No. 24 VRIJDAG 28 AUGUSTUS 1931 479 deed het, alsof dit de meest natuurlijke zaak van de wereld was. „Bedank miss Vancourt nu voor haar groote vriendelijkheid, Nettie." „Dank u wel, miss Vancourt voor de groote vriendelijkheid," zei het kind volgzaam. Esther kwam dichter bij, om haar te kussen en de zachte lokken van heur haar raakten daarbij even Jack's wangen aan. Een ondeelbaar oogenblik vloeide hem het bloed naar de wangen maar hij keek strak voor zich uit en zijn stem was heel kalm, toen hij zei„Goe den morgen, dames." Toen ging hij. „Een eigenaardige jonge man," merkte miss Worcester op. ,,'n Beetje te bruusk en te zelfbe wust naar m'n zin. Het lijkt wel of hij zijn zijn positie niet begrijpt. Maar ja, er moet toch wel iets goeds in hem zitten, anders was dat aardige kleine kind niet zoo dol op hem." „Dat bewijst niets, tante. Honden en kinderen houden soms van heele slechte menschen. Neem bijvoorbeeld dien hond van Bill Sikes I" „O, ik vind toch niet, dat mr. Gordon op Bill Sikes lijkt," zei miss Worcester, die alles altijd letterlijk opvatte. „Waar is mr. Selby Layton Er is al gebeld." Mr. Selby Layton was zich op dat oogenblik aan 't verkleeden in zijn kamermaar hij deed dit als geheel afwezig en nu en dan keek hij mis noegd en met saamgetrokken wenkbrauwen naar den verkreukten brief, dien Palmer hem op hetterras had gebracht en die nu open op de toilettafel lag. Het was slechts een korte brief, en hij luidde als volgt „Mijnheer, Er zijn vandaag geen brieven, maar gister avond kwam er een heer als ik hem zoo mag noemen die naar u vroeg. Hij was boos, toen hij hoorde, dat u niet in Londen was en hij vroeg uw adres, maar ik heb het hem .niet gegeven, om dat hij dronken was, in elk geval aangeschoten en omdat hij er niet uitzag als een heer. Hij vloekte me vreeselijk uit. Zijn naam wilde hij niet zeggen, maar hij zei, dat ik u schrijven moest en dat hij over 'n paar dagen terug kwam. Het was een groote man, heel donker en met een onbeschaamd air. Hij vroeg me om iets te drinken, maar ik zei, dat alles weggesloten was. Uw dienstwillige dienaar William Levett." Toen zijn oogen op het briefje rustten, dat van zijn kamer in Claremont Street kwam en door zijn kamerbediende geschreven was, kwam er een leelijke uitdrukking op het gezicht van Selby Layton, en toen hij klaar was met zijn toilet, scheurde hij den brief met een vloek in kleine stukjes. Zijn glimlach was even lief als anders, toen hij beneden kwam bij de dames, doch tevens eenigs- zins droevig. „Het spijt me zeer, maar ik zal morgen moeten vertrekken," zei hij. „Ik ben hier echter al 'n heel poosje geweest en u zult wel blij wezen, dat u me kwijt raakt." Esther vond het niet zoo heel erg, dat hij heen ging, maar ze drukte toch heel aardig haar spijt uit. „Wat zullen we het vreeselijk saai hebben als u weg bent I" zei ze. „We zullen de muziek erg missen. Ik hoop, dat u niet weg moet om een onaangename reden 7" „O, neen," zei mr. Selby Layton. „Het is niets van beteekenis, maar ik moet er toch zelf bij we zen. En het troost me eenigszins over mijn ver trek van hier, dat ik dan dadelijk beginnen kan met het werkje, dat u me hebt willen opdragen." Hij zei het laatste op zachten toon, zoodat enkel Esther hem kon verstaan zij glimlachte hem dank baar toe. Mr. Selby Layton wist zich, gedurende de laat ste uren van zijn verblijf op Vancourt Towers, buitengewoon aangenaam te maken bij de dames. Hij babbelde met miss Worcester over haar meest geliefde onderwerpen, en als hij even met Esther alleen was, besprak hij met haar het geheime plan, om de familie Vancourt te helpen, alsof dit hem evenzeer ter harte ging als haar. Hij was den ge- heelen avond in Esther's nabijheid en hij zong zijn mooiste liederen met een stem, smeltend van tee- derheid. Nu en dan keek hij naar haar met een veelbeteekenende uitdrukking in zijn blauwe oogen, die vol liefde en toewijding waren. Maar Oud (louder; ik. toevallig ving Esther geen van die blikken op en ter wijl ze luisterde naar de stem, waarmee Selby Layton een fortuin zou hebben kun nen verdienen, dacht ze aan Mr. Gordon. Zij zag hem weer voor zich, zooals hij op haar af was komen rijden om haar te bewaren voor een ongeluk ze dacht aan zijn zachtheid voor het kind, dat zoo veel van hem hield, aan zijn zelfbewustzijn en vooral aan het vreemde feit, door Nettie in haar onschuld verklapt, dat hij haar be bloede zakdoekje bij zich droeg. Waarom deed hij dat Het kwam niet te pas. Hij had 't recht niet, haar zak doek te houden. Zou ze er hem om vragen Neen, dat zou ze zeker niet doen en eigenlijk kwam het er