Gratis=Onge vallen verzekering
No. 31
VRIJDAG 16 OCTOBER 1931
611
hem kalm in de rede, „dan rijd ik weer een eindje
voorop; het pad is nogal smal...."
Lance stuurde Emma's kop naar de steile
helling, die naar Amos' Rust leidde.
„Daar komt Stella nooit tegen op I" riep
Mr. Horfman uit.
„Wacht dan een oogenblik ik zal het paard
van u overnemen."
Lance sprong uit het zadel, maakte Emma aan
een boom langs den rand van het pad vast, nam
de teugels van Stella, en leidde paard en berijder
tegen de helling op. Stella volgde hem toen zoo.
Stella had, zonder merkbare inspanning, het
plateau bereikt.
„U wilt zeker wel even afstappen, Mr. Horfman
stelde Lance voor. „Dan kan Stella een beetje
op adem komen, terwijl ik Tom een handje help."
„Uitstekend."
Mr. Horfman steeg af, en Lance leidde Stella
naar een slanken pijnboom, die, groot en statig,
schijnbaar uit een handvol aarde uit de naakte
rots opgroeide. Hij bond het paard vast, klopte
het geruststellend op den nek, streek het dier
over den neus en liet het merken, dat hij een
vriend was.
Lance verdween achter de steile helling, tus-
schen het kreupelhout, en Mr. Horfman bleef
alleen achter om de natuur te bewonderen.
Beneden, op het pad, had Tom, op Red Robin
gezeten, geduldig gewacht. Zijn geest was
niet erg helder maar zelfs door den nevel, die
over zijn brein hing, zag hij den verschrikkelijken
afgrond, die voor hem gaapte.
„Hallo Dat was Madoc's stem.
„Hallo antwoordde Tom.
„Luister, Tom, en als je je leven lief'hebt, doe
dan precies, wat ik je zeg."
„Wat voor den duivel bedoel je nu weer? Waar
is Mr. Horfman
„Maak je om hem niet bezorgd. Je stapt op mijn
paard, op Emma, en je laat haar maar gaan,
zonder haar te leiden. Ze weet precies waar ze heen
moet. Het is haar tehuis, en ze zal er met jou
rechtstreeks heen gaan."
„Maar ik ben niet
„Val me niet in de rede, Tom. Je moet precies
doen, wat ik je zeg. Waar Emma je brengt, zul
je Fay vinden. Ze is niet alleen zuster Browne
is bij haar. Ze hebben het heel goed waar ze zijn
en omdat het donker zal zijn tegen den tijd, dat
jij daar aankomt, doe je het beste, den nacht bij
hen door te brengen...."
„Maar, mijn hemel, man, zou je me nu niet eens
zeggen, wat dit allemaal te beteekenen heeft
Ik kan toch niet.
„Het beteekent alleen, dat ik niet werkeloos
kon toezien, dat Fay met zoo'n zwijn zou trouwen.
Je ziet nu zelf, nietwaar, wat voor een laaghartige
schurk hij is
„Vervloekt, ja Om een kleinigheid had hij
„Jou naar de galg gezonden alleen uit wrok
En dante denken, dat Fay met hem getrouwd
zou zijn Je begrijpt wel, dat dit het eenige was
wat er op zat."
„Maar nu..
„Ik moet nog een klein onderhoud met
Mr. Horfman hebben, daarom wilde ik Fay en jou
uit den weg hebben. Kom, stap op Emma. Ik
zweer bij God, dat je volkomen veilig bent....
Dat heb ik Fay beloofd wat meer is, Fay zal
niet met Horfman trouwen. Kun je me niet ver
trouwen, Tom zelfs niet, als ik je vertel,
dat ik mijn waardelooze leven zou willen geven,
om Fay gelukkig te zien Fay zou niet gelukkig
zijn, tenzij ze jou veilig weet. Vooruit, we hebben
al veel te lang gepraat.... Mr. Horfman mocht
eens ongeduldig worden en alles bederven....
Vooruit, klim op Emma's rug. Vertrouw haar
gerust.... ze is een juweel op dit pad!"
De sterkere wil overwon den zwakkeren.
Lance keek paard en ruiter na, totdat ze uit het
gezicht verdwenen waren, en klom toen door het
kreupelhout naar Amos' Rust terug.
VIJF-EN-TW1NT1GSTE HOOFDSTUK
J^Tr. Horfman werd niet ongeduldig. Zijn zenuwen
hadden heel wat te doorstaan gehad dien
middag en hij was blij, dat hij nu een oogenblik
zorgeloos rusten kon. Wat er verder gebeuren zou,
liet hem koud. Hij twijfelde er niet aan, of alles
zou wel weer in orde komen.
