DOOR BARONESSE ORCZY 'Blauwe Zij was den heelen morgen uit rijden ge weest, maar niet met Lance. Hij had haar zien wegrijden met diendien Oskar Horfman en een wilde woede had zich van hem meester gemaakt. Het werk in de om heining had die een beetje bekoeld, doch nu het dier wat rustiger was, en ^ance een blik in Fay's richting kon werpen, zag hij haar daar vlak naast Emma staan, haar arm om den borsteligen nek van den pony heengeslagen, en haar lief, lief ge zichtje vlak bij den kop van zijn paard, en naast haar vervloekt! ontdekte hij Oskar Horfman, die in een elegant rijcostuum over het hek leunde, en met Fay lachte en fluisterde. Lance had veel zin om het veulen na te doen en naar alle kanten te schoppen en te trappen, maar vooral om Mr. Oskar Horfman een paar keer door de mod der de omheining rond te sleepen. Dit lumineuze idee van Lance scheen zich aan het veulen te hebben meegedeeld, want juist toen hij den halster te pakken had, en Tom toeriep voorzichtig naderbij te komen om hem te helpen, sloeg het dier zijn voorpooten uit en rende in volle vaart weg, Lance met zich meetrekkend, die zich nog aan den strik vastklemde, zoodat zijn handen openscheurden en begonnen te bloeden. Mr. Horf man riep op ironischen toon: „Bravo!" en voegde eraan toe „Doe dat kunstje nog eens over, Madoc, ik heb het niet goed kunnen volgen," terwijl Tom luchtig verklaarde, dat hij niet van plan was zijn leven er aan te wagen. Fay had een kreet van schrik geuit, maar Lance stond weer spoedig op zijn bee- nen en riep iets tegen Emma, die tot op dat oogen- blik kalm naar het gebeuren had staan kijken en het veulen bij zichzelf al voor gek had uitge maakt, omdat het zich niet even rustig ge droeg als zijzelf. Maar nu, op dezen geheimzinnigen roep van haar meester, sloeg zij plotseling haar achterpooten met geweld tegen het hek, waartegen de elegante gestalte van Mr. Horfman geleund stond. Op hetzelfde moment zat hij van zijn schoonen boord tot aan zijn onberispelijke rijbroek onder de modder. En als om het proces nog gron diger te voltooien, kwam Mr. Micawber, blij dat hij aan dit lolletje deel kon hebben, onder het hek doorgekropen met het doel, zijn modderigen kop tegen de glanzende rijlaarzen van Mr. Horfman af te wrijven. Lance smaakte de voldoening, Mr. Horfman te hooren vloeken als een cowboy en Fay hartelijker te zien lachen dan hij haar had zien doen sinds de langvoorbije dagen, toen zij nog zoo'n vroolijk meisje was geweest. Hij smaakte het nog grootere ge noegen, Mr. Horfman zich woedend op zijn hielen te zien omdraaien en in de richting van het huis te zien Verdwijnen. Na deze laatste voorstelling werd het veulen kalmer, en een half uur later had Lance het weer in den halster. Hij riep tegen Fay „Wil je hem eens achter zijn ooren aaien Zij knikte gretig. Gehoor gevend aan zijn aanwijzingen, hoe zij het paard moest naderen, en waar zij moest gaan staan, kwam zij naderbij. „Zoo," zei Lance. „Nu kun je hem aaien en op zijn nek kloppen." Zij lachte vroolijk en klopte het dier op zijn bor steligen nek, die met schuim bedekt was. En toen hij even later Emma riep, en het veulen gedwee mee aan kwam loopen, hielp Fay Lance, de beide paarden aaneen te koppelen. Zij was vlug en kende geen angst. En wat was zij mooi I Telkens mompelde Lance in zichzelf: „Ik bemin je! Je bent aanbidde lijk 1 Ik heb je lief 1 Ik verafgood je 1" En telkens zei hij het een beetje harder, zich afvragend, wanneer zij het eindelijk zou hooren en opkijken, zoodat hij in haar oogen zou kunnen zien, haar grijze oogen, die even rein, even geheimzinnig en prachtig waren als het noorderlicht. Doch Fay keek niet op, en het was onmogelijk te