DE MAN DIE LAF WAS... door JOHN D. CLAVERTEN 556 VRIJDAG 25 SEPTEMBER 1931 No. 28 Een langgerekt fluitsignaal vergunde Pierre Lasalle 't vermoeiend en geestdoodend steenen- zagen vooreen korte pauze te onderbreken om 'n wandeling te maken. Hij verliet de gloeiend heete steengroeve en wandelde met de oogen naar den grond gericht en diep in gedachten verzonken naar zijn hut, in de nabijheid waarvan de surveillant hem tegemoet trad. „Zware zorgen, Pierre Lasalle vroeg de be waker, goedig spottend met de vergeetachtigheid van den gedeporteerde, die verzuimde in de voor geschreven houding terzijde van het pad te blijven staan. De gevangene schrok op en gaf den ander, terwijl hij een minachtenden blik op hem wierp, gelegenheid hem te passeeren, waarna hij hem nog eenige oogenblikken bleef nakijken. Met een ge mompelde verwensching keerde hij zich vervolgens om en verdween in zijn hut, waaruit hij even later weer te voorschijn kwam met een brandende pijp. Verstrooid liet hij zijn blik over Cayenne dwalen, het eiland der verschrikking, waarheen hij, terzake van een dubbelen moord, door den Franschen rech ter voor het leven lang verbannen was. Terwijl hij langzaam voortliep naar het strand, voegde zich een andere gedeporteerde bij hem, die zwijgend naast hem voortging, totdat zij een hoog gedeelte der rotsige kust hadden bereikt, vanwaar zij het heele eiland konden overzien. ,,'t Is onmogelijk, Pierre Lasallemompelde Jean Proun, terwijl hij den ander een vluchtigen blik toewierp. ,,'t Is onmogelijk, en tochgaf Pierre Lasalle somber ten antwoord. Zij hadden het elkander reeds honderden malen gezegd, dat het absoluut onmogelijk was Cayenne te ontvluchten, maar toch hadden zij, evenmin als elke andere gedeporteerde de gedachte aan de vlucht nog geen oogenblik opgegeven. Met een donkeren gloed in zijn blik staarde Pierre Lasalle naar de baai aan zijn voeten, aan de overzijde waarvan het onbewaakte land lag, waar de vrijheid en het leven wachtten. „Hier ligt de kans.de eenige.mompelde hij voor zich heen. „Een half uur zwemmen en 't is gebeurd, Jean. Jean Proun haalde de schouders even op en deed wat hij hier reeds zoovele malen had gedaan hij nam een steen op en slingerde hem met kracht in het water. Oogenblikkeiijk verschenen er twee, vijf, tien monsterachtige, platte koppen aan de oppervlakte van de baai en terwijl Jean zijn mak ker spottend aankeek, wendde deze zich huiverend van den aanblik van de verschrikkelijke kroko dillen af. „Onze bewakers," spotte Jean Proun, „en ze zijn duizendmaal gevaarlijker dan de heeren daarginds met hun geweren...." Hij wees in de richting van den observatiepost van het eiland, van waaruit de surveillanten dag en nacht den omtrek van Cayenne in het oog hiel den. Pierre Lasalle knikte somber. „En toch...." mompelde hij een oogenblik later twijfelend. „Ik weet niet, maar een of andere truceen idee „Jean Péret had een idee en zelfs een goed idee," viel de ander hem in de rede. „Hij leed drie weken honger om zijn rantsoenen te bewaren en toen wierp hij alles in het water om dat krengetuig bij elkander te lokken en zelf vrij baan te krijgen. Voor hij tweehonderd meter gezwommen had, kregen die ondieren hem in de gaten en vijf minu ten later was alles gebeurd, ze hebben hem vrij eerlijk onder elkander gedeeld...." De misdadiger zweeg een oogenblik en vervolgde toen somber: „Een truc? Je sprak van een truc, Pierre Lasalle Niemand heeft ooit mooiere truc uitgedacht dan de oude Livergues, twee jaar voor jij hier kwam. Hij liet zich meedrijven op een van die reuzenhoopen zeewier die je daar ziet en waar voor de krokodillen nooit de minste belangstelling aan den dag leggen. Alles lukte aanvankelijk prach tig, ik was in het geheim betrokken en van