No. 22
moet je weten, en als je niet heel voorzichtig
met me bent, tuimel ik op den grond."
„U hoeft niet bang te wezen, miss," zei Giles.
„De oude Polly zal u best dragen, als u de teugels
maar niet te strak aanhaalt. Als u haar d'r gang
laat gaan, dan zit u bij haar als in 'n fauteuil."
De paarden werden gezadeld met de vlugheid,
waarmee miss Vancourt door al haar onderge
schikten werd bediend, en Giles ging terzijde staan,
om mr. Selby Layton gelegenheid te geven Esther
in het zadel te helpen. Maar het lukte Selby niet.
Hij deed twee of drie vergeefsche pogingen en
toen kwam Giles, die nieuwsgierig stond te kijken,
naar voren hij wees Esther, hoe ze haar voet
op zijn knie moest zetten en haar hand op zijn
schouder en tilde haar met gemak in het zadel.
U moet de teugels zóó vast houden, miss,"
wees hij, „heel losjes en u moet de oude merrie
niet plagen."
Toen ging hij naar Selby Layton, die, na vele
vruchtelooze pogingen, in het zadel was gekomen,
en hem nog steeds nieuwsgierig aanziend, zei hij
„U moet 't paard stevig in de hand houden,
meneer, maar miss Vancourt moet de merrie
laten gaan."
Selby Layton glimlachte op een superieure
manier en de bruine huppelde de laan in, gevolgd
door de merrie.
„Die meneer lijkt ook niet veel op 'n ruiter,
meneer Giles," zei de staljongen.
„Die rijdt als 'n kleermaker," vond Giles, ,,'t Zou
me niet verwonderen als die in 't zand moet bijten.
Maar met miss Vancourt zal 't best gaan, als ze
den toom niet te stijf houdt. Ik had misschien
beter mee kunnen gaan. Maar nou is 't toch te
laat."
De bruine was jong en, schoon vrij van ondeug
den, vol vroolijke kuurtjes. Een goed ruiter zou
genoten hebben van z'n speelschheid en zou hem
veroorloofd hebben wat rond te dansen om zich
uit te kuren. Maar iedere vroolijke beweging van
het paard maakte Selby Layton doodsbenauwd en
hij trachtte het te beteugelen, wat den bruine
ergerde en waaruit hij opmaakte, dat hij een onbe
kwaam ruiter op den rug droeg. Polly stapte
rustig en kalm voort en Esther riep met een kleur
van genoegen en met stralende oogen:
„Wat heerlijk, vindt u niet Ik wist niet, dat
(Wordt voortgezet.)
/V iraclntiv
VRIJDAG 14 AUGUSTUS 1931
rijden zóó prettig was, maar nu ga ik voortaan
iederen dag, hoor 1 Hè, ik wou, dat ik kon rijden
zooals u 1"
•>Jja," riep mr. Layton, zoo vroolijk als hij
maar kon, doch allesbehalve op z'n gemak. „Het
is 'n prachtige sport en u zult 't gauw genoeg
ieeren."
Terwijl hij sprak, maakte de bruine 'n sprongetje
en hij viel er bijna af. Hij trok aan den toom en
het paard, verontwaardigd om die behandeling,
stak z'n voorpooten omhoog.
„Uw paard lijkt nogal eigenzinnig," merkte
Esther onschuldig op.
„J-ja, maar aanstonds heb ik hem wel in be
dwang," stamelde Selby. „Ik ik heb al 'n poosje
niet gereden. Ho Kalm Ho
In gelukkige onwetendheid der onkunde van
haar metgezel, reed Esther vroolijk voort. De
merrie liep bedaard, de bruine trappelde en stei
gerde, omdat hij verkeerd behandeld werd. Zij
reden door de fraaie laan, die de trots was geweest
van zoo menigen Vancourt en kwamen nu op den
weg. Esther reed natuurlijk slecht, maar de
merrie liep gemakkelijk en langzamerhand ge
wende ze aan de bewegingen van het paard
en terwijl Selby naast haar door elkaar geschud
werd, voelde zij zich meer en meer op haar gemak.
Aan het einde van den weg kwamen ze aan de
gemeenteweide en de merrie ging op het gras
loopen.
Op den harden grindweg was de bruine al
lastig genoeg geweest, maar nu hij het gras onder
zich voelde, werd hij nog onrustiger. Esther keek
naar hem.
