&r/q
enaam
DIE ZICH SCHUIL HIELD
Esther werd vuurrood van schrik. Opeens
herinnerde zij zich, dat haar bijl ergens
mee in aanraking was gekomen, toen ze
haar achter zich zwaaide zij had gemeend,
dat ze toen een tak raakte had ze hem gewond
Ze zei niets en Nettie babbelde door
„En eens heb ik 'n zakdoek gezien die zat
in z'n vestjeszak 'n klein zakdoekje en heelemaal
vol bloed en hij heeft tegen niemand gezegd,
dat hij wéér gebloed had."
Esther werd nog rooder. Zij herinnerde zich,
dat ze haar bebloed zakdoekje had weggeworpen.
Was het mogelijk, dat Jack Gordon terug gegaan
was, om het op te rapen en dat hij het bij zich
droeg Gedurende een oogenblik gaf die gedachte
haar een vreemde blijdschaptoen herinnerde
'zij zich het verschil tusschen hen beiden tusschen
den meesterknecht van haar boerderij, die niet
veel meer dan 'n landlooper was geweest en haar
zelve, de meesteres van Vancourt. Zij trachtte
zich trotsch te voelen en verontwaardigd over
zijn gedrag maar er bleef een warm voelen in haar
hart, dat haar verbaasde en verontrustte.
„Hij is ook vriendelijk," zei Nettie, „hij draagt
me altijd en zoo fijn doet hij dat 1 En hij praat
zoo lief tegen me, net als moeder tegen de kleine
kuikentjes praat. En wat was 't andere ook weer
Goed, hè Nou, toen Georgie pijn aan z'n hand
had Georgie is de knecht van vader toen
heeft Jack al z'n werk voor hem gedaan. En Jack
liegt ook nooit. Hij zei tegen vader, dat de de
dingen van de boerderij ouderwetsch waren en
dat ze niet deugden en toen zei hij zóó als hij vader
was, zei hij, zou hij miss Vancourt dat ben jij
vragen om nieuwe dingen te koopen. En toen zei
vader, dat Sir Richard nooit nieuwe dingen wilde
hebben en dat hij dat was vader dan maar
altijd zei, dat ze best waren. En toen zei Jack zóó
als hij voor de boerderij moest zorgen, dan zou
hij 't verdraaien om leugens te vertellen, zei
hij."
„Verdraaien moet je niet zeggen, Netteke,"
zei Esther.
„Is dat 'n leelijk woord?" vroeg Nettie met
groote oogen. „Vast niet, want ik heb heel goed
gehoord, dat Jack 't zei. En Jack is heusch 'n
gentleman, hè miss Vancourt."
„Ja zeker," zei Esther op zachten toon.
Op dit oogenblik kwam miss Worcester uit
den Westervleugel.
„M'n lieve Esther, heb je paard gereden
vroeg ze. „En wie rijdt daar door 't park Dat
paard lijkt vreeselijk wild en 't zou me niet ver
bazen, als er 'n ongeluk gebeurde 1 Wie is dat kleine
meisje
„Nettie Martin," antwoordde Esther. Zij stond
op en liep de richting in, waar miss Worcester
vandaan gekomen was en daar zag ze Jack, die
ar geen vermoeden van had, dat zij hem bespiedde,
op den bruine. Zij leunde tegen de balustrade en
keek toe. Niet denkende, dat iemand hem gade
sloeg, liet Jack den bruine telkens en telkens
weer over 't hek springen en Esther keek bewon
derend naar het fraaie spel. Paard en ruiter schenen
één geheel te vormen en de man was een beeld van
schoonheid, zooals hij daar op het vurige paard
zat. De onschuldige woorden van het kind kwamen
weer bij haar op. Volgens haar eigen formule was
die man een gentleman. Maar hij was enkel de
meesterknecht van haar boerderij, en hij had het
recht niet, te verbergen, dat zij hem met de bijl
had verwond hij had niet het recht haar bebloed
zakdoekje bij zich te dragen. Ze riep al haar trots
te hulp. Die man moest op z'n plaats gezet worden.
Ze ging terug naar miss Worcester en Nettie, die
al vriendschap hadden gesloten met elkaar
want miss Worcester had, ondanks al haar waar
digheid en het bewustzijn van haar hooge positie,
het aardige, kleine kind niet kunnen weerstaan.
„Het is mr. Gordon 1" zei Esther.
