y*litU óantficmum
No. 24
VRIJDAG 13 NOVEMBER 1931
-191
dicht bij de waarheid moest zijn. Hij keek op de
klok, bij tienen, het kon zijn nut hebben,
dien nacht zijn eigen werking nog te laten uitoefe
nen op den schuldige. Burbridge ging naar bed
en sliep gezond.
Den volgenden morgen verscheen hij, met den
sergeant, die hem voor deze zaak was toegevoegd,
op Morrison's kamers, en zijn vlugge blik nam met
voldoening de sporen waar van een slapeloozen
nacht. Morrison was de uitputting nabij.
Hij keek nieuwsgierig, ietwat schichtig naar de
detectives.
„U al hier?" vroeg hij. „Hebt u iets gevonden?"
„Ja," zei Burbridge kort, „we hebben den
moordenaar gevonden."
Morrison schrok. Ondanks zichzelf werd zijn
gezicht nog bleeker.
„De moordenaar riep hij. „Wiewie
Burbridge's antwoord was rustig, een gezellig
stukje conversatie.
„Dat zal ik u direct vertellen," zei hij. „Maar ik
moet u eerst nog iets teruggeven, ik had het
laatst bij vergissing bij me gehouden. Dat is het
briefje, waarmee meneer Hardcastle u ontbood
op den dag, dat de moord gebeurd is, is 't niet?"
Morrison nam het papier aan inet een hand
die zich maar niet stil kon houden. „Ja." begon
hij, „dit is de brief.
Plotseling brak hij den zin af en gaf een zachten
kreet, en zijn oogen, met den blik van een gevangen
dier. gingen van het papier naar het strakke ge
zicht van den inspecteur. Te laat zag hij, hoe hij
zich had vergist.
Want wat hij in de hand hield was niet het
blaadje papier, dat hij de politie getoond had, maar
den doorslag, de carbon-copy van het origineel,
en dat er zoo'n copy bestaan kon, was geen oogen-
blik in hem opgekomen, en op die carbon
copy werd Arthur Morrison niet om 10, maar om
9 uur dien avond ontboden.
„Arthur Morrison," zei de inspecteur ernstig „ik
arresteer u wegens moord op John Hardcastle
„Ja," zei inspecteur Burbridge later, „hij beken
de direct. Ik kende dat type heel goed. Zij kunnen
op de meest koelbloedige wijze hun misdaad over
leggen, en uitvoeren. ze nemen alle mogelijke
maatregelen, ze schijnen geen opwinding of geen
zenuwen te kennen, maar later laten de zenuwen
hen volkomen in den steek, vooral als ze mer
ken, dat ze óók zoo'n schijnbaar onnoozel kleinig
heidje vergeten hebben, zooals ongeveer alle
moordenaars doen."
..Heel weinig," gaf de inspecteur
toe, „behalve dat het gebeurd moet
zijn in 't half uur, dat de portier
niet op zijn post was."
Morrison keek hem scherp aan.
„Hebt u ontdekt, waar hij dat half
uur geweest is vroeg hij veelbetee-
kenend.
De inspecteur knikte. „Ja, in een
café, hij zou 't natuurlijk vroeger
gedaan kunnen hebben. Nu meneer,
als ik zoo vrij mag zijn
„Tot uw dienst," zei Morrison.
„Als ik nog één ding vragen mag:"
kunt u er met vingerafdrukken niet
komen
„Zijn er ongeveer niet," zei de in
specteur. „De dader schijnt met de
uiterste voorzichtigheid te werk te-
zijn gegaan. Als ik u nu die paar
vragen mag stellen, waarom kwam
u om tien uur op 't kantoor
„Meneer Hardcastle had me per
briefje tegen dien tijd ontboden," zei
Morrison. „Ik voelde me dien middag
niet wel, en was thuis gebleven. Ik
kreeg het briefje zoowat met theetijd."
„Hebt u dat briefje misschien nog?"
„Ik geloof 't wel." Hij zocht in zijn
portefeuille en gaf het briefje aan den
inspecteur.
„Wilt u me nu precies vertellen,
hoe u uw tijd besteed hebt, van de
ontvangst van het briefje af tot tien
uur toe
Morrison antwoordde kalm en
nauwkeurig, maar toen hij zei, dat
hij aan het huis van Hardcastle had
aangebeld, viel de inspecteur hem in
de rede.
„Een oogenblik. 'twas ongeveer
kwart vóór acht, toen u van uw club
ging, en kwart voor negen, toen u
bij meneer Hardcastle thuis aanbelde.
Hoe hebt u dat uur gevuld
Morrison was op die vraag voorbe
reid. Hij vertelde van een wandeling
door Green-park en Hydepark. Neen,
kennissen was hij niet tegengekomen,
en de inspecteur vond dat jammer,
liet hem echter zijn relaas zonder
verdere opmerkingen voortzetten.
Inspecteur Burbridge zat vast.
Wat Morrison betreft, hij had al zijn
beweringen nagegaan, en bevonden,
dat alles klopte. Alleen die wande
ling door de parken vormde een gaping
in het alibi. Morrison's verklaring op
dat punt kon natuurlijk wel juist
zijn, - zóu het waarschijnlijk ook wel zijn,
inaar Burbridge kon toch de verklaring van
den dokter maar niet vergeten, dat John Hard
castle juist in dien tijd den <1 >od gevonden
moest hebben.
Overigens had het verhaal van Morrison, en ook
de manier, waarop hij het verteld had, een gun-
•digen indruk op den detective gemaakt. Hij had
wel bleek en slap gezien, en zijn kalmte was klaar
blijkelijk aan krachtige zelfbeheersching te dan
ken, maar dat was onder de gegeven omstandig
heden niet meer dan natuurlijk. Hij helde over tot
de meening, dat Morrison's verantwoording over
dat uur de waarheid was.
Maar was dat zéker Plotseling schoot er in
zijn geschoolden geest een gedachte op, die hem
deed opspringen en naar zijn hoed grijpen. Hij
verwonderde zich, dat hij aan dat punt al niet vroe
ger gedacht had.
Een kwartier daarna was hij in het kantoor van
Hardcastle, en weer tien minuten later kwam hij
buiten, met glinsterende oogen. Voor de zóóveelste
maal had een misdadiger een kleine fout begaan,
die groote beteekenis had.
Hij ging naar zijn eigen bureau op de Yard,
en overdacht zijn ontdekking van alle kanten, en
geleidelijk kwam hij op een theorie, die wel heel