HET GEHEIM VAN
HERFORDS-CASTLE
Door JOHN. D. CLA VERTEN
496
VRIJDAG 4 SEPTEMBER 1931
No. 25
De drie heeren zaten bij
een in de gelagkamer
van de oude dorpsher
berg „Wild Horse Mesa", in het dorpje Herfordshire,
Dr. Hodds en Pembroke hadden met ongeveinsde
belangstelling geluisterd naar een spookverhaal,
dat mr. Pennock hun had opgedischt, en toen
deze zweeg, kon de dokter niet nalaten spottend
en ongeloovig te glimlachen.
Onzin, mr'. Pennock," wierp Hodds den ver
teller tegen. „U moet het slachtoffer zijn van uw
verbeelding of van een bijgeloovigen angst, er
bestaan geen geesten of spoken. Dood is dood en
daarmee houdt alles op. Wat is uw meening,
mr. Pembroke
Pembroke haalde twijfelend de schouders op.
'k Heb er meer van gehoord, dat het in het
onbewoonde Herfords-Castle spookte, dokter, en
de waarheid gebiedt me te zeggen, dat ik me om
trent de juistheid van dit gerucht nooit bijzonder
druk heb gemaakt. Er zijn, naar mijn meening,
sommige dingen, waarvan het voor een sterveling
maar beter is, af te blijven."
Ach, bakersprookjes, beste vriend," smaalde
de dokter. „En mr. Pennock heeft zich daardoor
laten beïnvloeden. Hij heeft den nacht in het
kasteel doorgebracht met de vooropgestelde ge
dachte, dat het er spookte, en een krakende deur,
een zekere ziekelijke gevoeligheid en auto-suggestie
hebben het hunne gedaan om hem daarvan vast
te overtuigen."
„Het spijt mij, dokter, dat ik uw meening moet
bestrijden," mengde mr. Pennock zich weer in
het gesprek. „Van angst of ziekelijke inbeelding
is absoluut geen sprake. Mijn naam als onder
zoeker moet u daarvoor voldoende waarborg
zijn. Ik verzeker u, dat ik het nuchterste en meest
wantrouwende mensch van de wereld ben, als het
een onderzoek betreft naar dingen, die boven of
buiten het stoffelijk waarnemingsvermogen liggen
en angst ken ik niet. Behoudens dan in zeer bij
zondere gevallen.
Het verlangen om door te dringen in de kennis
van het ongeziene, heeft me gedreven tot het
onderzoek van honderden zoogenaamde spook
huizen en spookkasteelen in Engeland en Schot
land en in de meeste ervan heb ik een of meer
nachten doorgebracht."
Mgndrong dokter Hodds aan, toen de
ander een oogenblik bleef zwijgen.
„Wel, ofschoon ik weet, dat u en anderen er
oni' lachen zullen, wil ik toch als mijn stellige
overtuiging verkondigen, dat er tusschen deze
en gene zijde van het graf verschijnselen bestaan,
die geen twijfel laten aan een onzichtbaar voort
leven na den dood. Zelfs materialistische geleerden
van naam hebben dit moeten toegeven. Ik weet,
dat er een hoop bedrog en zelfbedrog bestaat op
dit gebied, maar die schakelen het voorkomen van
manifestaties van gestorvenen daarom nog niet
uit. Als we absoluut eerlijk willen zijn, moeten we
erkennen, dat zij onverklaarbaar zijn, maar ont
kennen mogen we ze niet meer. Wij moeten voor
zichtig zijn met onze negatie van alles, wat we
niet begrijpen. Denk bijvoorbeeld eens aan de
zoogenaamde „stille kracht" van het Oosten.
„Hohoviel dokter Hodds den ander op
nieuw in de rede, „nu dwalen we af. Het bestaan
van „stille kracht" is ontkend, dat weet ik. Later
is men op die ontkenning teruggekomen, dat weet
ik ook. Maar „stille kracht" heeft niets gemeen
met het bovennatuurlijke. Het is hoogstens een
geheime, natuurlijke kracht, die wellicht in iedere
menschelijke natuur aanwezig is, maar die slechts
bij enkelen tot uiting komt. Dit is bewezen door
hetgeen generaal Mac Farlane in Burma overkwam,
tijdens het dempen van een oproer van inboorlin
gen. Er vlogen steenen zoo groot als vuisten door
zijn legertent, die zich onzichtbaar verplaatsten
en zijn veldbed wipte en sprong zonder eenige
aanraking. Toen dit spelletje hem begon te ver
velen, liet hij den voornaamsten Hindoepriester
bij zich ontbieden en hij verzekerde hem kort en
goed, dat hij hem zonder proces zou ophangen, als
die manifestaties niet onmiddellijk ophielden. De
Hindoe beweerde wel, dat hij er niets aan kon doen,
maar toch ondervond Mac Farlane niet den minsten
last meer na deze bedreiging. Dat bewijst, dat de
„stille kracht" beïnvloed wordt door natuurlijke,
maar voor ons nog onbekende machten, die in
den mensch sluimeren.
