Erfgena DIE ZICH SCHUIL"HTËLD O dat komt later pas, als we het koren binnen hebben," zei hij. „Ja, dan vieren we feest." Hij sprak, alsof hij de eigenaar was, moest Esther even denken, maar zij vond dit niet erg. Ze had het onzekere gevoel, dat, wanneer hij gezegd had, dat er geen oogstfeest zou zijn, er dan ook werkelijk geen feest zou zijn ge weest. Ofschoon ze van plan was geweest langs den zelfden weg, vanwaar ze gekomen was, weer naar huis terug te keeren, liep ze onwillekeurig met hem mee op de boerderij toe. Nu en dan bukte Jack om wat wilde hyacinthen te plukken, die daar in overvloed groeiden en toen ze bij de boerderij kwamen, droeg hij er 'n heelen bos van in de hand. Esther keek naar dit bloemen-plukken met verholen belangstelling en nieuwsgierigheid. Wat zou hij daarmee doen Zou hij ze haar mis schien aanbieden En zoo ja zou zij ze dan aannemen, of zou ze zich beleedigd voelen Toen ze bij zijn huisje kwamen, liep Jack even naar binnen, om de bloemen in 'n kruik met water te zetten. Toen kwam hij weer terug, maar hij bleef even staan. „Ik heb al de quitanties hier, miss Vancourt," zei hij, „en m'n heele afrekening. Zou u ze even willen inzien „Kunt u ze niet komen brengen?" vroeg ze koel hij was heelemaal niet van plan, haar de bloemen te geven hij had blijkbaar geen idee van de meest gewone hoffelijkheid. „Ja, ik heb 't nu erg druk," zei Jack. „U weet, ik ben weggeweest en iedere minuut heeft nu waarde." „Nou, als 't dan moet 1" zei Esther uit de hoogte en ze liep naar binnen. Jack schoof een stoel aan, maakte z'n koffer open en legde de quitanties en het geld op tafel, rustig en zakelijk. „Ik heb m'n persoonlijke uitgaven ook opge schreven, miss Vancourt," zei hij. „Ik hoop, dat u ze niet te hoog vindt." Esther nam de papieren en het geld onverschil lig in de hand. „Wil u 't niet even nazien vroeg hij. „Misschien doe ik dat thuis wel," zei ze luchtig, „en misschien ook niet. Ik hóud niet van rekenen en ik weet, dat ik u vertrouwen kan, mr. Gor don." Haar oogen dwaalden de kamer door, toen Jack zich omkeerde, om zijn koffer weer te sluiten. Ze voelde een eigenaardige belangstelling voor dit alles. In het geweer, dat in den hoek stond, in de pijp en in den tabakszak, die van een vreemde huidensoort was gemaakt en vooral in de bijl, welke aan den wand hing, die bijl, waarmee zij hem geraakt had, wat hij zoo handig voor haar had weten te verbergen en de gedachte flitste door haar heen, dat hij hier toch wèl eenzaam was en hoe de tegenwoordigheid van een vrouw alles mooier voor hem kon maken. Misschien zou hij wel eens verliefd worden op dat meisje misschien met 't mooie haar Jack keerde zich om en keek haar aan. „Hoe weet u, of u me kunt vertrouwen," zei hij op zijn bruuske manier. „U weet niets van me, en ik zou best een schurk kunnen wezen. U moet geen enkelen man vertrouwen, dien u niet kent." Terwijl hij sprak, dacht Esther aan de twee honderd vijftig pond, die ze aan Selby Layton had gestuurd maar dien kende ze natuurlijk. „Och, kom, mr. Gordon," zei ze, „ik ben niet bang voor u. En ik zal de papieren wel eens na kijken, om te zien, dat u me niet bedrogen hebt. Wat 'n prachtige hyacinthen," zei ze toen, terwijl ze peinzend naar de bloemen keek. „Zijn 't hyacinthen?" vroeg Jack. „Ik wist niet, hoe ze heetten. Ze zijn voor Nettie, die is er dol op en ik moet er iederen avond \^at voor haar meebrengen, als ik ga eten." Hij strekte zijn hand uit, alsof hij wat bloemen DOOR CHARLES GARVICE uit de kan wilde nemen, maar halverwege trok hij zijn hand terug en hij deed het niet. Esther bloosde en beet zich op de lip en ineens stond ze op, zóó plotseling, dat Bob, die naast haar zat met zijn kop op haar schoot, ervan schrok. „Goeden morgen, mr. Gordon," zei ze stijf en met hoog opgericht hoofd ging" ze de deur uit. Jack keek haar verbaasd na. „Wat zou ze hebben vroeg hij zich af. ,,'t Lijkt wel, of ik iets miszegd heb maar al moet m'n kop eraf, dan zou ik nog niet weten wèt jij Bob Nog eer ze thuis was, begon Esther