^)e Erfgenaam
DIE ZICH SCHUIL HIELD
No. 14
Ik zal ervoor naar Londen moeten," zei Jack.
„Ik zal zestig pond overhouden. Maar ik heb
ze dadelijk noodig."
„Kom maar mee," zei ze.
Hij liep met haar mee, terwijl hij z'n paard aan
'n groom overgaf en ging met haar de hall in.
In de bibliotheek schreef ze een cheque voor vijf
honderd pond en gaf hem die.
„Wat is dat?" zei Jack. „Ik zei drie hon
derd."
„Maar u hebt toch uw eigen uitgaven ver
klaarde Esther. „En en ik weet niet eens, of
u al salaris hebt gehad."
Jack schudde het hoofd. Hij had ongeveer
tien shillings in z'n zak.
„Dat komt later wel," zei hij.
„Ik heb liever, dat u het nu neemt," zei ze
„vijf pond in de week."
Jack staarde haar aan en lachte. „Dat is non
sens," zei hij. „Mijn loon is ongeveer dertig shil
lings in de week."
Esther richtte zich hoog op. „Dat zal ik moeten
beslissen, mr. Gordon," zei ze. Toen zag ze de
halsstarrige uitdrukking op Jack's gezicht en
ze voegde er kleintjes aan toe „Laten we dan
zeggen, drie pond in de week."
Jack haalde de schouders op.
„Goed. Daar heb ik eigenlijk niets over te zeg
gen. Ik ga vanavond nog naar Londen en koop
„Koop wat u wil," zei Esther.
Jack lachte. „U geeft me wèl veel vrijheid, miss
Vancourt."
I htrtlts nliuultafvreeltji
DOOR CHARLES GARViCE
„Ik heb er immers geen verstand van," zei
Esther. „Ik vertrouw het u toe."
Jack's gezicht werd opeens ernstig. „Ik zal doen
alsof de boerderij van mij was," zei hij kalm
„U hoeft niet bang te wezens miss Vancourt."
„Ik ben niet bang," zei Esther trotsch.
Hij knikte en stapte naar buiten. Nettie huilde
z'n best toen ze hoorde, dat hij met den nacht
trein zou vertrekken en hij moest haar in z'n armen
in slaap sussen, zóó groot was haar verdriet.
Georgie reed hem naar het station en met de
royale cheque van miss Vancourt in z'n zak, reisde
hij naar Londen. Onderweg had hij heel wat te
overdenken. Hij bevond zich in een zeer eigen-
aardigen toestand. Hij bekleedde een onderge
schikte betrekking op het landgoed, dat hem eigen
lijk toebehoorde. Dit was al vreemd genoeg, maar
nog vreemder was het feit, dat hij zich in dien
toestand heelemaal niet ongelukkig voelde. De
boerderij interesseerde hem en de meesteres van
Vancourt Towers interesseerde hem nog meer.
Hij koesterde tegenover haar een eigenaardig
gevoel, waarin iets als medelijden de overhand
had zij leek zoo eenzaam en zoo hulpeloos. En
bij ieder woord en in elk gebaar herinnerde zij
hem aan zijn dooden kameraad. Er waren oogen-
blikken, als ze praatte en lachte, dat het leek, alsof
de echte Jack Gordon voor hem stond.
Hij arriveerde in Londen en hij nam zijn intrek
in eep rustig en goedkoop hotel. Den daaropvol-
genden ochtend, aan het ontbijt, bedacht hij, dat
hij nog steeds z'n oude
sportpak droeg heel
goed voor buiten, maar
minder geschikt voor
Londen. Terwijl hij aan
z'n tweede eitje bezig
was, leek het hem zeer
gewenscht weer eens be
hoorlijk gekleed te wezen.
Hij ging echter eerst
vast eens naar landbouw
machines informeeren eer
hij den kleermaker op
zocht, dien hij, als „Ar
thur Burton" had gehad.
De man herkende hem
terstond en begroette
hem met hartelijke be
leefdheid.
„Ik heb hier nog 'n
smoking, die ik voor u
maakte eer u naar de
koloniën ging, mr. Bur
ton," zei hij. „Ik vroeg
me al af, of u hem nog
ooit zou komen halen."
„Best," zei Jack. „Stuur
maar naar m'n hotel."
En hij gaf het adres op.
Hij besteedde de rest
van den dag doorverschil-
lende landbouw-machines
te bezichtigen en toen
hij 's avonds weer in z'n
hotel kwam, lag z'n smo
king, met overjas en al,
daar op hem te wachten.
