•--■.■'.•.v. «-T No. 22 VRIJDAG 30 OCTOBER 1931 543 de laatste leert het klappen van de zweep in een toestel met dubbele besturing, de instructeur gaat mee en kan steeds helpen en ingrijpen. Doch de stakker, die het zweven wil leeren, wordt, na eenige theoretische inlichtingen en oefeningen op den beganen grond, direct al moederziel alleen de lucht ingeschoten en moet dan maar zien, dat hij er het beste van maakt. Maar vooral geen stukken maken I Waar een motorvliegtuig, getrokken door de luchtschroef, zelf de noodige snelheid kan berei ken om zich los van den grond te maken en zich in de lucht te verheffen, moet het zweefvliegtuig echter geholpen worden. Men kan het met een auto of een motorvliegtuig meesleepen, maar meest al gaat het zóó Aan een haak voor aan de romp is met een oog een dubbel gummitouw vastgehaakt. Het toestel wordt van achteren vast gehouden, terwijl aan het gummitouw 6 of 8 man De jonge Duitsche zweefster Charlotte Teach met haar door llans Hichter gebouwd zweef toestel o/i weg naar 't oliegoeld. staan. Daar wordt gecom mandeerd „trekken". De start-manschappen aan 't touw beginnen gehoor zaam te loopen en rekken het touw uit. Dan weer klinkt het commando „looppas". De mannetjes nemen de beenen en steeds meer rekt het starttouw uit. Dan plotseling de kreet „los". Het toestel wordt van achteren los gelaten en terwijl de man nen blijven loopen, schiet het toestel als een pijl uit den boog vooruit, be reikt een groote snelheid, komt los van den grond en zweeft. Los nan tie aarde! Het is een imposant gebeuren, de machine weg te zien zweven, statig, kalm, zonder geluid Voor de startmanschap pen is het echter heel dikwijls oppassen, want de ongeoefende leerling vlieger komt maar heel laag en zou tegen hen op vliegen, wanneer zij niet heel goed uitkijken, zij delings wegloopen en zich desnoods hals over kop met den neus op den grond laten vallen. Het toestel wordt terug getransfmrleerd. Bij het leeren wordt eerst geoefend met een maar heel weinig uitgetrokken starttouw en vanaf den vlakken grond. Men komt dan slechts eén of twee meter hoog en misschien 30 40 Meter ver. Lang zaam aan wordt verder uitgetrokken en komt men dus hooger en verder, doch steeds blijven hoogte en snelheid geheel ongevaarlijk. Men kan gerust zeggen, dat er minder gevaar in steekt om het zweven te leeren, onder goede leiding natuurlijk, dan b.v. om motor te leeren rijden. Maar wel wordt er meer handigheid, oplettendheid en zelf- beheersching vereischt, want men heeft drie ver schillende roeren te bedienen, en er is niet veel voor noodig om een nieuw toestel in een hoop brandhout om te tooveren. Is men al eenigszins geoefend, dan gaat men vanaf een hoogte starten en komt men natuurlijk verder en hooger. Het is verwonderlijk, dat voor kort de zweef- sport, „een Sport voor Koningen", zooals Jack De meer- en mindploeg doet de noodige waarnemingen. London zou zeggen, in ons land, waar de prachtige duinen een ideaal oefen terrein vormen, practisch nog geen aanhangers vond. Verleden jaar pas maakte de „Eerste Ned. Zweefclub" een begin en het was einde van het vorig jaar, dat de „Alg. Ned. Zweefvereeniging" opgericht werd, welke nu reeds meer dan honderd leden telt en.einde Augustus te Egmond aan Zee 'n goed geslaagd oefenkamp inrichtte. De deelnemers er aan hebben de herinnering aan dagen van goede kameraadschap, prachtige sport en gezonde oefe ning. Want om zelf 'n paar maal per dag te vlie gen, moet men „steady aan" gummitouw uittrek ken, door het mulle zand rennen, toestellen terug dragen en bovendien, want dat kan bij beginners niet uitblijven, natuurlijk ook repareeren. Het kamp in 1932 zal zonder twijfel een nog grooter succes zijn, want scharen nieuwe enthou siasten zullen er komen voor een sport, waar men meer dan bij welke andere ook, aangewezen is op zichzelf alleen, en waarbij men statig voortglij dend door de luchtzee, met gespannen aandacht moet letten op alles, wat er komt en gebeurt, om dan met vaste hand en kalm hoofd erop te reageeren, terwijl de wind door de haren suist en zee en duinen om ons liggen. J. H. BRUNKLAUS. Ing.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1931 | | pagina 31