zich al te schamen. Wat voor recht had ze, om te verwach ten, dat hij haar die bloemen zou geven En wat voor recht had ze, om een man, die haar zoo trouw diende en die zoo hard voor haar werkte, zoo uit de hoogte te behandelen Ze verweet zich zelve, dat ze zich gedragen had als een winkelmeisje. Het was eigenaardig, dat ze, telkens wanneer ze mr. Gordon ontmoette, vergat, dat zij miss Van court was en hij niets anders dan de meesterknecht van de boerderij. Zij nam zich voor, zich een poos je niet met hem te bemoeien hij moest uit haar gedachten verdwijnen. Miss Worcester zat, kant en klaar, op haar te wachten en ontving haar met een zeer verwijten den blik. „Het rijtuig staat al 'n heele poos te wachten, lieve Esther," zei ze. „We zijn vreeselijk laat. Waar ben je toch geweest „ik heb m'n plicht gedaan, tante. Ik heb voor weldadige jonkvrouw gespeeld bij m'n menschen." Zij sprak niet over haar ontmoeting met mr. Gordon en ze was boos op zich zelve, omdat ze KORTE INHOUD VAN HET VOORAFGAANDE: John Vancourt leeft in de binnenlanden van Australië, onder den naam van Arthur Burton met een vriend, die zich Jack Cordon noemt. Arthur is naar de stad geweest om medicijnen te halen voor zijn zieken vriend, heeft daar een courant gekocht en een brief in ontvangst genomen, die reeds lang heeft rondgezworven. Uit dien brief verneemt hij, dat zijn oom Sir Richard Vancourt overleden is en hem zijn groot vermogen heeft nagelaten. Eer bij over dit groote nieuws nog heeft kunnen spreken leest Jack van het sterfgeval in de krant, met de bijvoeging, dat ingeval John Vancourt,zoo als men aanneemt, overleden is, heel de groote erfenis te beurt valt aan een verre bloedverwante, Esther Vancourt. Arthur ontdekt nu, dat Jack een neef van hem is, en zóó ontzaglijk groot is Jack's blijdschap om het geluk, dat zijn zusje Esther nu zal te beurt vallen, dat zijn vriend niet den den moed heeft hem de ware toedracht te vertellen. Jack, die voelt dat hij sterven gaat, neemt hem de belofte af, Esther te zullen bijstaan in alles, wanneer hij later weer eens in Engeland is en als Jack rilt van koorts trekt Arthur hem zijn eigen jas aan, waarin de gewichtige brief uit Londen geborgen is. Dien nacht worden beide vrienden overvallen door ban dieten, en Jack redt het leven van zijn vriend door zich op hem te werpen en den voor Arthur bestemden kogel op te vangen. De politie vindt Jack dood en Arthur bewusteloos en wanneer hij bijkomt heeft de politie reeds den identiteit van den overledene vastgesteld door den op het lijk gevonden brief. Arthur protesteert niet en noemt zichzelf nu Jack Cordon, om de zuster van den man die hem het leven redde, in het bezit te laten van haar rijkdom. Maanden later vertrekt hij naar Engeland en kan den lust niet weerstaan Vancourt Towers te gaan zien,het groote landgoed,dat hem eigenlijk toebehoort. Hij weet een botsing te voorkomen tusschen het rijtuig van Esther Vancourt met haar tante en den wagen van den opzichter harer boerderij, wiens paard op bol is en komt er, door die ontmoeting, als meesterknecht in betrekking. Hier leert hij Kate Transom kennen, wier vader strooper is, en eveneens Selby Layton, een verren bloedverwant van Esther, die zich tracht in te dringen in haar gunst. Esther voelt zich echter op onverklaarbare wijze aangetrokken tot den nieuwen meesterknecht, een gevoel, dat ze met alle macht tracht te onderdrukken. Selby Layton ontvangt op zijn kamers in Londen bezoek van een zekeren Denzil, een ongunstig indi vidu, dat hem, onder bedreiging anders zijn verleden te zullen onthullen, geld weet af te persen. In dienzelfden Denzil herkent Jack, die toevallig voor zaken in Londen is, den aan voerder der bende, die in Australië zijn vriend heeft neerge schoten. Hij wil met hem afrekenen, volgt hem tot hij een kroeg binnen gaat en blijft daar bij de deur op hem wachten. Eer hij echter den man, die hem de eerste maal ontsnapt is, weer te pakken kan krijgen, wordt die door anderen over vallen en in het nu volgende