Het was lang geleden,
dat hij in avondkleeding
was geweest en het ge
zicht van dit nieuwe pak
herinnerde hem aan vroe
gere tijden, toen hij zich
eiken avond kleedde voor
het diner. Hij verkleedde
zich ook nu en besloot
naar een schouwburg te
gaan. Er was 'n heelen
tijd verloopen, sinds
hij in Londen was uitgeweest.
Het eigen spiegelbeeld deed
hem vreemd aan, toen hij ge
kleed was. Het uiterlijk van een man is nu
eenmaal zeer afhankelijk van zijn kleermaker,
en Jack Gordon van de boerderij leek een heel ander
iemand, nu hij in correcte avondkleeding was ge
stoken. Hij glimlachte grimmig naar het eigen beeld.
„Kleeren maken den man," dacht hij. En na het
diner wandelde hij de stad in naar een schouwburg.
De schouwburg was echter heelemaal uitverkocht
en niet al te zeer teleurgesteld, stak hij een sigaar
op de eerste sedert vele dagenen wandelde
naar het Westen.
Hij liep in de richting van Hyde Park en bleef
staan bij het hekwerk aan den voorkant van
Parklane, om naar de bloemen in het park te kij
ken en naar de prachtige huizen daar tegenover.
Even flitste de gedachte door zijn hoofd, dat hij
in een van die schitterende huizen, bestemd voor
den Engelschen adel en Amerikaansche millionnairs
zou kunnen wonen, als hij zijn erfdeel opeischte.
Terwijl hij naar de bloemen stond te kijken,
bood een klein meisje hem, met huilerig stemmetje,
een bosje rozen te koop. Hij gaf het kind een shil
ling en met een verbaasden blik rende ze weg.
'n Oogenblik later liep er een groote, donkere man
voorbij. Het bloemenmeisje, blijkbaar aangemoe
digd door haar succes bij Jack, hield hem staande
en bood hem haar half verlepte bloemen aan. Ze
was ongetwijfeld wat lastig in haar aanhouden en
de man duwde haar ruw uit den weg. Ze viel tegen
het hek aan en kreunde en Jack voelde het bloed
naar zijn hoofd stijgen, sprong naar voren en greep
den man bij den kraag van zijn jas. Jack's bedoe
ling was, den man op zijn nummer te zetten, om
de mishandeling van een hulpeloos straatkind
maar toen hij den man beet had, kwam er opeens
een herinnering bij hem op.
Hij had dien man al eerder gezien. Dat donkere
gezicht, die koude boosaardige oogen riepen iets
in hem wakker. Als hij niet krankzinnig was of
droomde, dan was dit het gezicht van den aan
voerder der bende, die hem in de hut overvallen
had en die zijn kameraad, den echten Jack Gordon,
had vermoord 1 Gedurende een oogenblik was hij
zoozeer overweldigd door die ontdekking, dat hij
geen woord kon uiten. Toen schreeuwde hij
„Ben jij dat Jij 1"
De man wankelde achteruittoen begon hij er
op los te slaan en zijn slagen waren hevig en raak.
Jack sloeg terug, terwijl hij den man stevig vast
hield. Heel het verleden werd weer levendig voor
hem. Hoe vreemd het ook mocht schijnen, dit was
de man, die zijn kameraad had dood geschoten. De
aanvoerder van de struikroovers 1 Hier in Londen 1
De beide mannen vochten verwoed. Het bloe
menmeisje hurkte tegen 't hek aan, allerlei wagens
ratelden voorbij. Jack kreeg zijn tegenstander
even op de knieën, maar de man was glad en
lenig als een aal en wist weer op de been te komen.
Maar Jack was de sterkste van de twee en hij zou
den ander overwonnen hebben, wanneer op dat
oogenblik niet een parkwachter was te voorschijn
gekomen, die Jack om het middel greep.
„Wat is hieraan de hand riep hij.
„Houd dien man vastschreeuwde Jack.
Ik ken hem laat hem niet ontsnappen 1"
Maar de parkwachter, die zag, dat Jack de
sterkste was, hield hem vast en de ander wist te
ontkomen, terwijl Jack hulpeloos in de handen
van den pootigen parkopziener achterbleef. De
struikroover indien hij het werkelijk was
vluchtte de South Audley Street in en Jack bleef
alleen met den parkwachter en het angstige bloe
menmeisje.
DERTIENDE HOOFDSTUK,
parkwachter was groot en sterk en het duur-
de enkele minuten, eer Jack zich uit zijn handen
wist te bevrijden en hij hem duidelijk kon maken,