„Me dunkt, dat uw paard wat harder wil loo
pen, mr. Layton," zei ze. „Zullen we eens 'n
galop probeeren of hoe noemen ze dat Me dunkt
wel, dat ik 't klaarspeel, en anders is het op dit
gras nog zoo erg niet."
„O wees toch voorzichtig m'n lieve miss
Vancourt," smeekte hij, terwijl het angstzweet
hem uitbrak maar Esther raakte de merrie even
met haar zweep aan en Polly zette zich in een
lichten draf wat Esther heerlijk vond en gemak
kelijker, dan ze had gedacht.
„Het is verrukkelijk riep ze. „Nou, ik begrijp
best, dat er menschen zijn, die dolgraag paard
rijden 1 Vindt u 't ook niet heerlijk, mr. Layton
Mr. Layton vond het allesbehalve heerlijk, maar
hij mompelde „Ja" en glimlachte flauwtjes, ter
wijl hij alle mogelijke moeite deed om den bruine
het galoppeeren te beletten. Het zou hem gemak
kelijk genoeg zijn gevallen, als hij maar geweten
had, hoe hij doen moest maar hoe meer Selby
Layton aan den toom trok, hoe heftiger de bruine
zich te weer stelde en opeens ging hij er vandoor.
Polly, die bij haar kameraad wilde blijven,
begon ook te galoppeeren. Esther, half geamuseerd
en half bevreesd, trachtte haar in te houden,
vergat Giles' verbod en haalde den toom te strak
aan. Polly keek even verbaasd, schudde toen
ongeduldig en de merrie, die niet wist, wat ze
daarvan denken moest, werd kwaad en zette
er nog meer spoed achter.
De bruine, die haar achter zich hoorde, begon
te racen, terwijl mr. Selby Layton, bevend en
met bleek gezicht, over hem heen hing. Esther
was bang, dat ze vallen zou, maar de moed begaf
haar niet. Het vlugge tempo van den rit, het
voorbij vliegende landschap, het stampen van
de paardehoeven op den grond, dit alles wond
haar op en al wist ze niet hoe dit eindigen zou,
bang was ze absoluut niet.
Aan het einde van de gemeenteweide gekomen,
kreeg de bruine er genoeg van, besloot naar huis
terug te keeren en wendde zich om in de richting
van de stallen, terwijl zijn berijder even machte
loos daartegen was als 'n vlieg. Polly keerde zich
ook om en Esther viel bijna, maar ze greep den
zadelknop beet en wist zich vast te houden,
lachend om haar eigen hulpeloosheid.
Toen ze een heuvel opgingen en de paarden
hun stap eenigszins inhielden, zou een goed ruiter
den bruine gemakkelijk in de hand hebben ge
kregen maar mr. Selby Layton was de kluts
heelemaal kwijt en de bruine wist het en trok er
partij van. Toen ze boven op den heuvel waren,
begon het paard, dat den stal rook, weer te ren
nen en de merrie volgde hem.
Het is voor 'n beginner alles behalve gemakke
lijk om, in fikschen draf, een berg af te rijden en
Esther" zwaaide gevaarlijk heen en weer. Zij was
halverwege beneden, toen ze een ruiter zag in de
velden aan haar linker hand. Zelfs op dat oogen-
blik herkende ze hem het was Jack Gordon op
het veulen en zelfs op dat oogenblik keek ze
bewonderend naar zijn
sierlijke en gemakkelijke
manier van rijden.
Hij hield zijn paard
even in, toen hij hen zag
toen scheen hij plotseling
op te merken, dat zij in
gevaar verkeerde, want
hij raakte het veulen
even met [zijn hiel aan
en Esther zag hem, als
een pijl uit den boog, op
haar toe komen. Hij was
blijkbaar van plan, om
haar paard in zijn vaart
te stuiten, maar Esther
was er zeker van, dat dit
hem niet gelukken kon,
want er stond 'n tamelijk
hooge heg tusschen den
weg en het veld.
Jack zag de heg ook
en hij was er heelemaal
niet zeker van, of 't veu
len daar wel over heen
zou komen maar hij had
het jonge dier volkomen
in zijn macht en toen ze
de hindernis naderden,
gaf hij het paard de spo
ren en moedigde het aan
met 'n vriendelijk woord.
Een oogenblik aarzelde
het dier, toen stond het
overeind en vloog over
de heg, zoodat Jack op
enkele passen afstand van
de merrie aanlandde.