ook niet op aan. Martin zou wel gauw beter zijn en dan zou die vreemde mr. Gordon weer verdwijnen. Zij zuchtte en mompelde „Dank u zeerl Prachtig 1" toen mr. Selby Layton zijn laatste lied gezongen had en miss Worcester haar brei werk oprolde ten teeken, dat het bedtijd was. Zij liet Esther en Selby Layton even alleen en hij kwam dicht naast het meisje staan, keek peinzend op haar neer en zuchtte. Het was nog te vroeg voor hem om te spreken. Er was iets in Esther, dat hem aanmaande tot voorzichtigheid, maar er stond zóó veel op het spel, dat hij toch vast een klein aanloopje wilde nemen. „Ik kan u niet zeggen, hoe gelukkig ik me hier heb gevoeld, miss Vancourt," zei hij op zachten toon, „en hoeveel verdriet het me doet, weer te moeten heengaan. Dit is de gelukkigste tijd van mijn leven geweest en als ik weer alleen ben in mijn eenzame kamers, zal ik steeds moeten terug denken aan de heerlijke uren* die ik hier heb door gebracht." „Het is zeer vriendelijk van u, dat te zeggen," zei Esther. „We zullen u werkelijk missen en ik ben blij, dat u het hier niet te saai hebt gevonden. We hopen, dat u nog eens terug zult komen." „Misschien heb ik u over een poosje wel een en ander te vertellen van de familie," zei hij. „Mag ik rapport komen uitbrengen Hij nam de hand, die zij hem toestak, en wilde ze naar de lippen brengen maar nog nooit hadden de lippen van een man Esther aangeraakt en met een lichten blos trok ze haar hand terug. De glim lach van mr. Selby Layton bleef even lief, tot hij op zijn kamer was toen verdween hij en zijn mond kreeg een leelijke uitdrukking. „Trotsch als een pauw en zoo koud als ijs I" mompelde hij. „Maar ik zal het haar nog wel eens betaald zetten 1" TWAALFDE HOOFDSTUK- Tfancourt Towers leek werkelijk saai, toen mr. Selby Layton weg was. Miss Worcester klaagde openlijk over zijn heengaan en Esther miste zijn prachtige stem 's avonds. Zij maakte eenige be zoeken bij haar buren en ontving visites terug, maar ze kende hen niet voldoende om vriendschappelijk met hen om te gaan. Gedurende een paar dagen kwam ze niet in de omgeving van de boerderij, maar dat verhinderde haar niet aan mr. Gordon te denken, en hoe meer ze aan hem dacht, hoe ontevredener ze op zichzelf was. Op den derden dag ontmoette ze hem toevallig, toen ze dicht bij de grens van het park liep. Hij zat te paard, maar het dier stond nu stil en zijn berijder keek, tamelijk somber, naar het groote stuk weiland vóór hem. Esther was vlak bij hem, toen hij haar zag en hij nam z'n pet af, alsof hij verwachtte, dat ze door zou loopen. Esther was dit ook van plan geweest, maar ze bleef, half tegen haar wil, stil staan. „Goeden morgen, mr. Gordon," zei ze. „U ziet er uit als Napoleon, het slagveld beschouwend. Is er iets Groeit 't gras niet naar uw zin „Het gras is best," zei hij, „en de oogst zal heel goed wezen, maar ik vraag me af, hoe we hem bin nen moeten krijgen." „Hoe gebeurt dat gewoonlijk vroeg ze, hulpe loos om zich heen kijkend. „O, dat probeeren ze op deze manierze laten het door 'n half dozijn oude mannetjes maaien en naar binnen dragen en terwijl die aan 't knoeien zijn, begint 't te regenen en de heele oogst is naar de maan. Er moest 'n maai-machine wezen en 'n machine, om 't hooi te keeren en die zijn er geen van beide." „Waarom niet vroeg Esther. „Omdat u ze niet hebt," zei hij op zijn bruuske manier. „Verleden jaar is de helft van den oogst bedorven," vertelde Martin me, „doordat er geen machines waren. Daar ginds in Aus in andere landen hebben ze de nieuwste machines en dan komt alles goed terecht." „Waarom hebben wij die dan niet vroeg Esther. Jack haalde de schouders op en kwam van z'n paard. Het paste niet, dat hij daar zat, terwijl miss Vancourt stond. Esther merkte zijn bedoeling. Ja, al was hij dan ook geen gentleman, hij gedroeg zich toch als zoodanig. „Omdat Sir Richard er niet genoeg belang in stelde. Ik heb dat al eens "eer gezegd. Alles is verwaarloosd de jacht, de boerderij, alles. En het behoefde niet veel te kosten. Geef me twee honderd, drie honderd pond en ik zou de machi nes koopen en die zouden er in het eerstkomende seizoen al haast zijn uitgehaald." Esther's oogen straalden, toen ze hem aankeek. „Neem dan drie honderd pond en ga de machi nes koopen, mr. Gordon," zei ze. Jack vatte dadelijk vuur. „Best 1" zei hij, z'n hand ophoudend., „Geef me het geld maar." Esther lachte. „Ik heb hier geen drie honderd pond bij me, mr. Gordon maar als u met me meegaat naar huis, zal ik u 'n eheque geven." (Wordt voortgezet).

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1931 | | pagina 15