verklaren, of zij hem verstaan had of niet, maar zoo nu en dan kwam haar hoofd zoo dicht bij het zijne, dat de losgesprongen krulletjes hem raak ten en hij haar adem op zijn handen kon voelen. Lance begreep zelf niet, dat hij niet op hetzelfde oogenblik krankzinnig werd. Hij was zoo onop lettend, dat het veulen er bijna weer vandoor ging, maar gelukkig waren Fay en Emma koel gebleven, en volgde Fay zijn aanwijzingen stipt op. Toen het veulen eenmaal goed en wel aan Emma vastge koppeld zat, en de beide paarden voor een oude kar gespannen waren, hielp Fay Lance om het span in de omheining rond te rijden. Lance hield den halster van het veulen vast, terwijl Fay op eer biedigen afstand met de zweep werkte. Ruim vier uur nadat Lance begonnen was, stond het veulen tenslotte veilig en wel aan een paal vastgebonden, uitgeput en kalm van de vermoeie nis. In een gelukkige, opgewonden stemming wierp Fay haar armen in de lucht en riep uit„O, wat is dat leuk geweest 1" De beide knechten waren ergens anders bezig, en Tom was klaarblijkelijk Mr. Horfman achterna gegaan, zoodat Fay en Lance nog maar met hun tweeën in de omheining waren achtergebleven. „Ik ben moe," verklaarde Fay, nog steeds met dat gelukkige lachje. „Rijd op Emma naar huis," bood Lance aan. „Je had niet zoolang moeten blijven." „O, maar ik vond het heerlijk," zeide zij. Doch zij nam zijn aanbod aan, en hij lichtte haar in het zadel. Het was laat in den namiddagde verre bergtoppen gloeiden in het licht van de onder gaande zon een zacht avondwindje bewoog de kruinen van het pijnboschje, dat in de bocht van het wagenspoor stond deed de jonge blaadjes van de trilpopulieren ritselen, en het lange gras met een zachtdeinende beweging golven als een kalme zee. Emma scheen te begrijpen, dat zij niet vlug moest loopen op haar gemak zocht zij haar weg door de modder. Mr. Micawber vormde de achterhoede, en week alleen maar van het rechte pad af, wan neer hij in het struikgewas een geritsel hoorde, dat bij nader onderzoek wellicht iets prettigs zou kun nen zijn. Lance liep naast Emma. Hij zat van onder tot boven vol modder, zijn handen waren een en al blaar, en enkele van de trappen, die het veulen hem gegeven had, deden hem geweldig pijn, maar toch voelde hij zich een van de gelukkigste men- schen ter wereld. Het was zulk een volmaakt, stil en vredig oogenblik hij vreesde, dat een mis plaatst woord, een verkeerde beweging alles zou kunnen bederven. En het windje zei immers alles wat er gezegd kon worden. Het scheen te fluisteren van het oneindige verlangen, dat in zijn hart was, terwijl de gloed van de ondergaande zon hem het beeld leek van zijn liefde. Zoo liepen zij langzaam Westwaarts, de zon tege moet. Links en rechts van het pad stonden de jonge boomen te gloeien in het rijke, gouden licht, hun bladerrijke takken schenen vonken te spatten, en hun slanke stammen droegen speren van licht, die eeuwig schenen te zullen blijvenlanger dan de bladeren, die zouden verdorren en afvallen. De hemel was intens blauw, en bezaaid met een leger van kleine, roze wolkjes, die de ondergaande zon daar scheen te hebben uitgestrooid als een laatste vaarwel aan de wereld. De krulletjes, die onder Fay's bandeau uitspron gen, leken nu meer 'dan ooit op kleine vlammen, die door den avondwind werden aangewakkerd. De omtrek van haar profiel stond als een camée te gen den azuren hemel afgeteekend. En haar nabij heid was als een levende vlam. Pas toen zij het dennenboschje gepasseerd waren en het huis in zicht kwam, waagde Madoc het, te spreken. „Het is onmogelijk, Fay," zeide hij. „Wat is onmogelijk, als ik het u vragen mag, Mr. Madoc „Ik kan je niet met dien vent laten