No. 18 VRIJDAG 17 JULI 1931 359 ging hij naar de portierswoning om te ontbijten. Mrs. Martin stond al naar hem uit te kijken en verwelkomde hem op haar verlegen manier en Nettie, die z'n voetstap hoorde, kraaide „Ben jij dat, meneer Jack? Kom je me dag zeggen ..Ik moet eerst wat te eten hebben gehad," riep Jack terug, „anders komen er ongelukken van. Ik heb eens 'n klein meisje opgegeten ongeveer net zoo groot als jij omdat ik toevallig bij haar in de huurt kwam toen ik honger had, en ik had toen nog niet half zoo'n honger als nu 1" Martin is aan 't tobben," zei mrs. Martin. „Hij wil u graag spreken." Jack knikte. Hij hoeft nergens over te tobben. Ik zal hem dadelijk op z'n gemak zetten." Hij ontbeet en ging toen terstond naar boven, naar den nu volkomen nuchteren en berouwvollen boer. Ik kom verslag uitbrengen," zei hij, terwijl hij op den rand van 't bed ging zitten. „Blijf liever liggen. Dat been doet zeker pijn, hè Zoo'n been wil nou eenmaal niet gebroken wezen je kan het buigen zooals je wil, maar je moet 't niet breken 1 Ja zeker, ik heb <k heele boerderij gezien. Wat ik ervan denk? Nou ja Daar is dat stuk tand, dat moet worden omge spit," begon Martin klagelijk op verontschuldigen den toon. „Het had al eer moeten gebeuren, maar ik had aldoor te weinig menschen Ik heb er Georgie al aangezet, met 'n paar vogelverschrikkers, die zich zelf. God betere het, boerenarbeiders noemen." En dat veld bij den berg „Ja, dat heb ik gezien. Het beste stuk land, dat je hebt, .zou ik zeggen. Maar met al die boomen er omheen kan je nooit een goeden oogst verwachten." Ja, ja, je hebt gelijk," viel Martin in. „Dat weet ik natuurlijk ook wel, maar wat kan ik er aan doen Sir Richard zou nog geen boom hebben laten om kappen als 't om zijn leven te doen was geweest, en zeker niet voor wat koren." Maar Sir Richard is er nu niet meer,'.' zei Jack. „Nu is miss Vancourt de eigenares en zij geeft misschien niet zoo veel om die boomen." ..Mogelijk," gaf Martin toe, „maar ik heb nog geen tijd gehad om 't haar te vragen." Je zou er geen vijf minuten voor noodig hebben," merkte Jack op. En ik praat er liever niet over," zei Martin. „Sir Richard vloekte me altijd de huid vol, als ik maar over 'n boom sprak." „En denk je nou, dat z'n nichtje dat ook zal doen Nou, ik ben niet bang voor 'n paar leelijke woorden en als je wil, zal ik 't haar wel vragen." Martin zuchtte van verlichting. „Ik dacht wel, dat je het doen zou. Zeg maar, dat ik je gestuurd heb en dan zal ze je wel behoorlijk ontvangen, denk ik." „Juist," zei Jack. „Ik zal meteen maar gaan. Die boomen moeten eruit, of dat veld is verloren. En maak je nu maar nergens ongerust over. Kan ik nog iets voor je doen Martin zag er zeer verlegen uit. „Ik had 'n flesch met fijne oude whiskey, weet je nog wel Ik geloof, dat 'n borreltje me goed zou doen „Spijt me," zei Jack kalm, „maar die heb ik gisteravond in beslag genomen." Martin keek hem aan met een mengeling van spijt en bewondering. „Je moet 'n sterken kop hebben, baas," zei hij somber. „Zoo-zoo," zei Jack. „Maar whiskey is, vanm'n prilste jeugd af, m'n meest geliefde drank geweest. Die heeft me gemaakt tot wat ik nu ben meester knecht op de boerderij van Vancourt Towers Neen, m'n beste Martin, zoo lang dat been van je nog niet in orde is, zal je een nieuwen drank moeten probeeren. Je zal hem in 't begin wel vreemd vinden maar na een poosje zal je er vast smaak in krijgen." „Wat dan vroeg Martin twijfelend. „Water!" zei Jack grinnekend en toen hij de kamer uitging, hoorde hij nog 'n zwaren zucht van Martin. Nadat hij nog even bij Nettie was geweest, ging hij met Bob naar de Towers. Het huis had er in 't maanlicht poëtisch en schilderachtig uitgezien, maar nu, in 't heldere zonlicht van den lentemorgen maakte het meer een imposanten indruk. Jack keek er somber naar, toen hij het terras naderde, maar hij zuchtte zelfs nietzijn droom kwam hem