DOOR BARONESSE ORCZY Maar als een caoutchouc-pop is hij bijna op hetzelfde moment weer overeind en in het zadel, en terwijl hij zijn eenen arm rondden nek van de merrie slaat, zwaait hij met den anderen. „Goed gedaan, wijfje We hebben elkaar begre pen. De lui op de locomotief hebben ons gezien. Over dat stomme paard en dat rijtuig hoeven we ons nu verder niet bezorgd te maken Hij ziet er verschrikkelijk uit. Bloed stroomt over zijn gezicht en over zijn handen. En warm 1 Zijn hemd kleeft aan zijn gespierde schouders. Zijn boord is verdwenen, en zijn broek hangt bij zijn knieën aan flarden. Gelukkig dat niemand op hem let. De 10.15 is een tweehonderd meter verder tot stilstand gebracht en de reizigers klim men naar buiten om te zien wat er gaande is. De menigte verdringt zich rond de calèche en het zweetende, huiverende paard. Geen mensch let meer op Lance en de merrie wat maar gelukkig is. Hij kalmeert haar, en verzekert haar, dat ze een flinke, dappere meid is geweest. „We zullen over de wei terugrijden," zegt hij tegen het paard, „dan ziet geen mensch ons. Ik zal je eens flink wrijven, dan ben je weer heelemaal de oude als ze je noodig hebben." Door het hek voert hij de merrie naar de weide. De menschen en de calèche kunnen hem niets schelen hij is alleen benieuwd om te weten, of de beide dames en het paard er goed zijn afgekomen. Een half uur later is hij weer toonbaar een van de meiden heeft een zakdoek om zijn bloedend hoofd gebonden, maar als hij zijn hoed op heeft, ziet geen mensch het. De merrie is weer zoo rustig en gehoorzaam ais je maar wenschen kunt. Zoo rustig, dat ze niet eens op de honden let, die het tot hun plicht rekenen altijd wat aan het kabaal en lawaai rond 'n farm toe te voegen „Hè, Madocl Ma-a-a-doc! Waar zit je? O, ben je daar. De baas moet je hebben." „Ik was met de merrie bezig." „Dat is goed." Mr. Crum stond voor het huis. „Zeg, Madoc, zou je de dames naar huis willen rijden „Ja, sir." „Wat een geluk, dat je de aandacht van den machinist wist te trekken 1" „Ja, sir." „Nog een minuut en...." „Ja, sir." „Goed. Kijk dan eens, of het paard van Mrs. van Menterghem niets heeft op- geloopen, en of er niets aan het rijtuig is gebroken. Span 't paard dan maar weer voor, en wacht op de dames." „Ja, sir." „Weet je Bootham te liggen „Ja, sir." „Goed. En kom dan weer dadelijk terug. Het is hier nog geen vijftien mijl vandaagze zullen je ginds wel een motor leenen." „Ja, sir." Mr. Crum zweeg even, trok eens aan zijn sigaar, en merkte terloops op „Je bent toch niet gewond, Madoc „O, neen, sir." „Goed Schiet dan maar op." Lance Madoc had willen vragen, hoe de dames het maakten, maar hij was niet iemand die veel vragen stelde; bo vendien behoorden een op hol geslagen paard en een verijdeld ongeluk tot de dagelijks voorkomende gebeurlijkheden. En als de dames nu weer naar huis terugwilden, zouden ze zich wel niet zoo erg slecht voelen. Later vernam hij, dat toen de trein een honderd meter achter de calèche tot stilstand was ge komen, het paard was blijven doorhollen totdat Mr. Crum met zijn auto dwars over den weg was gaan staan. Het arme beest, dat buiten zichzelf was van angst, zou zeer waarschijnlijk het wagentje te pietter heb ben geloopen, als niet op dat oogenblik twee mannen in de nabijheid waren geweest en het dier bij den teugel hadden gegrepen, en het op deze wijze tot staan hadden gebracht. Het beest beefde en tril de als een espeblad. Mrs. van Merterghem was in zwijm gevallen en werd het huis binnengedragen, maar noch de koetsier, noch de verpleegster waren gewond. Het behoeft nauwelijks gezegd, dat Mrs. van Menterghem zich voor geen geld ter wereld meer aan dienzelfden ouden koetsier toevertrouwde, en dat Mr. Crum haar daarop een van zijn mannen ter beschikking had gesteld. „Hij kan uitstekend met paarden overweg," verklaarde hij. „Hij brengt u veilig thuis, Mrs. van Menterghem. U behoeft zich over niets ongerust te maken." „O, neen, Mr. Crum, als u zegt dat ik met