gevecht, weten zoowel Denzil als zijn aanvallers te ontsnappen. Jack vindt op den grond een portefeuille door Denzil verloren, inhoudende de honderd pond, die hij Selby Laytonbeeft weten af te persen en een huwe- iijkscertificaat, ten name van Adolphus Robinson en Margaret Maykew. Jack wil het gevondene niet bij de politie deponee- ren omdat hij dan zijn waren naam zou moeten opgeven en besluit de portefeuille te bewaren. daar niet gewoon over kon spre- XT j n ken. Marie hielp haar vlug met IN O. lö aankleeden en de beide dames reden weg. Er was vooruit gezegd, dat er geen groote partij zou wezen, daar miss Vancourt nog in den rouw was, maar de Fanworth's hadden toch enkele buren mede op de lunch uitgenoodigd. Ze waren allen zeer aardig voor Esther. Vancourt Towers was de voornaamste bezitting uit den omtrek en zij was niet alleen ontzaglijk rijk, doch ook een der mooiste meisjes van de streek. Lord Fanworth die dadelijk sympathie voor haar gevoeld had, maakte veel werk van haar, en van al de men schen, die ze tot dusver had ontmoet, beviel hij Esther het beste. Hij was een groote, aristocra tisch uitziende oude man, met zilverwit haar en een prettigen glimlach op het glad geschoren ge zicht. Lady Fanworth was een statige dame, die zich ten volle bewust was van haar waardigheid en die zich had voorgenomen, om het muziek onderwijzeresje, dat zoo ineens tot aanzien en rijkdom was gekomen, onder haar bescherming te nemen. Maar Esther liet zich niet zoo gemak kelijk beschermen en toonde een zelfbewustzijn, dat de stijve dame verbaasde en ook een weinig ergerde. De andere gasten waren Sir Robert Bruce en zijn zuster en een zekere majoor Long, die zich in den oorlog had onderscheiden. Zij waren uiterst galant voor de mooie miss Vancourt en Esther vond al de attenties van haar cavaliers zóó aange naam, dat ze er nu werkelijk in slaagde, mr. Gordon te vergeten. Maar, helaas, toen ze met Lord Fan worth over het grasveld wandelde, werd ze weer aan hem herinnerd. „Ik ben 'n paar dagen geleden bij u geweest, miss Vancourt," zei hij, „maar tot m'n groote teleurstelling was u niet thuis." „Ja, dat heb ik gehoord het spijt me erg," zei Esther. „Als ik geweten had, dat u kwam, dan was ik thuis gebleven." „Dat is zeer vriendelijk van u," zei hij. „Ik trachtte me zelf te troosten door uw boerderij eens rond te rijden ik voel veel voor het boeren- gedoe, moet u weten. Wat is die boerderij van u vooruit gegaan I Ik stond er heusch van te kijken," hij lachte, „want de manier van werken van Martin ken ik al jaren lang. Toen hoorde ik, dat u 'n nieuwen meesterknecht hebt, tot Martin weer beter is. Dat moet 'n kranige kerel wezen en we moeten hem hier in de buurt zien te houden. Ik hoorde, dat hij weer weggaat als Martin op de been is. Als dat waar is en u hebt er niets op tegen, dan zou ik hem wel graag willen hebben. Hij is juist zoo'n soort man, als ik noodig heb 'n man met initiatief en die verstand heeft van z'n werk. Hoe heet hij ook weer ze hebben 't me gezegd, maar ik heb 't vergeten." „Hij heet Gordon," zei Esther koel. „Ja, ik denk, dat hij weer vertrekken zal, als Martin beter is. Als u wil, zal ik hem wel zeggen, dat hij bij u kan komen." „Graag I" zei Lord Fanworth. „Maar eigenlijk - als ik u 'n raad zou mogen geven, dan zou ik zeggenhoudt u hem liever zelfhij moet haast onbetaalbaar wezen." „Ik geloof ook wel, dat hij verstand heeft van z'n werk," zei Esther nog koeler zóó koel, dat Lord Fanworth haar bevreemd aanzag en den kende, dat er iets tegen dien nieuwen meester knecht was, waarover ze liever niet wilde spreken, veranderde hij van onderwerp. Sir Robert Bruce en de majoor hadden hen ingehaald en haalden Esther van Lord Fanworth vandaan, maar, ofschoon ze buitengewoon aardig waren en haar ruimschoots alle eer bewezen, die aan een zoo mooi en rijk meisje toekwam, Esther moest nu weer voortdurend denken aan Jack Gordon. En toen ze naar huis reed, luisterde ze

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1931 | | pagina 14