weer in de gedachte en verdreef alle begeerte uit hem. Hij had zijn bezittingen voor eens en voor altijd afgestaan en daar was 't mee uit Palmer, de butler, kwam hem bij de deur tegemoet en toen Jack op zijn koele, zelfbewuste manier, miss Vancourt te spreken vroeg, keek hij hem nieuwsgierig en wantrouwend aan. „Zeg miss Vancourt, dat de meesterknecht van Vrijdag in Maasland de boerderij haar gaarne even zou willen spreken," zei Jack. Palmer keek nog verbaasder. Hij kende veel boeren en hun knechts, maar geen daarvan zag er uit als deze pootige jonge kerel en geen hunner bewoog zich zoo vrij en gemakkelijk. „Als u in de bibliotheek wil gaan, dan zal ik miss Vancourt even vragen," zei hij. Jack knikte en daar hij zich de biliotheek her innerde, liep hij er onmiddellijk heen. Palmer was zeer verbaasd en meer nog, toen de meesterknecht van de boerderij naar het raam liep en naar buiten keek, „alsof 't goed van hem was", naar Palmer later aan de dienstboden vertelde. Toen Jack het uitzicht bestudeerd had en ver schillende plekjes had trachten te herkennen, wendde hij zich naar de kamer toe. Een der Van- courts was een boeken-maniak geweest en had een prachtige collectie weten te verzamelen en Jack liep langs de boekenkasten en las eenige titels van zeldzame exemplaren, van wier waarde hij slechts weinig besef had. Toen, om zich heenkijkend, zag hij een handschoen op de schrijftafel liggen. Het was een vrouwenhandschoen Suède maat zes en 'n half. Hij nam hem op, hield hem in z'n bruine hand en keek er peinzend naar. Het was een zacht ding, dat, evenals de stem in zijn droom, scheen te plei ten voor de eigenares ervan. Hij had nauwelijks tijd hem weer te laten vallen, toen Palmer terug kwam. „Miss Vancourt is niet in huis," zei hij. „O Waar is ze dan Weet u 't niet Palmer kon den koelen toon van dien jongen man in zijn afgedragen plunje niet verdragen en hij zei zeer stijf „Misschien is miss Vancourt in den tuin, en misschien „Is ze er niet," vulde Jack opgeruimd aan. „Ik zal eens kijken of ik haar vinden kan," En hij ging de deur uit, gevolgd door Bob, dien hij op het terras had laten wachten. Toen hij heenging, kwam hij een van de dienstboden tegen, die hem ver stolen opnam. „Wat 'n knappe jongen, mr. Palmerzei ze. „Wie is dat „Aan z'n manieren, om niet te zeggen z'n bruta liteit, zou je denken, dat hij familie is van de koningin, maar toevallig is het de nieuwe meester knecht van de boerderij," antwoordde Palmer vol waardigheid. Jack liep het terras af en dwars over 't grasveld, nu en dan om zich heen kijkend, maar hij ontdekte miss Van court nergens en zijn schouders op halend, sprong hij over de omheining van het park om den koristen weg naar de boerderij te nemen, toen Bob op eens, grommend, stil bleef staan. ,,'n Konijn, jongen vroeg Jack. „Bemoei je er liever niet mee Miss Vancourt of de opziener zouden er misschien niet van gediend wezen." Maar Bob's grommen veranderde in een blaffen van plezier, hij rende tus- schen de boomen door, en Jack zag, dat het konijn, in 'n witte jurk en met 'n parasol op, aan den voet van een grooten olm zat met 'n boek in de hand. Bob sprong op haar toe, drukte zijn neus tegen haar aan en kwispelde met z'n staart. Toen legde hij, met 'n zucht, die heel duidelijk zei„Wat fijn je weer te zien I" een van z'n ruige pooten op haar witte jurk en keek naar z'n baas alsof hij zeggen wilde „Hier is dat aardige meisje, dat we gisteren gezien hebben, je weet wel Jack nam z'n hoed af. Ik vraag u wel excuus voor m'n hond, miss Vancourt. Hij meent 't goed, maar hij is 'n beet je te vrij tegenover menschen, die in z'n smaak vallen Kom hier, Bob Esther boog het hoofd en drukte haar gezicht in Bob's zachten zijde-achtigen kop. „Roep hem, alstublieft niet I Het is lief van hem, dat hij me nog niet ver geten is." (Wordt voortgC2et

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1931 | | pagina 19