^)e &r/qenaam
DIE ZICHSCHU1 LH I E LD
"T
Hij had al terstond gezien, dat Esther
niet kon rijden en gebiedend riep hij
haar toe
„Houd u goed vast en wees niet bang 1"
Toen spoorde hij zijn paardje tot het uiterste
aan, reed de merrie voorbij en toen enkele oogen-
blikken naast haar, eer hij den teugel beetpakte,
waarna hij haar gemakkelijk tot stilstaan bracht.
Esther schommelde heen en weer in 't zadel
toen keek ze naar Jackden man, die haar had
gered met een mengeling van verlichting en
boosheid. Haar hoed was opzij gezakt, het prach
tige haar was gedeeltelijk ontsnapt uit de wrong,
haar gezicht was warm-rood, haar lippen half
geopend. Ze zag er buitengewoon bekoorlijk uit,
maar Jack dacht niet aan haar schoonheid, doch
aan haar roekeloosheid en aan het gevaar, waaruit
hij haar had gered.
„Zóó hard rijdt men geen heuvel afzei hij
bijna ruw. „En dat nog wel op 'n oud paard
Als 't gestruikeld was, waar zou u dan terecht
gekomen zijn
Op eiken anderen tijd zou Esther zich verzet
hebben tegen die woorden en tegen den toon, waar
op ze werden uitgesproken, maar nu was ze daar
te opgewonden voor.
„Op m'n hoofd, denk ik," zei ze met een lach,
die, ondanks haar zelve, wat onzeker klonk. „Dit
is de eerste keer, dat ik op 'n paard zit
„Dat lijkt wel," zei Jack. -Maar waarom hebt
u niet iemand meegenomen, die wèl kan rijden
„O, mr. Selby Layton was bij me, en die kan
rijden," zei ze.
Jack keek den bruine na, wiens berijder zich
doodsbenauwd aan zijn manen vastgreep en hij
lachte grimmig.
„Zoo, kan die rijden Het ziet er wèl naar
uit
Esther keek verschrikt naar den verdwij
nenden ruiter.
„Kan hij niet rijden? Hij zal toch geen
ongeluk krijgen
„Neen," zei Jack kortaf. „Z'n paard
begint al wat vaart te minderen. Hij zal
hem wel veilig naar den stal brengen. Hoe
komt u er, in 's hemelsnaam, toe om alleen
met hem uit te gaan, terwijl u zelf niet
eens kunt rijden
„Ik wist 't niet," zei Esther kleintjes.
„Is het noodig, dat u mijn teugel vast
houdt
De merrie verzette zich, daar ze haar
kameraad na wilde.
„Ja," zei Jack. „Misschien zou ze op hol
slaan en misschien ook niet dus neem
ik 't zekere voor 't onzekere. Houd den
toom wat losser u irriteert 't dier. U bent
erg lichtzinnig geweest, miss Vancourt. U
had 'n ernstig ongeluk kunnen krijgen. Als
u wilde paardrijden, waarom hebt u dan
niet eerst lessen genomen
„Wie zou mij les kumien geven vroeg
Esther. „Ik wist heelemaal niet, dat't ge
vaarlijk was."
Ik zal u les geven," zei Jack onnadenkend.
„O, maar zou dat niet lastig voor u
wezen vroeg Esther met een voorge
wende nederigheid, welke echter aan Jack
verspild was.
„Eigenlijk wel," zei hij. „Maar dat kan
me niet schelen. Beter dan dat u op zoo'n
dwaze manier uw leven waagt."
Ze kwamen nu bij de boerderij.
„Ais u klaar bent met uw standje,
mr. Gordon, dan rijd ik naar huis," zei
Esther met een gevaarlijke lieftalligheid.
„Best," zei Jack „Ik rijd met u mee."
Ze gaf geen antwoord, maar toen ze bij
het portiershuis kwamen, kwam mrs. Martin
naar buiten met Nettie op den arm en toen
het kind Jack zag, schreeuwde ze van plezier.
DOOR'CHARLES GAR VI CE
„Hier ben ik, Jack," riep ze. „Heelemaal klaar!"
„Ik kan je nou niet meenemen," zei Jack. „Ik
beloofde,, dat ik haar 'n poosje dragen zou," ver
klaarde hij Esther.
„U mag uw woord niet breken," zei ze dadelijk.
„Ik kan best alleen naar huis rijden."
„Neen," zei Jack. „Maar 't is niet ver meer
u kan loopen. Ik vertrouw u anders niet uit m'n
oogen."
Zij trachtte hem uit de hoogte aan te zien, maar
dit gelukte haar niet al te best.
„Goed," zei ze, „dan loop ik."
Jack gaf de beide paarden over aan de zorg
van Georgie, nam Nettie op z'n arm en naast
elkaar liepen hij en Esther op Vancourt Towers
toe. Ze waren beiden zeer stil, maar Nettie zorgde
voor de conversatie.