Uw ervaringen, indien zij niet ingebeeld waren,
mr. Pennock, zijn van geheel anderen aard. Zij
zouden wijzen op een voortbestaan na den dood,
als de natuur van den mensch dus gestorven is.
Ik geloof niet aan een onstoffelijke ziel en ik ben
ervan overtuigd, dat met den dood alles ophoudt.
En ik zal het blijven gelooven, zoolang tne het
tegendeel niet deugdelijk bewezen wordt. Om nu
nog eens op het gerucht terug te komen, dat hier
in den omtrek het „geheim van Herfords-castle"
genoemd wordtwilt u me alles nog eens herhalen,
mr. Pennock, wat u geloofde, dat u overkwam
eindigde de dokter vragend.
„Met het grootste genoegen, dokter," antwoord
de mr. Pennock. „Zooals ik u straks reeds heb ge
zegd, stelde ik een levendig belang in het geheim
van Herfords-castle en op mijn verzoek kreeg Ik
van den eigenaar, die tegenwoordig in Londen
woont, toestemming om een onderzoek in te stel
len. Ik doorzocht het kasteel van beneden tot
boven en besloot toen, om den nacht door te bren
gen in de torenkamer, waar volgens het gerucht
lady Thompson een raadselachtigen vergiftigings-
dood vond, nadat haar zoon als luitenant in den
Boerenoorlog gesneuveld was.
Zooals ik gewoon ben te doen bij het onderzoek
van onbewoonde huizingen, verzegelde ik alle
deuren, behalve die van mijn eigen kamer en tegen
elf uur legde ik me in een plaid gewikkeld op den
vloer van de torenkamer. Een half uur later viel
ik in slaap zonder iets anders te hebben gehoord
dan het piepen van den weerhaan op het torendak
en het ruischen van de boomen om het kasteel.
Geruimen tijd later werd ik plotseling wakker,
naar ik zelf geloofde door een gesteun en doodstil
bleef ik eenige minuten liggen luisteren. Plotseling
vernam ik het gesteun opnieuw en vervolgens
drong het geluid van sloffende schreden tot me
door. Het was volkomen duister in het vertrek en
juist wilde ik me voorzichtig oprichten, toen ik
hoorde, dat de deur open werd geduwd. Ik bleef
liggen, .onbeweeglijk, en duidelijk voelde ik de
zucht van den tocht op mijn gezicht. Daarop viel
de deur dicht, niet zachtjes, maar met een slag en
onmiddellijk voelde ik de aanwezigheid van iemand
of iets, dat binnengekomen was.
Aanvankelijk bleef het doodstil, maar plotseling
werd mijn oor getroffen door het zachte ruischen
van een kleed of gewaad. Ik was, ik verzeker het u
ernstig heeren, op dat oogenblik absoluut niet
angstig en ik hield me dan ook gereed om mijn
armen naar de indringster uit te strekken, toen ik
plotseling als met verlamming geslagen werd
ik voelde een kille, dorre hand mijn gezicht bevoe
len. Ik had absoluut geen macht over mezelf en
het gelukte mij noch me te verroeren, noch om een
kik te geven. De hand streek langs de ronding van
de kin en volgde de lijnen van den neus en den
mond, toen hoorde ik een diepe zucht, alsof de
indringster teleurgesteld was en vervolgens weer
het ruischen van de japon en het openen en dicht
vallen van de deur.
Zooals u begrijpen zult, duurde het eenigen tijd
voor ik mijn zelfbeheersching hervonden had,
doch toen was mijn eerste werk met mijn zak
lantaarn de gangen te doorzoeken. Hoewel ik
een vol uur zocht en me hier en daar eenigen tijd
verdekt opstelde, hoorde of zag ik niets meer en
eindelijk keerde ik naar de torenkamer terug, waar
ik het aanbreken van den dag afwachtte. Toen het
voldoende licht was, ging ik opnieuw het heele
kasteel door en tot mijn onbeschrijfelijke verbazing
waren alle zegels van de deuren absoluut onge
schonden.