uw man in veilige handen ben, dan geloof ik dat. Willen we dan maar gaan wendde zij zich tot de verpleegster. De zuster scheen zich eenigszins ongerust te maken over den man, die den trein tot staan gebracht en hun beider levens gered had. Zij wilde hem zien en Mrs. van Menterghem zou hem ook wel graag willen zien, gaf ze te verstaan. „O!" antwoordde Mr. Crum, „maakt u zich niet bezorgd over hem. Al mijn mannetjes zouden, als ze de kans hadden gekregen, precies hetzelfde hebben gedaan. Lance stond toevallig naast de merrie van Mr. Horfman, en Ik- tuinier nan V Schiedamxclieprachtige Julianapurk. „Lance?" vroeg de verpleeg- \T r ster, en ze fronste even haar wenk- IN O» O brauwen. „Lance Madoc," vulde Mr. Crum aan. „Iemand, die uitstekend met paarden weet om te sprin gen. Hij 2al u naar huis rijden. Maakt u zich dus niet bezorgd." „Zei u Lance Madoc „Ja, Lance Madoc." „O 1" antwoordde de verpleegster met een grap pig stembuiginkje. En toen Mrs. van Menterghem, die zich nog erg slapjes voelde, eindelijk veilig en wel in het rijtuig zat, in den rug en opzij met kussens gesteund, gluurde de verpleegster haastig naar Lance Madoc, die naast den ouden koetsier op den bok zat. - „Grappig, dat jij het juist moet zijn," meTkte ze met haar rustig glimlachje op. VIERDE HOOFDSTUK TU^r. Crum had gezegd, dat Bootham nog geen vijftien mijl van zijn farm lag, maar 't leek meer op achttien. Een rit van twee uur met een paard, dat nauwelijks van zijn schrik bekomen was, en elk oogenblik een nieuw onheil kon aanrichten. Lance Madoc moest al zijn aandacht op het dier concentreeren, hetgeen met een gewond hoofd en bloedende handen niet gemakkelijk was, vooral niet, toen de zon tegen den middag zeer heet begon te worden. Zijn eenige troost was dan ook, dat er geen stof was. Lance (die een filosofischen inslag had gekregen) herhaalde dan ook telkens „Geluk kig, dat er geen stof is 1 Gelukkig, dat er geen stof is 1" totdat hij er eindelijk in geslaagd was er zich zelf van te overtuigen, dat alles nog lang niet zoo erg was als het scheen. Later, toen Mrs. van Menterghem weer veilig en wel in bed lag, en wilde weten, hoe het met den jongen man gesteld was, „die onze levens heeft gered, lieve zuster Browne", stelde de verpleegster voor eens te gaan zien, hoe hij het maakte. Hij zat in de keuken voor een onaangeroer- den maaltijd, bestaande uit koud rund- vleesch met augurken, leunde met allebei zijn ellebogen op tafel, en liet zijn pijn lijk hoofd, dat onhandig met een vuilen zakdoek verbonden was, in zijn al even pijnlijke handen rusten. „Zoo 1" zei hij zwakjes, toen zij binnentrad. Hij trachtte te glimlachen en op te staan, want hij was oprecht blij haar te zien, maar deze poging vergde te veel van zijn krachten en zij, met de haar eigen practische zakelijkheid, beval hem streng te blijven zitten. „En verroer je niet voor ik terug ben," voegde zè er bevelend aan toe. Zij ging weg, en keerde enkele «ogen blikken later, gewapend met flesschen, pleisters en verband, terug. Lance liet haar met zich begaan, zooals twee jaar geleden na 't spoorwegongeluk. Haar sterke, kun dige handen verwijderden den vuilen zak doek, reinigden de wond, verbonden deze opnieuw, en toen ze klaar was, gaf ze hem een bemoedigend tikje op zijn schouder „Zoo, dat is al weer in orde. Het spijt me, dat ik je pijn heb moeten doen." Madoc zat met gesloten oogen. Twee jaar Was het werkelijk al twee jaar ge leden, dat zij met diezelfde bedreven handen zijn wonden had opgelapt, en met diezelfde rustige, bezadigde, bijna onaandoenlijke stem zijn zenuwen tot kalmte had gebracht Zij schenen van hem af te vallen, die twee jaar, en op nieuw zag hij zichzelf in die kamer met de lage, witte zoldering en het open venster, waardoor een geur van vochtige aarde en bottende knoppen binnenwoei. „En," onderbrak haar rustige, prac tische stem zijn gedrooin bevalt je je nieuwe betrekking goed

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1931 | | pagina 8