„Hallo 1" riep Mr. Horfman, toen hij Lance in
't oog kreeg, „wat is er met Tom gebeurd
„O, die is allright. Maak u over hem geen zorg."
Lance kwam heel dicht bij de plaats staan, waar
Mr. Horfman op zijn gemak een cigaret rookte.
„Ik geloof, dat ik u nu maar vertellen moet,
Mr. Horfman, dat ik degene was, die de politie
vanmiddag de noodige inlichtingen over u ver
strekte."
Bij zijn woorden voer er een plotselinge schok
door Mr. Horfman's lichaam, maar even snel
beheerschte hij zich weer. Hij nam zijn cigaret
uit den mond, en keek Lance onderzoekend aan.
„Vervloektzei hij langzaam„je hebt me
dus leugens verteld
„Enkele. Zonder leugens had ik u nooit uit uw
dievenhol gekregen."
„En je hebt me hierheen gebracht?" Waar
om?Een moord?" vroeg hij kalm. „Is
dèt uw bedoeling
„Ik noem het geen moord, wanneer ik een dollen
hond neerschiet, of een giftige slang verpletter,"
antwoordde Lance even kalm. „Ofschoon u ge-
meener bent dan een hond, en gevaarlijker dan
een adder, wil ik vèchten vechten tot een van
ons beiden dood is."
„Je schijnt te vergeten, dat mijn bedienden
weten, dat we samen zijn weggegaan en dat je,
als jij toevallig dit heldhaftig gevecht zou over
leven, er voor zult hangen."
Lance greep, zonder nog een woord te verspillen,
Mr. Horfman bij den kraag met knieën en handen
duwde hij hem voort, totdat zij den rand van het
plateau hadden bereikt. Loodrecht onder hen,
in een nauwe, diepe, steile bergkloof, ongeveer
honderd voet lager, bruiste de bergstroom.
Nooit had Oskar Horfman den dood zóó vlak
voor oogen gezien. Zijn pogingen om Lance te
overdonderen door verwaand en kalm te doen,
hadden gefaald woede en schrik hadden hem nu
in hun greep, maar de schrik overheerschte.
Toch vond hij nog gelegenheid een revolver
uit oijn achterzak te voorschijn te brengen, en
richtte dien op Lance.
Lance, die Oskar Horfman's verraderlijke be
weging even voor zij volvoerd werd, bemerkt
had, had op hetzelfde oogenblik dat het schot
afging zijn linkerarm opgeheven de kogel schoot
door elleboog en schouder.
Horfman legde voor den tweeden keer aan.
Toen een kreet van een vrouw„Tom, laat
hem dat niet doen....
Met één sprong was Tom bij Mr. Horfman, had
de vuist gegrepen, die de revolver vasthield,
en zijn knie tegen de borst van den ander gezet.
Het schot ging af, en Fay en Blauwoogje zagen
de twee mannen, in elkanders armen gekneld,
over den rand van den afgrond verdwijnen,-terwijl
Lance, in de borst getroffen, bewegingloos ter
aarde stortte.
Fay, sprakeloos van schrik, vloog naar den rand
van den afgrond, maar de duisternis daar beneden
verborg het einde der tragedie voor haar gezicht.
Zuster Browne's instinct zeide haar, dat het
beter was den levende te verzorgen, dan de dooden
te betreuren. Zij was vlug, handig en krachtig; zij
scheurde haar batisten onderjurk in stukkenjen ge
bruikte de strooken om hetbloedverliestegentegaan.
Toevallig hadden de beide meisjes'Tom ont
moet, toen hij nauwelijks zijn eenzamen rit be
gonnen was en waren zij gezamenlijk op het ge-
Sinds onze laatste opgave keerden wij tenge
volge onzer
uit aan
Wed. van T. v. d. Ven, Weissen-
bruchstraat 32, Dordrecht f 600.
P. Koster, Langeweg b 194, Sommelsdijk - 60,
M. M. Dansberg, Millinxstraat 87,
Rotterdam - 30.
H. Seele, Sassing, Axel - 30.
J. A. Gruel, Jagersweg 56, Arnhem - 600.
G. Oberste, Hetbleck Koelweg 48,
Nieuwenhagen - 50.
H. Opdam, Kapelsteeg 12, Leeuwarden - 90,
f 1.460.—
Vorig totaal bedrag - 235.466.
f 236.926.—
luid der stemmen naar het tooneel van den stjijd
gekomen. Juist op tijd.