trouwen." „En hoe denkt u dat dan te voorkomen „Dat weet ik nog niet, maar ik "KT j >7 zal er wel iets op vinden. Groote iNO* hemel! Zie je dan niet, dat „Ik zie niets, Mr. Madoc, want de zon schijnt in mijn oogen. Maar ik zie toch wel, dat we vlak bij huis zijn, en dat er zoo juist iemand uit de achter poort is gekomen, en ons nu tegemoet komt." „Als het die verachtelijke worm is, dan ver moord ik hem," verklaarde Lance bitter. „Het lijkt erg veel op zuster Browne." „Dan heb je nog net een paar minuten om mij te zeggen „Om u wat te zeggen, als het u belieft, Mr. Ma doc „Of je van dat zwijn houdt. Ik weet natuurlijk wel, dat het niet zoo is. Je kunt niet van hem hou den. Je zou Fay niet zijn als je van hem hield. Maar ik moet het uit je eigen mond hooren, anders word ik gek. Hou je van hem Fay Zeg het mij 1" „Het is werkelijk zuster Browne, die daar aan komt. En ze ziet er zoo opgewonden uit „O, vervloekt 1" „Pardon „Ik zei vervloekt I" „Dat meende ik te verstaan, maar ik was er niet zeker van. „Luister eens, Fay, het zal niet lang duren voor ik er achter ben, of jij werkelijk om dien vent geeft, en of je werkelijk met hem trouwen wilt.... of je dat werkelijk wilt, begrijp mij goed, dus niet geforceerd of overgehaald bent om met hem te trouwenIk moet het weten, en als ik er een maal achter ben..nu, dan zal het niet gemak kelijk voor hem zijn, hoe het dan ook moge uit vallen. Ik moet het weten, zal ik je zeggen waarom? Omdat ik van je houniet maar zoo'n beetje, zooais de meeste andere mannen van een vrouw houden neen, ik verafgood je, alles van je.je oogen, je mond, je lieve handen, je voeten. Ik weet wel, dat ik gek ben, en misschien lach je me uit, en kan het je geen steek schelen. Maar mijn liefde voor jou is mijn leven, en als je met een ander trouwt, of er ook maar aan denkt met een ander te trouwen, dan.... dan...." „Daar is zuster Browne, zij kan u vast hooren." „Dat laat me koud maar als je je nu niet naar mij toedraait en mij aankijkt nu onmiddellijk dan zal ik je uit het zadel tillen en je iets aandoen, en daarna mijn kop tegen een steen te pletter slaan, omdat ik zoo'n bruut ben geweestFay.om alles wat je lief is, kijk mij aan, of ik word stapel gek 1" Fay wuifde tegen zuster Browne, die nu vlak bij hen was. „Mevrouw van Menterghem maakt zich toch zoo ongerust I" riep zij uit, zoodra de twee haar konden hooren. Lance nam zijn hoed van zijn hoofd, wierp dien tegen den grond en stak allebei zijn handen in zijn zakken. „Vervloekt 1" mompelde hij. Fay had van deze gelegenheid gebruik gemaakt om uit het zadel te springen. Zij liep zuster Browne tegemoet, en haar rug het eenige wat Lance van haar kon zien drukte alleen maar koelheid en volmaakte onverschilligheid uit. „Alles is in orde, zuster," zeide zij. „Wij hebben zoo'n plezier gehad Maar ik was te moe om terug te loopen, en de pony van Mr. Madoc is niet erg vlug." Toen wendde zij zich naar Lance om en zei heel beleefd „Ik dank u wel, dat ik op Emma heb mogen rijden, Mr. Madoc. Ik was.werkelijk moe." Nu keek zij hem wel aan haar blik ontmoette den zijnen heel natuurlijk, en zoo koel alsof er niets gebeurd was. Zij lachte zelfs een beetje, omdat hij daar zoo grappig stond met zijn hoed op den grond en zijn handen in zijn zakken, terwijl de ondergaande zon den blos op zijn voorhoofd en wangen nog dieper kleurde. Vroegerlang, heel lang geleden, had hij zich wel eens afgevraagd, wanneer Muriel Lamprière het geschut van haar donkere oogen op hem afvuurde, of Fay koud en onverschillig waskoud, zooals de winterhemel in haar geboorteland, die aantrekt door zijn geheim-

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1931 | | pagina 5