te
mm
No. 28
VRIJDAG 25 SEPTEMBER 1931
553
kleurige lichten, scheiien, teksten en teekens, die
de menschenstroomen leiden langs normale bed
dingen.
En als die menschen nu maar attent wilden zijn.
Als er maar niet velen liepen te droomen in 't ge
vaarlijkste verkeer, dom deden, of opzettelijk tegen
't heil in gingen.
Een herziening en verbetering van hun gedrag
is dan ook dringend noodzakelijk.
Laat men meewerken, èl wat men kan.
Laat men toch voorzichtig, bedacht en beducht
zijn. Werken we allen de veiligheidstechniek in de
hand, ter voorkoming van vele en ernstige onge
vallen.-
„Groot Rotterdam" wil nog eens het voorbeeld
geven en met deze pagina's de aandacht vestigen
op hetgeen gedaan wordt om de veiligheid langs
den weg en de orde en regelmaat te verkrijgen en
te handhaven.
Zooals 'l behoortr wordt achter de streep gewacht.
razenden gereden, voorts, in de grootere steden,
de tallooze trams, die, althans in Rotterdam,
langs de straten suizen en „donderen," komen aan
gieren als fluitend vuurwerk, ten slotte het meer
en meer verouderde paard, en het moderne ver
keer is zoo ongeveer geteekend.
Al deze in hun snelheid zoo gevaarlijke vehikels
gaan langs onbeschutte banen en wegen, dwars
door en langs alles heen.
Hun voortsnellen en ijlen gaat niet zooals bij
trein en stoomtram langs afgebakende lijnen,
d&èrom zijn ze zoo
enorm gevaarlijk.
't bijzonder hebben, daar
op zullen onze foto's slaan.
Er zijn in deniaatsten
tijd niet alleen de ver
keersagenten ten too-
neeele verschenen, die
midden in de verkeers-
branding als menschelijke
vuurtorens staan en met
de wit gehandschoende
handen, talentvol, het ver
keer regelen en leiden, er
zijn óók gekomen de ver-
keerssignalen, met hun
De voetgangers kunnen oversteken.
In verlangende afwachting.
7.e eischen dagelijks in stad en dorp op straat-
en landweg vele, zeer vele slachtoffers.
Die slachtoffers zijn oude, deemoedige menschjes, jonge veel
belovende personen, kinderen, die spelende waren. In menig huis
gezin staat een leege stoei, als bewijs van het verkeersgevaar in
onze dagen, dat als een andere oorlog menschen velt van allen slag
en leeftijd.
En wat is hiertegen te doen?
Op de eerste plaats het brengen van beperkende bepalingen,
die véél meer moesten worden gesteld en toegepast, waaraan
strenger nog dan thans de hand moest worden gehouden.
Op de tweede plaats: straf, gevoelige straf voor die onverfaten,
welke schuld dragen aan de ongelukken, de dronken bestuurders
(ze zijn er nog, o, eeuwige schande), de snelheidsmaniakken,
die men ook benzine-bandieten of -misdadigers zou kunnen en
mogen noemen.
Dat deze lieden zich wagen aan den waan van hun snelheids
hartstocht moeten ze zelf weten. Als ze anderen er aan wagen:
kinderen en ouden van dagen, broodwinners, enz. enz., dan
roepen we hun een gestreng „halt" toe.
Op de derde plaats mogen we de politie dankbaar zijn, dat
ze zich steeds beter te weer stelt, in een geperfectionneerde vei-
!i"heidsmethode tegen het verkeersgevaar.
En over die methodes van teweerstelling willen we 't hier in
liet signaal staat op _t>r't)".J