hieruit kon ik alles overzien. Niemand had eenig vermoe den van de gewaagde onderneming en vanuit de observatieposten had niemand iets gezien. Als het zaakje gelukt was, zou hij d«riir aan den over kant terecht gekomen zijn, zie je, déér bij die rot sen, die we hier het „„Eene Verlangen" hebben gedoopt. Zooals ik al zei, ging het prachtig, totdat vlak bij den overkant een nieuwsgierige kaaiman zijn neus in dat drijvend eilandje stak. Toen was alles afgeloopen met den ouden Livergues.... „En trucs, bah, praat me niet van trucs, Pierre Lasalle, 't is allemaal onzin Jean Proun spuwde verachtelijk op den grond en wendde zich van de baai af om heen te gaan. „Kom mee, Pierre, 't is tijd om te eten als we straks niet met een leege maag aan het werk willen gaan Somber zwijgend liepen beide mannen naast elkander voort naar een laaggebouwde loods, waar aan eenige lange tafels een aantal gedeporteerden een soberen maaltijd gebruikten. Een kwartier later klonk het sein voor den aanvang van den arbeid in de steengroeven en slenterde Pierre Lasalle op zijn gemak naar de hem aangewezen plaats, waar hij, de opmerkingen van zijn bewaker negeerend, zwijgend de steenzaag ter hand nam en zich aan het werk zette. Hij had een uur onafgebroken voortgewerkt, toen twee stooten op de fluit van den hoofdbewaker hem waarschuwden, dat de adjunct-gouverneur der strafkolonie de ronde kwam doen. Zijn zaag neer werpend, begaf hij zich naar de binnenplaats van de steengroeve, waar hij zich bij de andere gedepor teerden in het gelid schaarde en de inspectie af wachtte. De adjunct-gouverneur, een hard, streng ambte naar, liep langzaam langs het gelid, totdat hij voor Pierre Lasalle plotseling bleef stilstaan. „Is dat niet de man, diebegon hij aarze lend, in zijn herinnering zoekend naar wat men hem omtrent dezen gevangene had gerapporteerd. Hij keek Pierre Lasalle onderzoekend aan en ont moette een blik vol haat, die hem onmiddellijk tegen den misdadiger deed innemen. „Wie ben je vroeg hij kort en op strengen toon. „B 189," gaf de ander hem even hard en kort ten antwoord. „Waarvoor en voor hoelang werd je gevonnist, B 189?" „Dubbele moord, levenslange deportatie," beet Pierre Lasalle den ambtenaar toe. „Is hij de man niet die zoo'n levendige belang stelling voor de kreek heeft getoond wendde de ambtenaar zich plotseling vragend tot een bewaker. „Jawel, meneer de gouverneur," stemde de beambte toe. Pierre Lasalle werd bleek van woede, de opmerk zaamheid die hij de laatste weken aan de baai en aan haar lugubere bewakers had gewijd, bleek te zijn opgevallen en gerapporteerd en dit vervulde hem, behalve met ergernis over zijn eigen onvoor zichtigheid, ook met haat tegenover zijn bewaar ders. „Die ongezonde nieuwsgierigheid van je, zou je den een of anderen dag noodlottig kunnen wor den, man," waarschuwde de ambtenaar hem met lichten spot in zijn stem. „Er leven daar hongerige kostgangers en die „Met hen speel ik het wel klaar.viel Pierre Lasalle hem norsch in de rede. Deze opmerkingen de onbeleefde toon waarop zi> werd geuit, prikkelden den ambtenaar en zich na een kort oogenblik van beraad tot een der bewakers wendend, hernam hij „B 189 gaat morgen in het blokhuis, de vrije wandeling is hem verboden en hij mag voorloopig geen gemeenschap met anderen hebben. Waarschuw me als hij lastig is, dan zullen we hem laten voelen wat de ketting hier beteekent." Zonder een antwoord af te wachten liep de adjunct-gouverneur door en vijf minuten later werd Pierre Lasalle naar de steengroeve teruggeleid, waar hij tandenknarsend van woede en luid vloe kend zijn werk weer opnam. Hij begreep dat hij zelfs het laatste schijntje betrekkelijke vrijheid had verspeeld en dit bracht hem in eenige uren tijds tot een besluit, waarvan