„Lieve hemel," zei miss Worcester, afkeurend,
DOOR CHARLES GARVICE
„ik dacht, dat 't 'n heer was iemand, die 'n visite
kwam brengen."
Zij zaten met het kind tusschen haar in, toen
Jack terugkwam, kalm en koel, alsof hij alleen
maar even in de stallen was geweest. Hij nam zijn
hoed af.
„Ik kwam Nettie halen, miss Vancourt," zei
hij.
Esther knikte koeltjes en schikte Nettie's doek
om haar schoudertjes en Jack tilde haar in zijn
armen. Toen werd haar aandacht op eens getrokken
door de schilderijen in de hall, die ze door de open
deur kon zien.
„Wat 'n mooie schilderijen I" riep ze. „Mag ik
eventjes kijken 7"
„Nu niet 'n ander keertje," zei Jack. „Ik
moet nu terug het is toch al laat."
Zijn toon verbaasde miss Worcester en prikkelde
Esther's trots.
„Ja, Nettie, je mag gerust kijken, hoor 1" zei
ze. „Wil u haar even naar de hall brengen, mr.
Gordon 7"
Met een nauw merkbaar schouderophalen
volgde Jack de dames in de hall en Nettie keek
om zich heen met een mengeling van eerbied en
kinderlijke verrukking.
„Wat mooi is 't hier 1" zei ze. „Wat 'n heeleboel
schilderijen 1 O, kijk, wat 'n grappige man, heele
maal van ijzer!" wees ze op 'n harnas. „En wat
'n boel boeken 1 En wat is dat voor 'n ding met
al die staven
„Dat is 'n orgel,
Nettie," zei Esther.
„Kom, dan zal ik je
eens leuke kleine man
netjes laten kijken."
Zij opende een kast
en haalde er uit hout
gesneden Indische
beeldjes uit, maar
Nettie vond de schil
derijen toch mooier
en ze beval Jack, er
haar dichter bij te
brengen.
„Wie is die groote
man met datzwaard?"
vroeg ze.
Esther zei juist iets
tegen een der bedien
den en Jack raad
pleegde zijn geheugen,
om haar te kunnen
antwoorden.
„Dat is Randolph
Vancourt," zei hij.
„Met dat zwaard heeft
hij voor den koning
gevochten en hij is
daarbij gestorven. Die
mooie dame, die daar
naast hem hangt, was
zijn vrouw. Ik geloof,
dat ze Isabel heette.
Toen haar man in den
oorlog was, bleef zij
hier op Vancourt To
wers en zij deed ook
haar best. De gracht
was toen vol water
en zij sloot de poor
ten en hield de men-
schen, die tegen den
koning vochten, bui
ten. Zij droeg toen
dien helm en dat schild,
Tiet mooie poortje pan liet
huis Inermaartl te Kinilenlijk,
die daar hangen. Die meneer met X| j
die pruik op ik weet niet meer JLNCK IJ
hoe die heette maar die vocht
ook voor den koning met z'n mond. Ze noem
den hem den Weisprekenden Vancourtdat wil
zeggen, dat hij iedereen overhoop kon kletsen.
En die kleine jongen met die lange jas, was z'n
zoon. Die was ook knap hij heeft 'n hoop boe
ken geschreven ze staan hier allemaal in de
bibliotheek, maar geen mensch leest ze meer."
„Hè, Jack, jij weet ook alles," zei Nettie be
wonderend.
Jack zweeg opeens en hij keek even angstig
over z'n schouder. Esther stond nieuwsgierig en
verbaasd naar hem te kijken, maar hij wist zich
aanstonds weer te redden.
„O, als je groot bent, kan je dat ook allemaal
lezen. Het staat in den „Gids voor Vancourt To
wers", prijs dertig cents."
„U schijnt hem goed bestudeerd te hebben, mr.
Gordon," zei Esther.
„Hij is heel interessant," zei Jack, zonder te
blozen, al had hij er nooit een blik in geslagen.
„Boven zijn nog veel meer schilderijen," zei
Esther. „Je moet ze maar eens allemaal komen
kijken, Nettie. Ik zal je eens gauw komen halen
met 't poniewagentje. Wil je nog 'n stukje cake
mee naar huis nemen
Nettie hield haar handje op, maar het bleek,
dat ze niet tegelijk de cake kon vasthouden en
haar doek dicht.
„Ik zal het in m'n zak steken," zei Jack, en hij