„Ik dacht, dat je nooit kwam, Jack," zei ze,
„maar ik heb niet gehuild, want moeder zeiJack
komt stellig, zei moeder, want hij heeft 't beloofd
en dan doet hij 't ook vast, zei moeder. Je draagt
me fijn, zegSterk is hij, hè miss Vancourt
Vindt u hem ook lief Ik hou zoo veel van Jack 1
U ook, miss Vancourt
Het bloed stroomde naar Esther's wangen, maar
Jack scheen volkomen kalm.
„Hoor eens, Nettie, kleine meisjes mogen niet
zoo veel vragen 1" zei hij.
„Nee?" zei Nettie. „Nou Jack, maar ik vind
jou lief en zij moet je ook lief vinden, omdat je
zoo aardig bent."
Jack gaf geen antwoord, maar deed haar even
verzitten op zijn arm. Ze kwamen nu in het bosch,
en Esther hield 't hoofd gebogen, want de vraag
van het kind had haar verlegen gemaakt.
Onder Ijt'l poortje door te Middelharnis.
„Is ze niet zwaar?" vroeg ze. XT_ 10
„Laat mij haar ook eens dragen." JLNO* Y/*
„Ze is zoo licht als 'n veer
tje," verzekerde Jack. „Je zit toch makkelijk,
hè Nettie?"
„Fijn zei Nettie. „Je moet eventjes bukken,
Jack, dan krijg je 'n kusje."
Jack boog z'n hoofd en zij kuste hem.
„Moet jij hem geen kusje geven, miss Vancourt,"
vroeg Nettie toen. „Moeder zei, dat je misschien
verongelukt was, als hij je niet geholpen had, zei
moeder. Hij heeft je paard vast gehouden op
den berg, zei moeder."
Esther kleurde hevig. Jack legde zijn hand op
den mond van het kind en zei kalm
„Hou je mond, Nettie. Je praat allemaal onzin."
Maar ofschoon hij kalm was, Esther trilde en
onder haar lange wimpers keek ze naar hem op.
Jack zag dien blik niet, maar hij werd gezien door
Kate Transom, die, verscholen achter een boom,
naar hen stond te kijken. Ze was aan 't hout-
sprokkelen geweest en ze was terzijde gaan staan,
toen ze hen zag aankomen. Zij ving den blik op,
die door Jack niet werd opgemerkt, en hij werd
als een mes, dat haar doorpriemde. Haar gezicht
werd doodsbleek en zij drukte de rechterhand op
haar hart.
ELFDE HOOFDSTUK.
'"Terwijl Esther door het bosch wandelde met
-*■ Jack en de kleine babbelkous, was de bruine naar
huis gerend met even weinig égards voor den man
op zijn rug, alsof hij 'n vlieg was geweest. Mr. Selby
Layton hield zich krampachtig vast aan de manen,
maar niettegenstaande dat, vloog hij bijna over
den kop van het paard heen, toen het opeens voor
de deur van zijn stal bleef stil staan.
Giles en 'n paar staljongens schoten aan
stonds toe en mr. Selby Layton wist van
het paard te komen en keek met een men
geling van angst en woede naar het hate
lijke dier. Hij baadde in het zweet, dat in
een vies stroompje van zijn gloeiend gezicht
afdroop zijn boord zat los, zijn das zat
scheef, en hij beefde nog van angst en uit
putting hij zag er inderdaad zoo bekla
genswaardig uit, dat zelfs Giles, ondanks
zijn misprijzen, bijna medelijden met hem
had.
„Dat paard is een kwaadaardig beest en
vreeselijk gevaarlijk," zei mr. Layton, toen
hij kon spreken. „Hij sloeg op hol en ik had
m'n nek kunnen breken, als ik me niet in
't zadel had weten te houden."
Giles was te goed getraind om zijn mis
noegen te doen blijken.
„Dat spijt me, meneer; hij is anders nog
nooit op hol geweesthij is wel wat vrij,
maar hij hoeft enkel wat strak gehouden
te worden. Waar is Miss Vancourt, me
neer Ze is toch veilig, hoop ik
Selby Layton was te zeer bezig geweest
met het denken aan zijn eigen veiligheid,
om ook nog aan die van Esther te kunnen
denken. Nu keek hij rond, alsof hij dacht,
dat ze vlak achter hem was.
„O ja," stamelde hij. „Ze reed achter me.
Haar paard was heel rustig."
„Miss Vancourt komt door het bosch,
meneer," zei een van de staljongens. „Ze
loopt."
Selby Layton zou er heel wat voor hebben
over gehad, als hij de oogen van Esther
en alle andere oogen in zijn tegen-
woordigen toestand had kunnen ontwijken
maar dat was niet mogelijk. Dus liep hij
haar tegemoet, terwijl hij z'n boord weer
vastmaakte en z'n das recht schoof en
trachtte zijn zelfbeheersching te herwinnen.
Inwendig was hij nog vol woede en zelf
verwijt. Het was dom van hem geweest, zich