hij de uitvoering dien middag nog als onmogelijk verworpen had. Na het lossen van het avondschot, dat den gedeporteerden vergunde zich gedurende een uur vrij op het eiland te bewegen voor zij zich ter ruste moesten begeven, wandelde Pierre Lasalle naar de hoogte bij de baai, waar zich weldra Jean Proun bij hem voegde. „Ik wacht niet langer dan tot morgen in de vroegte, Jean," begon de misdadiger, een somberen blik op het land tegenover hem werpend. „Morgen vroeg zal ik hierover zwemmen en in vrijheid zijn of het water niet meer uitkomen." „Je bent krankzinnig," viel Jean Proun ruw uit. „En jij bent laf t" wierp Pierre Lasalle hem min achtend tegen. „Als het laf is als je er niets voor voelt om je tot een ontbijt voor die ongure krengen daarginds aan te bieden, dan heb je gelijk, Pierre Lasalle," antwoordde de ander koeltjes. „Bah, wie niet iets waagt, zal hier in deze hel zeker niets winnen," wierp de misdadiger met een verachtelijk schouderophalen tegen. „Er is maar één kans om aan dit alles te ontkomen en die kans wil ik niet onbenut laten. Ik heb er nog eens over nagedacht, Jean Proun. Ik zal je zeggen wat ik wil doen. Morgen, een half uur voor zonsopgang, ver laat ik mijn hut. Ik blijf hier wachten tot de zon opgaat, begrepen Op dat oogenblik worden de krokodillen gevoed door de bewakers, nietwaar, en trekken ze allen naar het steigertje van het gouvernements-stoomschip. Ik heb dan hier den weg vrij en zal een voorsprong hebben van min stens een kwartier. Die tijd zal beslissend zijn voor mijn leven, begrepen „Je vergeet alleen de geweren van de bewakers," spotte Jean Proun, „ze zullen je zien zwemmen en al laten de krokodillen je den weg vrij, daarom zullen vijftien, twintig doodelijke schoten hun uit werking niet missen. Heb je daaraan gedacht „Ja, ik heb eraan gedacht," antwoordde Pierre Lasalle, „maar dat kan me niet tegenhouden. Ik zal die honden zoo min mogelijk kans geven me raak te schieten, zoolang ik het kan uithouden zwem ik onder water." Hij zweeg en keek den ander aan en een twijfelend licht in diens oogen opmerkend, hernam hij plot seling ,,'t Is de eenige kans, beslist de eenige kans om hier weg te komen, ben je dat met me eens ,,'t Is de eenige kans, maar zij is even hopeloos als roekeloos," viel Jean Proun uit. „Je werpt je eigen leven weg en voor geen geld van de wereld zou ik het .ooit zoo nutteloos in de waagschaal stellen." „Dat komt omdat je te laf bent I" viel Pierre Lasalle geprikkeld uit. „Het is geen lafheid, als je weigert met je leven te spelen zonder eenige kans op winst. Als er maar eenige mogelijkheid bestond hier te ontkomen, zou ik hier niet tien jaren lang gezucht en gevloekt hebben ik ben een misdadiger.. maar ik heb een moeder. Ik zou haar voor mijn dood nog graag eens terugzien en...." „Ga dan mee als je naar je moeder verlangt. Als je deze kans verwaarloost zal je haar zeker nooit weerzien," drong Pierre Lasalle driftig aan. „Neen, ik doe niet mee," weigerde Jean Proun met schorre stem. ,,'t Is waanzin...." „Erbarmelijke lafheid, bedoel je 1" viel de ander opgewonden uit. „Bah, ik had niet gedacht een oud wijf tot vriend te hebben. Enfin, ik kan je den moed niet ingeven als een lepel pap, zie dan zelf hoe jij en ik terechtkomen. Alleen," vervolgde hij met een dreigenden klank in zijn stem, „denk eraan, mondje dicht „Geloof je dat ik 'n oue kletskous ben vroeg Jean Proun beleedigd. „Bah.van een lafaard ben je alles te wach ten...." mompelde Pierre Lasalle verachtelijk en zijn makker den rug toekeerend, ging hij met groote stappen op weg naar zijn hut. Jean Proun verlièt den anderen morgen reeds vroeg zijn hut, sloop met de grootste behoedzaam-

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1931 | | pagina 12