DOOR
BARONESSE ORCZY
Als je hier uit de omgeving moet verdwij
nen...." hoorde hij Fay na een poosje
zeggen.
„Ais ik hier verdwijn, liefste," viel Mr.Horf-
man haar in de rede, „dan ga jij met mij mee.
Als de politie zich in mijn zaken mengt, gaan de
chèques naar den officier van justitie. Dat is
duidelijk, nietwaar?"
„Wat zou je er aan hebben, als je Tom met je
meesleurde Het zou jou niet batenWat zou
je eraan hebben herhaalde zij klagend.
„Niets, misschien alleen een gevoel van vol
doening," klonk het cynisch„maar laten we
daarover niet redeneeren. Je denkt toch zeker
niet, dat ik je op zal geven, omdat die stomme,
oude Hollander mij dwars zit
„Ik dacht
„Nu, wat
„Dat alles nog wel geschikt kon worden,"
antwoordde Fav met trillende stem. Zij voelde
zich blijkbaar volkomen hulpeloos.
„Wat bedoel je met geschikt worden?" vroeg
Mr. Horfman op ironischen toon. -
„Met Mr. van Menterghem bedoel ik. Misschien
zou hij alles weer in willen trekken, als...."
„Hij niet..Bovendien zou ik hem voor geen
cent vertrouwen. Ik ken dien koppigen Hollander.
De gevangenis, of de strop, dat is zijns inziens
het waardige loon voor ieder, die het gewaagd
heeft een kaart of wat drank aan te raken! Met
hèm iets afspreken Ik denk er niet aan. Niet
zoodra heeft hij de chèques in zijn zak, of in minder
dan geen tijd is hij bij de politie. Natuurlijk, Tom
zou er dan goed afkomen, maar wat zou er met
mij gebeuren
„En wat met mij zei Fay op aandoenlijken
toon. „Ik geloof, dat je daar nooit 'n oogenblik
aan gedacht hebt."
„Ik denk aan niets anders," zei Mr. Horfman
vleiend en zalvend. „Mijn doel is geen ander dan
jou, zoodra we getrouwd zijn, dezen onplezierigen
tijd zoo snel mogelijk te doen vergeten. Maar je
moet één ding 'goed begrijpen, liefste, en dat is,
dat we óf deze streek samen, als man en vrouw,
verlaten, óf dat we ruzie krijgenen dan komt
Tom in het beklaagdenbankje
„En jij in... Dit kwam van Lance, die een
onderdrukten schreeuw gaf, als van een woedend,
wild dier. Hij kon niet langer tegen zijn instinct
op. Hij was om de boomen heen geloopen, had
Mr. Horfman op den grond geslingerd en hem bij
de keel gegrepen.
Verblind, versuft, als een dier, dat zijn vijand
beet heeft, sloeg hij den ander met z'n hoofd tegen
den grond, terwijl Fay, niet in staat te beseffen
wat er gebeurd was, wezenloos en hulpeloos toe
zag, hoe de twee mannenmet elkander worstel
den, en zich de lichamen stijf tegeneen al
vechtend in allerlei bochten wrongen. Zij hoorde
hun heesche stemmen, hun hijgende ademhaling,
hun kreten van woede en pijn.
„Geef opgeef ze op.... of ik wurgje
Toen Volgde een vreeselijk geluid, als van een
doodsreutelen tegelijk.... een ontzette kreet
van Fay „Amos
Het was ongetwijfeld die lang vergeten naam,
die Lance plotseling tot zichzelf brachteen
geest uit het verleden hield met bloedbeloopen
oogen en waarschuwend opgestoken vinger een
seconde lang zijn hand tegen, lang genoeg om
den greep om de keel van zijn vijand losser te
doen worden. Mr. Horfman, geen nieuweling in
het gevecht van man tegen man, was vlug genoeg
om met een behendigen ruk van dit voordeel
gebruik te maken. Bijna tegelijk stond hij weer
op zijn voeten, en bracht met de grootste kalmte
zijn correcte, getailleerde kleeren in orde. Lance
stond er hijgend, rood en beschaamd bijzijn
vingers tintelden, en hij moest zich bedwingen,
om hem niet weer naar zijn gehate keel te vliegen.
„Je hield me zeker voor een idioot, vrind,"
zei Mr. Horfman koel. „Dacht je nu werkelijk,
dat ik zulke gewichtige documenten bij me droeg."
Daarbij keerde hij zich tot Fay: „Ik kan je niet
feliciteeren met je verdediger, liefste. En je be
grijpt wel, dat ik dergelijke aanrandingen niet
kan dulden. Tot mijn eigen bescherming en ter
verhindering van herhaling van het gebeurde
wil ik je even vertellen," ging Mr. Horfman verder,
terwijl hij zich half naar Madoc omkeerde, „dat
de documenten, waarvan je blijkbaar afweet,
bij een vriend gedeponeerd zijn. Mijn vriend heeft
order er gebruik van te maken, zoodra er iets
iets onplezierigs met me gebeurt."
