óp een Gctabetmotgen aan (wt 'Jfuiaïne te <Kaadem. No. 21 VRIJDAG 23 OCTOBER 1931 503 De glimlach was nog op zijn hard gezicht, toen hij naar de tafel terugging, en die glimlach herhaalde zich op het gezicht van den man, die gedurende den maaltijd loerend buiten aan het venster had gestaan. Onbeweeglijk had hij daar gestaan, de voeten diep in de weeke aarde van hot bloembed geplant; verborgen iti de schaduw van een zware klimplant, ongezien, maar zelf alles ziende. En vele avonden reeds was hij op zijn post geweest, om te kijken en te luisteren, naar iets of iemand II. HET EERSTE UUR. „Een beetje kalm aan, Nat; je weet, dat ik er het land aan heb in het donker zoo hard te rijden," vermaande Gabriel Barnett zijn broer, toen de wagen een hoek omsloeg. Het was een donkere avond en de duisternis leek intenser door het schijnsel van de sterke koplampen, die Nat voor niets ter wereld wilde dooven. Als antwoord op Gabriels opmerking verminderde Nathaniel de vaart van den auto tot een slakken- gangetje en vroeg zijn broer op sarcastischen toon of hij er wellicht de voorkeur aan gaf uit te stappen en de vijf mijlen, die hen nog van hun weelderig ingerichte woning, „Barnes" geheeten, scheidde, te wandelen. „Doe toch niet zoo idioot!" grauwde Gag terug. „Ik vroeg je alleen maar om wat voorzichtiger te rijden, niet om over den weg te kruipen. Wat ben je toch soms een eigenwijze kerel. Als ik het mezelf niet ook moest aantrekken, zou ik geneigd zijn onze zuster gelijk te geven in haar bewering, dat er een streep door de familie loopt. Hallo! Wat is dat?" viel Gabriël zichzelf scherp in de rede, toen ze, uit een nieuwe bocht te voorschijn komend, de wijd-open hekken van de oprijlaan van „de Grange" zagen, het landgoed van hun buurman. Sir Anthony Hayden. Sir Anthony was weg en had het huis gesloten; en er brandde licht in een van de bovenvensters! De broers kwamen van Trend Hall, op vijf mijlen afstand van de Grange gelegen, waar ze bij Hyram K. Shutter gedineerd hadden, den rijken Amerikaan. Het was half twaalf en de Barnetts wisten, dal de huisbewaarder niet in de Grange sliep, maar in een huisje in het park Dus was het begrijpelijk, dat het lichtschijnsel in een van de bovenkamers den jongeren broer een uitroep van verbazing ontlokte. De zware Daimler stopte. „Dieven!" riepen beide broers tegelijk „Dat zal toch wel niet." meende Gabriël echter een oogenblik later. „Die heeren maken vooraf een zorgvuldige studie van de huizen, waar ze hun slag willen slaan, en ze zullen heusch wel weten, dat Sir Anthony al ie voorw erpen van waarde naar de bank heeft gebracht." „Dat neemt niet weg," opperde de ander, „dat er heusch nog wel genoeg zal zijn achtergebleven, dat de moeite van het mee nemen waard is, en in een onbewoond huis hebben ze vrij spel." „Een behoorlijke dief vindt dat beneden zijn waardigheid," merkte Gabriël op. „Er zijn ook wel onbehoorlijke," gaf Nat als zijn meening te kennen. „We moesten het maar eens onderzoeken." „Best hoor, ik doe mee, maar het spijt me toch, dat ik niet gewapend ben." „Maak je niet ongerust," troostte Nathaniël. „Ik neem altijd mijn pistool mee, als ik bij Hyram K. Shutter op bezoek ga. Een man als hij, die er zijn zinnen op gezet heeft om dat stel beelden compleet, te hebben en weet, dat wij precies hetzelfde willen, zal er, als je het mij vraagt, onder bepaalde omstandig heden geen been in zien een kogel door iemand's body te jagen, als hij meent daarmee zijn doel te kunnen bereiken." De jonge Barnett keerde zich om en keek zijn broer met iets van medelijdenden spot aan. „Je bent gek," verklaarde hij „Shutter is niet van dat soort. Bovendien, we zijn hier niet in de wildernis." „Mogelijk! Ik zeg alleen wat Shutter zou doen, als hij een kans kreeg." „Je bent zelf eerder tot zoo iets in staat, of je laat het karwei door een ander opknappen, want je bent geen type om je vingeis te branden. (Wordt voortgezet)

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1931 | | pagina 23