vriend te bren
gen, terwijl hij zich zelf voor Jack Gordon uitgeeft. Zoo erft dus
Esther Vancourt de bezittingen en rijkdommen van haar ooin.
Jack keert naar Engeland terug. Hij ontmoet Esther, die thans
met haar tante het landgoed Vancourt Torvers bewoont.
Door 'n samenloop van omstandigheden komt Jack bij Esther
Vancourt in dienst. Als gast logeert op het landgoed een ver
familielid Selby Layton, die zich bij Esther weet in te dringen.
had 'n vriend bij zich kame- X]
raad noemen ze dat net zoo IN O. O
roekeloos en ruw, als hij zelf. Ik
vermoed, dat dat de man was, die bij hem was, toen
hij stierf
„Hoe heette die kameraad van Arthur Bur
ton het is niet makkelijk te bedenken, dat Bur
ton Sir John Vancourt was," zei Esther peinzend.
„Dat weet ik' niet," zei Selby Layton. „Mijn
zegsman de man, die me dat allemaal vertelde
wist niet hoe hij heette en vreemd, de politie gaf
den naam ook niet op. Misschien wisten ze hem
niet, ofwel ze hadden hem vergeten."
„Wat gebeurde er met dien anderen man?"
vroeg Esther. „Ik zou hem wel eens willen zien,
om hem zelf over Sir John te hooren."
Selby haalde de schouders op.
„Hij was opeens verdwenen, en niemand heeft
hem meer kunnen vinden, ofschoon de politie z'n
getuigenis noodig had. Ze hebben naar hem gezocht,
maar ze konden geen spoor van hem ontdekken.
Ik denk, dat 't daarginds gemakkelijk is om je te
verbergen er zijn daar altijd menschen genoeg,
die iemand helpen willen om te ontsnappen."
Esther fronste haar wenkbrauwen.
„Maar waarom zou hij hebben willen ontsnap
pen mompelde zij, meer tot zich zelf dan tot
mr. Layton.
Hij glimlachte en haalde weer z'n schouders op.
„Daar zal hij waarschijnlijk wel redenen genoeg
voor hebben gehad," zei hij. „Maar wat kan hij
ons eigenlijk schelen
„Hij was de vriend van Sir John hij was bij
hem, toen hij stierf," zei Esther op zachten toon.
„O, ja, ja dat is zoo murmelde mr. Layton
op sympathieken toon. „Maar ik weet, dat er be
wijzen genoeg zijn voor den dood van Sir John ook
zonder de getuigenis van den vermisten man. Er
is geen twijfel aan, dat u hier de rechtmatige be
zitster bent, miss Vancourt."
„Neen, dat denk ik ook niet," zei Esther met
'n zucht. „Is dat al wat u gehoord hebt, mr. Lay
ton
„Ja, dat is alles,"zei hij, na even nadenken. „Ik
dacht wel, dat u het graag zou willen hooren."
„Ja, zeker. Ik ben u zeer dankbaar. Ik vraag me
af, of u misschien nog meer voor me zou willen
doen
Zij zag hem ernstig aan en de oogen van Selby
Layton schitterden. Er was niets, dat hem meer
welkom wezen kon, dan dat hij de erfgename van
Vancourt Towers op eenige wijze zou kunnen ver
plichten.
„Ik zou zeer vereerd en buitengewoon verheugd
zijn, als ik u ook maar eenigszins van dienst kon
wezen, miss Vancourt," zei hij met precies de
juiste mate van ijver.
Esther aarzelde enkele oogenblikken, terwijl
ze de toetsen zoo zachtjes aanraakte, dat ze geen
geluid gaven.
„U weet, mr. Layton," zei ze ten slotte met een
lichten blos op haar gelaat, „dat ik alles, al wat
Sir Richard bezat heb geërfd gekregen
de landerijen en 't huis en 't geld."
„Ja," zei hij eenvoudig, „en ik ben er zeker van,
dat het niet in betere handen had kunnen val
len."
„En ik denk, dat het moeilijk in slechtere han
den had kunnen vallen zei Esther met 'n kleur.
,,'n Jong meisje, aan geen weelde gewoon Maar
daar hebben we 't niet over u zou, uit beleefdheid,
volhouden wat u hebt gezegd. Ik wilde enkel zeg
gen, dat ik graag wat van m'n geld met de andere
familie zou willen deelen."
Mr. Layton boog het hoofd.
„Allemaal heel verre verwanten," mompelde hij,
„zoo ver af, dat er niemand in aanmerking kon
komen voor den baronnetitel, die nu is uitgestor
ven."
„Ze zijn geen verdere familieleden dan ik," zei
Esther, „en ik begrijp best, dat ze zich teleurgesteld