Hij was verdwenen nog voor Lance of Fay een
woord hadden kunnen uiten. Fay keek naar Lance,
en Lance tuurde naar den grond.
„Amos, hoe kon je dat doen begon Fay
eindelijk.
Weer die oude bekende naam en haar stem,
haar lieve, zachte stem, die hem door merg en
been ging, met een tikje van toenadering en tee-
derheid er in.
„Ik was krankzinnig," mompelde hij.
„Wat kon je daar nu mee bereiken
„Niets. Ik was gekik kon me niet langer be
dwingen."
Plotseling keek hij op en zag haar aan. „Je
zult met dat zwijn niet trouwen...."
De schaduw van een glimlach gleed over haar
lippenhij zag er zoo vreemd uit met z'n ver
warde haren, zijn gloeiend gezicht en dien trot-
schen, woesten blik in zijn oogen.
„Beste Amos," begon zij.
„Noem me niet Amos," onderbrak hij haar
dadelijk. „Amos Beyvin is dood, Fay.... Dat
is Lance Madoc; niet de vervljonge dwaas
uit de oude Wereld geen dansmaniak geen
tennisspelende ezel, maar een món, hoor je? En
als man zeg ik je, dat je met dien schurk niet
zult trouwen. Ik zweer je, dat je het niet doet.
Ik zweer het je, bij alles wat heilig is."
Voordat de zin van zijn wild gepraat tot Fay
was doorgedrongen, voordat ze vluchten of zich
losrukken kon, had Lance zijn armen om haar
heen geslagen en haar gekust.
KORTE INHOUD VAN DE VORIGE AFLEVERINGEN
Amos Beijvin, een luchthartig Londensch student, word*
plotseling genoodzaakt, zich een bestaan te scheppen, daar
zijn vader hem slechts weinig fortuin nalaat. Deze heeft zich
in een vlaag van zwaarmoedigheid van het leven beroofd na
het vertrek zijner vrouw. Amos heeft eerst eenige maanden
bij Canadeesche vrinden, de familie Mazeline, doorgebracht,
en zich met hun dochter Fay verloofd. In Londen terugge
keerd, bezoekt hij met eene vriendin, Muriel Lampière, een
nachtclub; er wordt een inval gedaan, hij helpt Muriel ont
vluchten, maar stelt zich onder invloed van den wijn bij zijne
arrestatie teweer en doodt bij ongeluk een agent. Hij wordt
veroordeeld tot twee jaar dwangarbeid; op de reis naar de
gevangenis te Dartmoor derailleert de trein, waarmee hij
wordt overgebracht; zijn bewakers zijn beiden dood. en een
verpleegster, die zich voor hem interesseert, redt hem en
doet hem doorgaan voor een zekeren mr. Madoc, die bij de
treinramp om het leven is gekomen. Zij vertrekt naar haar
zuster in Winnipag, en helpt hem met het paspoort en in de
kleeren van Mr. Madoc uit Engeland te vluchten, eveneens
naar Canada. Na verschillende betrekkingen komt hij tenslotte
als knecht op de farm van mr. Crum. Op een goeden dag
redt hij op den weg bij de farm de ziekelijke mrs. van
Menterghem en haar verpleegster (die Blauwoogje, zijn be
schermster, blijkt te zijn), wier paard op hol geslagen was.
In het huis van den heer van Menterghem blijkt hem, dat
deze na den dood van den heer Mazeline met diens weduwe
getrouwd is, en ontmoet hij zijne vroegere verloofde Fay. die
thans zoo goed als geëngageerd is met een Duitschen Canadees
mr. Oskar Horfman. Hij neemt het voorstel van mr van Men
terghem aan, om bij dezen in dienst te treden als zijn assis
tent en als opvoeder van Fay's lastigen jongen broeder Tom.
Hij moet Tom bevrijden van Horfman's slechten invloed,
waardoor hij tot spelen en drinken kwam. Horfman bezit
eenige valsche chèques, waarmede Tom oplichting heeft ge
pleegd; hij heeft die zaak echter verzwegen, op voorwaarde,
dat Fay hem huwen zou. Fav en de verpleegster, Blauwoogje,
houden als bij onderlinge stilzwijgen, de afspraak voor mevr.
