Aan da dtooglijn LAJ- Moeten ook deze awtdkeien „geweckt" woïden No. 21 VRIJDAG 23 OCTOBER 1931 495 Pauline (iavery wuifde met een hand, die een lang, ivoren sigarettenpijpje vasthield, een amica- len groet. In John Bennett's oogen flitste iets van wanhopige ontsteltenis, met een onbeholpen ge- haar ging zijn groote hand omhoog naar den rand van /iin hoed, maar stopte halverwegen toen Iraaide hij zoo, dat zijn zware figuur die van de rouw in het zwart dekte. ..Je ruikt de lucht van een wartn strijkijzer," smaalde Daphne, haar fijne neusje ophalend. „Heete stijfsel en ingevocht linnen....'' Maar Pauline viel haar in de rede. „ik zei jullie immers, dat hij goed en aardig moest zijn. iemand met zoo'n ouderwetsche, huiselijke moeder...." „Hij had anders nogal haast, om haar uit ge zicht te krijgen," klonk het schamper. „Onzin weerde Pauline met warmte af. „Hoe kan hij haar hier in de Pullman nu uit het gezicht houden Den volgenden middag, toen zij met Daphne van de golf-club terugkeerde, stuurde zij met een onverwachten draai haar two-seater de oprijlaan van het landgoed van de Bennett's- in; voor de eerste maal sinds dit statige buiten met zijn ver leden vol aristocratische traditie ten offer was gevallen aan de macht van John's fonkelnieuwe tnillioenen. „We gaan haar een bezoek brengen," zei Pau- Mr. John Bennett's buren eerbiedigden zijn dui- delijken wensch om gedurende de drie dagen van 'f bezoek van zijn moeder onzichtbaar te blijven. En Pauline Oavery deed. toen hij weer in de Pullman- var verscheen en op haar toekwam, haar best om deze denkbeeldige onzichtbaarheid te doen voort duren. Maar het was niet zoo gemakkelijk, langs John's tweehonderd-ponds-lichaam en zijn zwaren, rooden, transpireerenden kop heen te kijken. „Ik kan u niet zeggen, hoe buitengewoon ik het op prijs heb gesteld, dat u mijn moeder een bezoek wilde brengen," begon hij, met den rug van zijn hand zijn klam voorhoofd afvegend. ,,Ik heb het werkelijk bijzonder gewaardeerd." Er was iets in John Bennett's persoon, dat Pauline Gavery inspireerde tot een bijna-kinder- lijke openhartigheid en haar vinnig tongetje wette tot zijn volle scherpte. „Meneer Bennett," antwoordde ze met een stem, zoo koud als een dicht gevroren riviertje, ,,ik moet u tot mijn spijt zeggen, dat ik geen ver langen koester den omgang met u voort te zetten. U zult mij verplichten door in 't vervolg te doen, alsof wij elkaar nooit hebben gekend." John Bennett staarde haar verbijsterd aan en Pauline Gavery was genadig genoeg een explicatie te geven. „We zijn in Newchester erg vlot in onzen om gang, daar zult u zich nooit over kunnen beklagen, meneer Bennett, maar van ploertig optreden moe ten we niets hebben. De onvergefelijke parvenu's- manier, waarop u zich ten opzichte van uw moeder hebt durven gedragen...." John Bennett knikte somber. „Ik was wel bang, dat het opgemerkt zou wor den," zei hij op ernstigen toon. „Maar heusch mevrouw Gavery, het was het eenige wat ik doen kon. U beoordeelt me heelemaat verkeerd, ais u denkt, dat ik een ploertig parvenu ben. Leven en laten leven is mijn devies; ieder moet maar op zijn eigen manier zalig worden, zeg ik altijd. U weet het zelf, hoe ik steeds in de Pullman op en neer reis en nooit een spier vertrek, als ik u, dames, hier zie zitten rooken en cocktails drinken en kaartspelen om geld en uw gezichten met verf en poeder besmeren. Maar u kent mijn moeder niet, mevrouw Oavery als die er ook maar een flauw idee van had, dat ik bekend was met een dergelijke dame, lieve deugd, mevrouw Gavery dan zou je wat hooren...." Gerrish schudde nadrukkelijk het hoofd. „Als hij haar meeneemt in dezen wagen, krijg jij van mij 'n flesch van den schitterendsten Franschen cognac, .dien je je denken kuntverklaarde hii. „Hoor, wat ik je zeg; hij gaat vier wagons verder in een compartiment „niet-rooken" met haar." De trein zette zich in beweging, kreeg volle vaart, daverde over heuvelen en langs vlakke vel den, maar John Bennett en diens reisgenoote 'ieten zich niet zien. Pauline's mond verstrakte. „Ik ben bang, daf je gelijk hebt. Peter," zei ze eindelijk een beetje mistroostig. „En ik vond hem zoo aardig. Het is eigenaardig, zooals je je in de menschen kunt vergissen." Ze lieten het onderwerp verder rusten. Maar toen ze in Newchester op het perron stonden, ■itrekte Daphne een wijzenden vinger uit. John Bennett hielp de vrouw in 't zwart uit een af- deeling „niet-rooken" en geleidde haar met op vallenden spoed naar zijn wachtenden auto. „Zie je, hij wil niet de kans lonpèn haar te moe ren voorstellen Paulina liet een kort lachje hooren maar zei niets. line, toen ze Daphne's vragend-opgetrokken wenk brauwen zag. „Het kan me niet schelen wat John voor krankzinnige ideeën in zijn hoofd houdt, maar ik wil hem aan het verstand brengen, dat, wanneer ik hem in de roekomst op een afstand houd, dit niet om zijn moeder is." De butler deelde hen mede, dat zij niet ontvangen konden worden. „Niemand thuis," zei hij kort. Pauline vischte uit haar sigaretten-koker een kaartje op. Toen ze wegreden, maakte Daphne haar gezellin erop attent, dat John Bennett's auto voor de garage stond. „Hij blijft thuis en bewaakt haar als een Cer berus, dat ze haar neus niet buiten de deur steekt en hem blameert

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1931 | | pagina 15