%en ananas-veld tooaU dew ticA, in de omgeving van Tionolulu, onafuenbaat udiUehhen.
No. 22
VRIJDAG 30 OCTOBER 1931
535
„Ik vind het malligheid, maar je moet doen wat je niet laten
kunt,'' was Gabriel's meeuing en een oogenblik later strekte
de jongeman zijn pijnlijke armen met een zucht van verlichting
boven het hoofd uit.
„Ik dank u van harte." Hij maakte een zwierige buiging, liep
daarop naar een klein tafeltje, nam vrijmoedig uit een gedreven
zilveren doos een sigaret en stak die aan. „Ik maak u mijn
compliment voor uw smaak op het gebied van sigaretten. Ik
rook zelf ook altijd Sullivans, als mijn portemonnaie het me
toelaat. Mag ik u mijn deskundige hulp aanbieden bij het
inventariseeren van den buit?"
„Ga zitten en houd je stil," gelastte Gabriël en schouder
ophalend gehoorzaamde de jongeman.
Nadat alle voorwerpen op een lijst waren gebracht en weer
in de tasch geborgen, wendden de broers zich weer tot den
inbreker.
„Luister," begon Nat, nadat ze zich op een canapé hadden
neergezet, waarop in vroeger dagen ongetwijfeld generaals van
Cromwell's leger hun vermoeide ledematen wat rust hadden
gegund, „ken je de streek hier goed?"
„Ja, ik heb er den laatsten tijd een speciale studie van
gemaakt."
„Hoe heet je?" viel Gabriël in.
„Precies zooals u me verkiest te noemen," was het luchtige
antwoord. „Maar Robert Redmayne is de naam, waaraan ik de
voorkeur geef. Noemt u me maar kortweg Bobby, meneer
Barnett. Zooals u ziet is uw naam me bekend: ik heb me
natuurlijk van allerlei op de hoogte gesteld."
„Heb je in de gevangenis gezeten?" De vraag kwam weer
van Gabriël.
Bobby Redmayne schudde het hoofd.
„Niet in Engeiand, maar ik word voor verschillende zaakjes
gezocht."
„Wat zou je willen doen om te voorkomen dat je voor dit
zaakje de doos inging?" vroeg Nathaniel nu weer.
„Een heeleboel; ik durf niet eens te zeggen wat," verklaarde
Bobby met een allervriendel ijksten glimlach.
„Prachtig. Dat vereenvoudigt de zaak aanmerkelijk. Wat was
je van plan, toen we je te pakken kregen?"
„Och, om eerlijk te zijn eerlijkheid is een van mijn fouten,
weet u ik stond op het punt een bezoek te brengen aan
Mr. K. Hyram Shutter op Trend Hall, die, naar ik gehoord heb,
de gelukkige eigenaar is van 'n heeleboel mooie dingen."
De gebroeders keken elkaar veelbeteekenend aan en een
oogenblik was er een tastbaar zwijgen in de kamer, dat dooi
den gevangene ten slotte werd verbroken.
„Kijkt u eens," zei liij, „ik ben niet gek. Ik begrijp heel goed,
dat u mij met een vooropgezette bedoeling hierheen gebracht
hebt en niet naar het politiebureau in Trendham. Maar u weet
natuurlijk niet goed op wélke manier u mij dit zult vertellen,
nietwaar? Mag ik misschien zoo vrij zijn u uit de moeilijkheid
te helpen? Wenscht u misschien, dat ik iets voor u doe, iets.
waarvoor u zelf veel te braaf en te geacht en te keurig bent,
om niet te spreken van uw gebrek aan vakkennis in dergelijke
aangelegenheden?" Het zou een merkwaardig toeval zijn, dacht
de jongeman, naar deze buurt gekomen te zijn voor het uit-
v eren van een opdracht en tegelijkertijd tegen een tweede aan
te loopen. Hij wachtte een oogenblik, maar toen geen van de
beide broers zijn opmerkingen beantwoordde, zette hij zijn
alleenspraak voort: „Natuurlijk denkt u, dat u mij niet kunt
vertrouwen, omdat ik een misdadiger ben, maar ik ben eens
een „gentleman" geweest en ik verklaar u plechtig, op mijn
woord van eer, dat ik bereid ben alles voor u te doen wat u
van mij verlangt, als u van uw kant mij laat loopen. Mijn
vrijheid is op het oogenblik mijn kostbaarste bezit en ik had
eigenlijk niet liet recht, die op het spel te zetten."
Wéér keken de broers elkaar aan en Gabriël, de voorzichtige,
knikte.
„Ga mee," zei Nat daarop en de jongeman volgde hem de
kamer door naar een ebbenhouten kabinet, waarin op een
voetstuk van zwart fluweel een afschuwelijk, weerzinwekkend
afgodsbeeldje stond, uit kostbare jade gesneden en waarvan de
oogen werden gevormd door een paar enorme, bloedroode
robijnen van onschatbare waarde. Toen Bobby Redmayne er
naar keek, kwam er even een uitdrukking van onuitsprekelijke
verbazing op zijn gezicht. Eu toen flitste het door zijn geest:
„Natuurlijk, de namen waren Barnett en Shutter, en Ah Ling
zei, dat ik het eene op Barness en het andere op Trend Hall
zou vinden. Deksels, dat is een buitengewone mop!" Maar zijn
gezicht had al spoedig de onverschillige uitdrukking van
straks teruggekregen en in zijn stem was geen spoor van
opwinding, toen liij weer het woord tot zijn begeleider richtte.
„Dat is een aardig hokje hier," merkte hij luchtig op. „Wat is
dat voor een ding" hij maakte een hoofdbeweging in de
richting van het beeld „Oostersch of Chineesch of iets van
dien aard?" (Wordt voortgezet)