$ong, maat pieniet. 630 VRIJDAG 20 NOVEMBER 1931 No. 25 Evangeline hief het doodsbleeke gezicht op en staarde den man aan met oogen vol angst en verschrikking. „Ik weet niets," zei ze dof. „Ik meende een geluid te hooren en kwam naar beneden. Het was donker in de hall en toen ik het licht aandraaide, zag ik hem hier liggen.... dood „Hebt u een schot gehoord?" vroeg Henty, die een opschrijf boek te voorschijn had gehaald en de antwoorden noteerde. Hij keek naar het pistool, dat hij niet mocht aanraken, zoolang zijn superieur er niet was. „Neen, o neen.was het antwoord. „Ik vond hem hier. waar hij nu ligt.... en ik zag dat het Chineesche beeld verdwenen was." „Het Chineesche beeld?" herhaalde de veldwachter. „Wat voor Chineesch beeld?" „Een kostbaar kunstvoorwerp, een bezit dat hij méér op prijs stelde dan al 't andere hier in huis. Het is weg. Maar wat komt het er op aan, als Haar w oorden smoorden in een snik en ze viel terug in haar wanhoopshouding van zooeven. De herinnering aan den jongeman kwam met een schok in Plenty's geest terug. „Deksels!" riep hij, „ik had dien heelen jongeman vergeten!" Hij draaide zich om naar Manning. „Waar is hij gebleven, nadat hij door het venster is binnengekomen? Tusschen haakjes, u moest maar direct eens gaan kijken of het nog open is, en of zijn vriend daar nog staat te wachten?" Het duurde even eer de butler antwoord gaf. Onuitsprekelijke verbazing teekende zich op zijn gezicht af. „Jongeman?", herhaalde hij eindelijk. „Een open venster? Wat bedoel je in vredesnaam?" „Wat ik bedoel? Wel, die twee heeren, die hier vanavond bij meneer en mevrouw Shutter op bezoek zijn geweest en die om één uur zijn weggegaan, tenminste één van hen. Die vertelde mij, dat het raam van de provisiekamer openstond.... hij dacht, dat er misschien een vreemde in huis was binnenge drongen." „Maar er is hier vanavond niemand geweest dan de heeren Barnett," begon de nog steeds verblufte butler, maar op dat oogenblik stond Evangeline op en viel hem opgewonden in de rede: „O! Wat komt het er op aan? Wat kan het allemaal schelen nu nu...." Ze wees naar het beweginglooze lichaam en begon weer jammerlijk te snikken. Met moeite beheerschte ze zich en vroeg: „Wanneer kan de dokter hier zijn, veldwachter?" „Ik denk dat hij wel direct zal komen." En daarop vervolgde Henty scherp tot den butler: „Schiet toch op, man; ga aan den achterkant van 't huis kijken of er een raam open is en of er iemand bij staat te wachten!" Met de houding en gebaren van iemand, die volkomen ver doofd is en dat was hij inderdaad verliet Manning de hall en ging naar de dienstvertrekken om daar poolshoogte te nemen. „Neemt u me niet kwalijk, mevrouw," richtte de nu op zijn beurt hoogst verwonderde Henty zich tot Evangeline, „is het waar, dat behalve de heeren Barnett hier vanavond niemand geweest is?" „Zeker is dat waar. Ze hebben hier gedineerd; tegen elf uur vertrokken ze en toen zijn wij naar bed gegaan. Ikze aarzelde een oogenblik, „ik heb, nadat ze zijn weggegaan, niemand gezien behalve mijn.hem." Op dit moment schoot het Henty te binnen, dat hij, kort vóór de butler naar buiten was gekomen, een auto op den straatweg had meencn te hooren, en hij begon een vaag idee te krijgen van de werkelijke toedracht. Niet alleen was meneer Shutter vermoord, maar er werd ook een waardevol kunstvoorwerp vermist. Zou het mogelijk kunnen zijn....? Toen Manning, zijn gezicht nóg verbaasder dan toen hij de kamer verliet, weer binnenkwam, keek de