Van Menterghem verborgen, dat mr. Lance Madoe. die een
weinig veranderd is, dezelfde is als Amos Beijvin. Trouwens
Blauwoogje's hulp is voor de oude dame langzamerhand
overbodig en zij vindt nu eene betrekking in een naburig
ziekenhuis. Lance Madoe weet zich in het vertrouwen te
dringen van Horfman, en ontdekt, dat deze bij zijn huis een
grootsch speelhol houdt. Hij is daar ook op een avond, wan
neer Tom er groote winsten maakt en nu meent, van Horfman
de valsche chèques en wissels te kunnen terugkoopen. Hij
hoort èen gedeelte van hun gesprek, en begrijpt nu. welke
macht Horfman over Tom en zijn zuster Fay heeft Hii onthult
de geheimen van het speelhol en van Horfman's identiteit,
zonder te spreken over de vervalschte papieren, aan Mr. van
Menterghem. Deze geeft Horfman een maand den tijd om zijn
engagement met Fay te verbreken en zijn speelhol op te ruimen.
„Laat me gaan.... Amos.... \J I/T
Lance..laat me gaan..ik1 1U
hijgde ze.
Maar hij hield haar zoo stevig vast, dat al haar
worstelen tevergeefsch was. Hij hield haar hoofd
tusschen zijn handen, zijn vingers in haar zachte,
geurende krullen en keek haar in de half gesloten
oogen.
Fay had haar verzet opgegeven, geen geluid
kwam over haar opeengeklemde lippen. Maar het
licht, dat door haar half geopende oogleden scheen,
kon hij niet begrijpen
VIJFTIENDE HOOFDSTUK.
T^I a een flinke klimpartij van drie vierhonderd
-*• meter van den hoofdweg af naar het huisje op
de berghelling, bereikte men een rotsplateau,
vanwaar men een prachtig vergezicht had op de
prairie beneden, die zich oostwaarts eindeloos
scheen uit te strekken. Het landschap leek een
wereldkaart, uitgespreid op de zacht golvende
vlakte, omlijst door heuvels, die des zomers groen,
des winters wit en in den herfst scharlakenrood
waren. En op een dag, zoo kristal-helder als deze,
leek de landkaart een veelkleurig schilderij, door
de hand van een reus gewrochtde groote ri
vieren en kleinere stroomen neergezet in helder
blauwe lijnen de velden gekleurd met teer groen
en plekjes rood, bruin of goud aan den rechter
kant een stad een stad ais kinderspeelgoed,
met kleine daken en schoorsteentjes, waaruit
ragfijne rookwolkjes opstegen, die in het heldere
blauw van den hemel verdwenen. Op deze gol
vende vlakte zag men hier en daar een boerderij en
enkele mijnschachten. De onbegrensde afstand
gaf aan alles een vreemde bekoringhier een
prachtig spoorwegviaduct een kantwerk van
staal daar een boschje donkere pijnboomen als
een inktvlek op den lichten achtergrond van dit
schitterend panorama. En daar weer de grijze
of witte weg, als een kronkelende lijn van Noord
naar Zuid, van Oost naar West getrokken, nu
eens duidelijk zichtbaar, dan weer over eenigen
afstand verloren achter een heuvel of onder den
boog van den spoorweg. Daarover bewogen zich
de menschjes als verdwaalde mieren, die zich
naar hun hoop terughaastten.
Emma, Mr. Micawber en hun beider meester
keken vaak van deze hoogte neer op dat reuzen-
schilderij en op de dolle sprongen van die op mieren
gelijkende schepseltjes, wier drukke beweeg van
hier boven gezien zoo nietig en nutteloos scheen.
Lance had dit plateau ontdekt en het „Amos'
Rust" genoemd. Hij voelde zich hier altijd Amos
Beyvin Amos, die Fay eens bemind en gekust
had, lang, lang geleden.
Het was een goed plekje om, vóór het pad glib
beriger en smaller werd, wat uit te rusten. Een
goed plekje voor Emma om in het ruwe gras rond
te snuffelen en voor Mr. Micawber, om bij zijn
nadering een doodsschrik te bezorgen aan de
gevederde of behaarde bezoekers, die dan hals
over kop verdwenen. Rondom en boven het pla
teau zag men het frissche groen van het woud,
rook men de vochtige aarde en het natte mos. Aan
den voet van groote, slanke pijnboomen was
een gewirwar van wilge- en braamstruiken. Op
verren afstand zag men het reusachtige rotsge
bergte met zijn granieten koppen, blauw en pur
per, en dooraderd met plekjes en strepen sneeuw,
als marmer, dat door den tijd gekleurd is.
Als Emma dan rondsnuffelde en Mr. Micawber
heen en weer liep, ging Lance plat op zijn rug
liggen en met gesloten oogen droomde hij dan
van alles, wat nooit zou gebeuren. Hij dacht aan
Fay, aan haar oogen, haar mond, haar kussen,
aan haar teederheid dien lang geleden avond op
het ChÊteau Frontenac, toen hij voor 't eerst had
begrepen, wat een vrouw kon zijn voor een man,
van wien zij hield. In zijn droom stond hij weer
met Fay op de brug van Loods 18 en sloeg hij
de wuivende sluiers van teer, doorschijnend weef
sel boven hem gade, veelkleurig en schitterender
dan de maan. Doch droomen'en herinneringen