^)e &r/ge naam DIE ZICH SCHUILHIELD D O 1 R CHARLES GARVICE De vorige meesterknecht had „bijna voor al het werk op de boerderij gezorgd", maar hij had het al heel slecht gedaan. Jack's scherpe oogen ontdekten fouten en ver- waarloozing van alle kanten. .En dan verbazen ze er zich nog over, waarom de landbouw in Engeland geen winst oplevert," zei hij tegen Bob, maar op zoo zachten toon, dat Georgie het niet kon hooren. „Ik zou wel eens willen weten, wat de boter en de eieren van miss Vancourt haar kosten. Me dunkt ongeveer zes gulden het pond en drie gulden per dozijn. Enfin, oude jongen, we zullen probeeren, dat 'n beetje te .veranderen. En wat zullen we daar 'n dank voor krijgen! Maar dat hindert niet zoodra onze vriend Martin weer beter is, gaan we er toch vandoor." Ze kwamen bij de woning van den meesterknecht een eind van de portierswoning vandaan en Jack vond het 'n aardig huisje met drie kleine kamers, 'n strooien dak en 'n verwilderd tuintje, waarvan clematis over de muren klom en rondom de kleine venters. Jack dacht aan de leelijke herdershut ver weg in Australië en bewonderend keek hij naar het huisje en zuchtte. Hij ging naar binnen. Een van de meisjes had vuur aangemaakt en de slaapkamer en zitkamer zagen er gezellig uit. „We zijn hier fijn terecht gekomen. Bob," zei hij. ,,'t Is haast jammer, dat we hier niet blijven kunnen. Zet de ramen maar open, dan ben je de beste," zei hij tegen het meisje. „Ik ben zeer zwak en de dokter zegt, dat ik volop frissche lucht moet hebben." Zij keek met open mond naar de krachtige gestalte en glimlachte toen ze deed, wat hij haar vroeg. Jack vervolgde zijn inspectietocht. Hij hoorde van George, dat de noodige werklui op het land goed konden worden aangevraagd en hij beval hem ervoor te zorgen, dat er den volgenden ochtend 'n paar lui waren. „Ze hoeven geen bezem mee te brengen, Georgie", zei hij. „Er is hier 'n nieuwe bezem en die is van plan om goed schoon te vegen." Georgie's mond werd zoo groot als 'n schuurdeur en de oogen puilden haast uit z'n hoofd hij begon bang te worden, dat de nieuwe meesterknecht gek was, want er was immers nergens 'n bezem te zien I Jack kwam tegen den tijd van het avondeten weer in de portierswoning. Martin sliep, maar Nettie was wakker en nadat hij z'n gezonden eetlust had gestild, rookte hij 'n pijp en praatte met inrs. Martin over de boerderij. „Ik zal maar m'n gang gaan, zonder Martin lastig te vallen, vindt u ook niet zei hij. Mrs. Martin zei dankbaar, dat ze dit best vond. „Hij doet precies wat hij wil," zei ze. „Miss Vancourt bemoeit zich nergens mee en vraagt nooit ergens naar." „Eigenaardig!" zei Jack. „Is dat Nettie, die ik daar hoor Mag ik haar even goeden nacht gaan zeggen Hij ging de kamer in naar het kind, dat naar hem had liggen luisteren en hem nu met glinsterende oogen be groette. „Hoe heet je?" vroeg ze. „Jack Gordon." Jack vind ik leuk," zei ze. „Maar goed, dat er twee namen zijn om uit te kiezen, hè zei hij met vroolijk twinkelende oogen. Ze lachte. ,.'k Vind jou ook leuk. Ik wou, dat je den heelen nacht bij me bleef zitten om vertelseltjes te vertellen. Ken je veel vertelseltjes?" „Hoopen I" verzekerde Jack. „Ga nou mooi liggen en doe je oogen dicht, dan kan je veel beter luisteren, heusch I En dan vertel ik je wat." Langzamerhand werd zijn stem zachter en toen ze in slaap gevallen was, kuste hij haar en sloop de kamer uit. Mrs. Martin had staan kijken met de dankbaarheid van een moeder. „U u bent een goede man," zei ze verlegen. „Ik begrijp best, dat 't kind dol op u is." Jack ging naar z'n eigen huisje met die woorden, die hem 'n beetje verlegen hadden gemaakt nog in z'n ooren. Halverwege bleef hij staan en keek om zich heen. Hij had heelemaal geen slaap en hij verlangde er op eens naar Vancourt Towers bij maanlicht te kunnen zien. Hij verzette zich eerst tegen dat verlangen, maar het werd hem te mach tig, en hij sprong over de lage omheining van het park en wandelde langzaam op het huis toe. Licht stroomde uit de vensters en vermengde zich met het maanlicht, dat stralend het mooie, oude huis bescheen. Jack voelde een vreemde droefgeestig heid. Dit prachtige oude landgoed behoorde hem toe I O neen, dat was niet waar I Het was van Esther Vancourt. Met een zucht wilde hij omkeeren, toen hij de klanken hoorde van een piano en toen een man- nestem, die zong. Hij leunde in de schaduw tegen het terras aan en luisterde. „Mooie stem zingt als 'n kerel uit 'n opera. Wie zou dat wezen Er was een pauze toen hoorde hij de twee stemmen. „Dat is miss Vancourt." zei hij bij zichzelf. Ik weet 't zeker, al weet ik niet waarom, 'k Hou meer van haar stem dan van de zijne." Zijn droefgeestigheid veranderde in melancholie. Hij voelde zich als een uitgestootene, nu hij daar buiten stond, luisterend naar de H stemmen, die uit het huis klonken. IN O. „We moesten maar naar bed gaan, jongen." zei hij tegen Bob, die neerlag aan de voeten van zijn meester, met gespitste ooren. Blaf niet en geef geen geluid, Bob, want we zijn op verboden terrein. Verboden terrein I Groote hemel, als 't niet zoo afschuwelijk ernstig was, zou het vermakelijk wezen I" Hij wachtte tot het duet uit was toen ging hij naar bed. Hij viel onmiddellijk in slaap Bob lag naast het bed. Maar midden in den nacht sprong Bob opeens jankend overeind, want z'n meester zat met uitgestrekte hand in bed en riep: „Neen, neen, kerel! Ik houd m'n belofte! Je zusje maakt 't best I Ik houd m'n belofte, ik zal haar niets afnemen, oude jongen I O hemel I Hij is dood I" Het janken van den hond deed hem wakker worden. Het zweet stond op zijn voorhoofd en hij beefde over zijn geheele lichaam, zooals in dien nacht toen zijn kameraad gestorven was. In orde. Bob," zei hij, en zijn stem trilde nog. „Ik heb enkel gedroomd. Ga liggen alles is in or de." ZEVENDE HOOFDSTUK. ■"poen Jack den daaropvolgcnden ochtend wakker werd, was hij, ondanks zijn droom, zoofrisch als 'n hoentje. Had hij misschien ooit nog getwei- feld in z'n besluit om zich op te offeren, voor de zuster van zijn vriend, de droom van dien nacht had dat besluit bekrachtigd. „Je hoeft me niet meer te komen vermanen, oude jongen," zei hij. „Ik zal m'n woord houden I" Vroeg in den morgen ging hij naar een afgelegen gedeelte van de boerderij, waar hij een en ander in alles behalve goeden staat vond, en nadat hij Georgie en de mannen aan 't werk gezet had, l.ichli'ul op <ie l/aa*.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1931 | | pagina 16