ROMMF.T DAG
door
Wilh el mi ne Balti nester
618.
VRIJDAG 16 OCTOBER 1931
No. 31
Een regenachtige Zondag. Hij en zij besloten
vandaag thuis te blijven.
„We zijn nu een jaar getrouwd, nu maz ik
toch eindelijk mijn kasten wel eens gaan opruimen,"
zegt ze. „Heb je daar iets op tegen schat
„Welnee, heelemaal niet I"
„Zoo, eigenlijk had je best kunnen zeggen dat
je er wel op tegen hebt en dat ik me aan jou moest
wijden."
„Ah zoo Ja, dan heb ik er natuurlijk op tegen,
dat je gaat opruimen."
„Praat me nu niet na. Nu ga ik opruimen 1 En
jij
„Ik Kan ik niet toekijken
„Liever niet."
„Je zult toch geen geheimen voor me hebben
„Dat niet. Maar dat gerommel in kasten en
laden is nu niet bepaald een prettig gezicht. Ga
jij intusschen naar je werkkamer de krant lezen."
„Goed. Hoe lang zal dat grapje duren
„Een uur of vier vijf!"
„Nee maar, dat is toch heusch te lang I"
„Nou.... drie-en-een-half uur toch op zijn
minst."
„Ik kan toch niet drie en een half uur lang de
krant lezen I Dan ga ik maar een beetje wandelen."
„Zonder mij
„Jij hebt toch wat te doen
„Ja, maar wil je alleen gaan
„Moet ik soms een kindermeisje meenemen V
Kom, zeur nu niet, ik zal wel thuis blijven en ook
gaan opruimen."
„Wat
„Mijn bureau. Ik heb het sinds mijn vrijgezcllcn-
tijd niet schoongemaakt en het zal wel hard noodig
zijn dat ik al die laden eens uithaal."
„Goed hoor en laat de deur dan open. Dan kun
nen we onder het werk nog wat samen praten."
„Dag schatje.
„Dag, tot weerziens 1 Krijg ik nu maar één
kusje
„Hier.... nóg een!"
„Wat ben je toch gul Ik waarschuw je, dat je
niet te zuinig met je kussen wordt, mannetje."
„Ik zal erom denken." Hij gaat naar zijn kamer.
Zij opent kast na kast, maakt vak na vak leeg,
zift, ordent, overweegt. Af en toe roept ze iets
naar zijn kamer, die door de eetkamer van de
slaapkamer gescheiden is.
„O jé Daar heb ik een schattig blousje van
zachtgele kant gevonden Dat heb ik nog nooit
aangehad. Kom je even kijken
„Hm.
Ze staat met het blousje in de hand' even te
wachten. „Nou, waar blijf je
„Ik kom straks."
Zijn stem klinkt zoo afwezigwaarschijnlijk
heeft hij in het bureau iets gevonden dat hem sterk
interesseert. Ze legt het nog onbekende blousje
boos weg. Wat heeft hij toch weinig belangstelling
voor haarGoed, dan zal hij deze blouse niet
zien In het vuur van haar werk verdwijnt haar
boosheid weer gauw en ze roept hem als ze een
nieuwe ontdekking doet
„Och kijk eens Daar heb je de witte glacé
handschoen waar ik van den zomer zoo naar ge
zocht heb. Hoe dat ding hier in de kast komt, be
grijp ik nietOh daar zijn de roode rozen nog,
die jij voor het eerst voor me meebracht. Wat zijn
ze mooi gedroogd en nog zoo rood HeinzHoor
je me niet Waarom geef je geen antwoord
„Ik lees."
„Wat lees je
„De krant."
Ze loopt door de eetkamer naar zijn bureau.
Hij leest geen krant, maar brieven. Voor hem ligt
een groote stapel.
„Wat lees je daar
„Oude brieven."
„Van wie
„Van mijn moeder."
„Sinds wanneer heeft je moeder zoo'n geaffec
teerd schrift Laat eens zien
Hij legt beide handen over de brieven. „Daisy,
ik vind het niet netjes, dat je op zoo'n manier
een brief tracht te bemachtigen."
„Onzin, uitvluchten. Geef hier. Ik wil zien wat
je leest. Je vrouw zal toch zeker wel het recht heb
ben om te weten wat voor brieven je ontvangt
„Het zijn oude brieven zeg ik je, die ntt volkomen
zonder beteekenis zijn."
„Zoo, maar mij interesseeren ze. Geef hier."
„Niet plagen Kom, laat me liever eens zien,
wat je me daarnet toonen wou."
„Nee, dat wil ik nu niet meer. Eerst moet je
mij dien brief geven."
meer van Ziirich.
Wolken borx>n het