veldwachter hem in gespannen verwachting aan. „Het raam van de provisiekamer is open," deelde de butler mede, „maar er staat niemand bij ~enen Hij brak den zin af en staarde hulpeloos om zich heen, blijk baar niet in staat zijn gedachten onder woorden te brengen. Zwijgend keek hij naar zijn dooden meester, terwijl Henty naar de deur ging om zelf een onderzoek in de provisiekamer in te stellen. Maar hij keerde op zijn schreden terug, toen hij een auto in de oprijlaan hoorde en haastte zich naar de vestibule. Hij had de voordeur al geopend eer de politie-auto stopte en een oogenblik later verschenen de omvangrijke gestalte van den inspecteur en het kleinere figuur van den dokter op de stoep. Twee agenten in uniform volgden. „Moord?" vroeg inspecteur Renfrew kortaf. „Ik geloof van wel, meneer, en diefstal ook." „We zullen direct gaan kijken. Is het noodig het huis en de omgeving door te zoeken?" „Absoluut noodig, meneer." „Uitstekend." De inspecteur zette één van de agenten op post bij de deur en wenkte den anderen hem te volgen. Daarop gingen ze allen naar de groote hall. Evangeline Shutter was opgestaan en scheen haar zelf- beheersching te hebben teruggekregen. De inspecteur en de dokter liepen snel de kamer door naar het lichaam van den verslagene en zwijgend verrichtte de arts zijn onderzoek. Het duurde niet lang of hij kwam weer overeind. „Moord, geen twijfel aan," constateerde hij op ernstigen toon. „Hij is van achteren gestoken met een buitengewoon scherp en dun wapen; een lange dolk of een stiletto." Evangeline slaakte een gesmoorden kreet en de dokter, die zich vlug omdraaide, ving haar op, toen zij voorover wankelde, en bracht haar naar een stoel. „Geef wat cognac," riep hij over zijn schouders naar den butler. Terwijl hij daarvan te drinken gaf, wenkte de inspecteur, die het pistool uit de hand van den vermoorde genomen en het wapen onderzocht had, Henty om bij hem te komen. „Dit is niet gebruikt," deelde hij mede; „geen van de patronen ontbreekt. Uit de manier, waarop de vinger om den trekker was gekromd, valt af te" leiden, dat hij op het punt was te vuren, toen hij gestoken werd. Nu wil ik graag jouw rapport hooren." In enkele woorden vertelde de veldwachter van zijn ont moeting met den jongeman in den auto, van hun wandeling naar het huis en wat daarop was gevolgd. „Dus hij zou nog in huis kunnen zijn?" concludeerde de inspecteur. „We moeten direct de heele villa doorzoeken. Zijn de bedienden wakker?" Hij keek den butler vragend aan. „Neen, ze slapen allemaal in een aparten vleugel en kunnen niets gehoord hebben. Mijn kamer ligt naast de dienkeuken, vandaar dat ik het bellen gehoord heb." Toen de politie-agenten de hall verlaten hadden, vroeg Evangeline aan den dokter: „U laat hem toch.... toch niet hier liggen?" „Zoodra de politie met haar onderzoek klaar is, zal ik hem naar zijn kamer laten brengen. Inmiddels zou ik u in over weging willen geven naar een andere kamer te gaan.... ik vrees, dat de inspecteur wel een onderhoud met u zal moeten hebben, mevrouw Shutter." Hij sloeg vriendelijk zijn arm om haar heen en leidde haar naar een kleinen salon die aan de hall grensde. Daar wachtten zij zwijgend op de terugkomst van den inspecteur. Alleen eenmaal verbrak de dokter de stilte door een vraag. „U vond hem, zooals.... wij hem gevonden hebben?" „Ja, dokter Kent. Ik vond hem.... zooals u hem gevonden hebt." Toen was er weer stilzwijgen.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1931 | | pagina 22