Mr. Pennock zweeg even en toen ook de anderen
nadenkend het zwijgen bewaarden, vervolgde hij
„Dat is alles, heeren, maar
het is dunkt me meer dan
voldoende om een nieuw
en nu vollediger onderzoek naar het geheim
van Herfords-castle in te stellen."
„En hoe had u zich dit onderzoek gedacht,
Mr Pennock?" vroeg de dokter,ondanks zijn scepti
cisme onder den indruk van het verhaal van den
ander.
„Wel, ik heb me voorgenomen den nacht op
nieuw in het torenvertrek door te brengen, dokter.
Maar nu wakend. Daarom zal ik het me gemakkelijk
maken met een tafel en een stoel, zoodat ik naar
verkiezing wat lezen of schrijven kan. Ik zal den
stoel zoo plaatsen, dat ik het oog heb op de deur,
zoodat me niets kan ontgaan. Aangezien er een
electrische leiding in het kasteel ligt, kan ik vanuit
de gang voor de torenkamer een looplamp in
schakelen. Mijn bedoeling was verder, u en Mr.
Pembroke te verzoeken mij gezelschap te houden
„Neen viel Mr. Pembroke hem in de rede.
^Pardon, niet in hetzelfde vertrek," vervolgde
mr! Pennock haastig. „Ik bedoel in het daaronder
gelegen vertrek. U beiden kunt zich den tijd doo-
den met kaarten of lezen. Verder dacht ik er aan,
een schel aan te leggen van mijn naar uw vertrek.
Zoodra er iets of iemand bij me binnendringt,
zal ik u waarschuwen door een druk op den schel
knop, waarna u zich onmiddellijk bij me voegt.
Den klepel van de schel zullen we omwinden, zoodat
het geluid niet tot buiten uw kamer dringt. Voor
wat,volgen zal, of kan moeten we eventueele gebeur
tenissen afwachten, heeren. Wat dunkt u hiervan,
dokter
„Het idee is schitterend en ik verklaar me on
middellijk bereid aan uw verlangen te voldoen,
al zou het alleen maar zijn om u van het onzinnige
van die spookgeschiedenis te overtuigen," ant
woordde dokter Hodds. „En u mr. Pembroke?"
Pembroke keek bedenkelijk.
„Ik blijf er bij, dat je aan zulke dingen niet
raken moet," antwoordde hij bedachtzaam. „Je
moet niet denken, dat ik bang ben, Hodds, maar.
enfin, Zooals ik zeg, ik acht het ongepast en onvoor
zichtig. Het zou niet de eerste maal zijn, dat zekere
geheimen anderen noodlottig werden. Wat kan ons
eigenlijk het geheim van Herfords-Castle schelen.
Ik weet niet, wat er van die spookgeschiedenis
waar is, maar als er iets van waar is
„Ach, onzin, Pembroke," viel de dokter hem
geërgerd in de rede. „De heele geschiedenis is
geen penny waard. Mr. Pennock heeft zich niet
vergist en niet gedroomd, zullen we aannemen.
Welnu, dan betrappen we vannacht een of ander
zuchtend en steunend oud wijf, dat een schuilplaats
in het kasteel heeft gevonden."
„Zou je denken vroeg Pembroke verlicht.
„Natuurlijk, het kan toch niet anders!" ant
woordde de dokter beslist. „Zeg nu maar ja
dan houden wij vannacht een oogje in het zeil.
In orde, Pembroke
De ander aarzelde nog een oogenblik, maar plot
seling onderdrukte hij zijn tegenzin en, hoewel
met onwillige stem, hechte hij eindelijk zijn goed
keuring aan het plan.
Dien avond begaven Pennock, Hodds en Pem
broke zich tegen tien uur naar het kasteel, 's Mid
dags hadden zij de kamers, waarde nacht zou wor
den doorgebracht, met eenig meubilair geïnstal
leerd, een looplamp en een schel aangelegd en alle
deuren van een tweede verzegeling voorzien.
Hodds was op het lumineuze idee gekomen, alle
gangen met meel te bestrooien, in de hoop dat „het
spook" deze poging om zijn schuilplaats op te spo
ren niet ontdekken zou in het donker.
Nadat de looplamp op Pennock's kamer op de
gang was ingeschakeld, overtuigden zij zich, dat
niemand in het vertrek aanwezig was, sloten Pen
nock daarin op en namen den sleutel mee. Vervol
gens ging Hodds alle zegels nog eens na, bestrooide
de sporen in de gang met meel en bedekte, achter
uitloopend, eindelijk ook die van zichzelf, waarna
hij zich bij Pembroke voegde, die een weinig onrus
tig en bedrukt het vertrek op en neer liep.
Ondanks zijn ongeloof en twijfel wachtte de dok-