En thans was alles voorbij. Tom had, door deze
laatste heldendaad, waarmede hij zijn vriend van
hun gemeenschappelijken vijand verlost had,
waarschijnlijk voor al zijn zwakheden en mis
daden geboet. Het instinct had hem voortge
dreven, een edel instinct, dat Oskar Horfman
nog niet heelemaal vernietigd had.
Fay rukte zich weg van den ondoordringbaren
sluier van duisternis, die de beide lichamen voor
haar gezicht verborg.
Het was een moeilijke taak, die de beide vrou
wen het waren nog maar meisjes te vervullen
hadden.
Gelukkig was Emma er, de geduldige, vermoeide
Emma, die zoo stil stond als een standbeeld,
toen de beide vrouwen, met oneindig veel moeite
en zorg, het beweginglooze lichaam van Lance
Madoc op haar rug tilden.
„We kunnen niet beter doen, dan den hond
te volgen," had Blauwoogje op haar besliste
manier gezegd „we zullen nu wel niet ver van
den weg zijn, en daar kunnen we hulp krijgen."
Vermoeid, met pijnlijke voeten, met pijn in het
hart en geschokte zenuwen, bereikten Fay Maze-
line en zuster Browne ten slotte den weg, juist
toen in het Oosten een bleek amberkleurig licht
achter een purperen wolkenbank het opkomen van
de maan aankondigde.
ZES EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK
Tn een klein, sneeuwwit bed, in een kleine sneeuw
witte kamer in het ziekenhuis van Glamisdale,
keerde Lance Madoc langzamerhand tot het leven
terug. Toen hij voor het eerst tot bewustzijn kwam,
was het hem, alsof hij uit een jarenlangen droom
ontwaakte. De kamer met de witte gordijnen, het
lage, witte plafond, het open venster, waardoor
hij het gezicht had op een ahornboom in al de
glorie van zijn zomerloof dan een sterke, blanke
hand, die een medicijnglaasje vasthield.... Ge
hoorzaam had hij het drankje ingenomen zijn
oogen deden hem zoo'n pijn, dat hij niet op kon
kijken, niet meer zien kon dan de sneeuwwitte
manchet maar zijn ooren hoorden een heldere,
kalme stem, die heel zacht tot hem zei „Kom,
probeer nu weer te gaan slapen."
Maar Lance kon niet slapen. De dag stierf weg,
en buiten straalde een gouden licht. Lange, lange
schaduwen lagen over het gras en een merel floot
in den ouden ahornboom. Lance sliep niet hij
droomde slechts van een wonderlijke winternacht-
lucht, blauwer dan het donkerste saffier, met een
schitterende honing-kleurige maan, en hij droomde
van het wonderlijke Noorderlicht, dat, als een
onmetelijke sluier van doorschijnend rose en
mauve, door reuzenhanden heen en weer bewogen
werd. Hij droomde, dat hij op de brug van Loods
18 stond met Fay naast zich. Haar hoedje sloot
om haar goudkleurig haar, terwijl de bontkraag
van haar mantel kin en mond verborg.
Hij droomde ook, dat hij met bevende handen
den bontkraag openschoof, dat hij haar rooden
mond zag, eventjes geopend, en haar oogen glan
zend als het Noorderlicht.
In zijn droom strekte hij zijn armen uit met
een gebaar van hartstochtelijk verlangen.
En plotseling voelde hij een zacht, warm lijfje,
dat zich tegen zijn borst nestelde, en een scherpe,
warme tong, die zijn gezicht likte.
„Hallo, Mr. Micawber riep hij uit, plotseling
klaar wakker. Zijn armen sloten zich om den klei
nen hond. „Waar kom jij vandaan."
„Ik dacht, dat ik hem wel brengen kon," fluis
terde een zachte, teere stem dicht bij zijn oor.
„Zuster Browne zei, dat het mocht."
Naast hem op het kussen legde zich een blond
hoofd een zachte, fluweelige wang, welriekend als
een roos, rustte dicht bij zijn lippen. Toen werd
er een arm om zijn hals geslagen. De stem fluis
terde zijn naam
„Amos."
Zoo werd de droom werkelijkheid.
Tien minuten later kwam zuster Browne bin
nen. Dat is te zeggen, zij glipte op haar teenen
even de kamer in en uit. Ze sloot de deur achter zich,
en stond een oogenblik roerloos in de halfduistere
gang voor zich uit te staren. Toen pinkte ze een
traan weg.
„Het is in orde, Lena Browne," zei ze tegen zich
zelf. „Stel je nu niet aan als een dwaas