DE AANVAL OP DEN HEER PARROTT
Md Mui* ten te gtawnfiage
"""O «AC
622
VRIJDAG 20 NOVEMBER 1931
No. 25
De heer Parrott wou van Frisco naar New York.
Hij nam den middagtrein, om de lange reis
voor een deel door te kunnen slapen. Toen
hij langs 't perron ging, en door de raampjes
keek, zag hij er achter één een beeldschoon meisje.
„Hallo", dacht hij, „je weet wèl wat je hebt, maar
niet wat je krijgt, zulk gezelschap lijkt me niet
ongeschikt
Hij ging het compartement binnen, boog en
vroeg, of de plaats aan den overkant vrij was. Hij
kreeg een klein knikje en een eigenaardigen onder
zoekenden blik tot antwoord. De trein rolde. Par
rott had zoo goed mogelijk zijn lange beenen ver
stouwd, en het opgeblazen luchtkussen onder zijn
hoofd geschikt. In zijn mond stak hij een lange,
donkere Mexicaner, zijn lievelingssigaar. Want
het was een rookcoupé, en het meisje zei, weer met
een knikje, dat ze geen bezwaar had.
Het meisje nam van haar reisgezel weinig notitie.
Ze had een tijdschrift en loste een kruiswoordraad
sel op. „Ze zal me stiaks wel wat vragen moeten,"
berekende Parrott, en behaaglijk liet hij een rook
wolk uit zijn mond wellen.
Maar het meisje scheen knap en slim te zijn. Het
schemerde al, toen ze nog steeds lettertjes zat te
krabbelen. Parrott wou zijn beenen een andere
houding geven, en stiet daarbij even tegen den
schoen der jonge dame.
„Pardon Ik heb u toch niet bezeerd, juffrouw
„O neen, hoe zoo?" De stem van het meisje
klonk nieuwsgierig verwonderd.
Parrott verhief zich in zijn volle lengte. „Als
ik me even voor mag stellen, Parrott, reis naar
New York, misschien konden we den tijd op
korten door een beetje te praten
Het meisje knikte een beetje nadenkend, liet
haar groengrijsschemerende öogen een beetje onze
ker over Parrott's vragend gezicht glijden toen
opende ze langzaam haar mond, om twee rijen kleine
witparelige tanden te toonen. „Zeer vleiend, meneer
Parrott, heb ik den naam goed onthouden
En toen koketteerde ze zeer in 't oog loopend
„Maar u hebt 't niet getroffen, meneer Parrott.
U zult me wel geen erg prettig gezelschap vinden."
Parrott schoof zijn sigaar naar den anderen mond
hoek. „Ik begrijp niet goed, mylady...."
„Spreekt u me zóó niet aan. Ik ben maar een
klein zangeresje, die 't heel slecht gaat, en dat op
't oogenblik zonder een cent naar New York rijdt."
En na een kleine pauze, zeer zacht „Maar ik zal
er wel komen, meneei Parrott, ik kom er beslist
wel
Na die verklaring werd het stil in de coupé. De
heer Parrott leek wat verlegen door de verwarde
uitlatingen der jonge dame.
„Zou ik u misschien in New York op de een of
andere manier van dienst kunnen zijn?" Parrott
probeerde het gesprek weer op gang te brengen.
Het meisje schudde afgerend het hoofd, sloot
toen even de oogen, alsof zij een gedachte ten einde
wou denken.
„Luistert u eens goed, meneer Parrott, u
lijkt me nogal een bemiddeld man." Zij keek naar
den breeden platina-ring met den brillant aan Par
rott's vinger. „U moet mij helpen, en wel onmid
dellijk. Ik heb duizend dollar noodig." Parrot
vergat, aan zijn sigaar te trekken.
„Duizend dollar Zoo heel veel is 't eigenlijk niet.
Hmmaar ik weet toch nietKijkt u eens,
ik ben niet gierig, maar een mensch stapt toch zóó
maar niet van zijn geld af, en ik ken u
„U zult 't me niet weigeren, meneer Parrott,"
viel het meisje hem in de rede. „Ik heb namelijk
een middel, onju te dwingen, me dat geld te geven."
Er stond een vastberaden, bijna dreigende trek
in haar gezicht. Parrott vond den plotselingen over
gang van verveling naar groote spanning niet onaan
genaam.
„En u wilt me dat geheimzinnige dwangmiddel
zeker wel verraden?" Hij pafte vroolijk aan zijn
donkere Mexicaan.
Opeens stond het meisje vlak voor hem.
„Ik geef u vijf minuten tijd, om de chèque a
duizend dollar te schrijven en me te overhandigen
als die tijd om is, meneer Parrott, trek ik aah de
noodrem en ik roep om hulp 1" Een zeer geaffec
teerd lachje onderstreepte het dreigement.
Parrott dacht snel na dit geval kan me, als 't
een beetje wil, in de gevangenis brengen. Wie weet,
waar zoo'n brutaal schepsel toe in staat is Hij wou
al kalmeerende, afleidende woorcfen beginnen te
spreken, toen opeens een gedachte door zijn brein
schoot. Hij glimlachte rustig en wees naar de nood
rem.
„Alstublieft dame, uw gedrag toont wel, dat
u recht op dien titel hebt, bedien u 1"
Toen gaf het meisje een schreeuw, rukte zich de
muts van het hoofd, en ging als een dolle met de
handen door haar haren. Met flikkerende oogen keek
ze naar Parrott, die kalm doorrookte.
„Dus u wilt niet opdokken
ParrotAantwoordde met een beleefde ontkenning.
Het meisje trok met een ruk een scheur in de mouw
van haar blouse, en sloeg haar spitse nagels in haar
eigen gezicht.
„Misschien is ze gek," dacht Parrott, en onver
schillig bleef hij aan zijn sigaar trekken. De arm
van het meisje, die door de flarden van de blouse
heenscheen, greep naar de noodrem. Een krachtige
ruk, en nauwelijks een seconde later stond de trein
stil.
Uitroepen van schrik, lawaai, geloop en het zeer
luide hulpgeschreeuw van de „zangeres" de coupé-