•2fe OoóUtfaoen te oningai.
650
VRIJDAG 27 NOVEMBER 1931
No. 26
rekening steeds weer uit. Hij zei, dat hij mijn schulden zou betalen en mij
later het geheele bedrag van mijn schuld zou opgeven. En ik 'was maar al te
blij, dat ik dit onaangename oogenblik kon uitstellen.
Eindelijk gebeurde het. Marquez verliet de speeltafel en kwam bij mij
op de veranda. Hij vertelde me, hoeveel ik hem schuldig was en dat was
meer dan ik hem ooit zou kunnen betalen. Hij wist dat evengoed als ik, dat
hoorde ik duidelijk aan zijn vleiende, fluweelige stem. Maar hij praatte nog
over andere dingen dan speelschulden. Hij wilde met me trouwen, ten eerste
omdat hij van me hield en dan hij was heel openhartig omdat hij voelde,
dat een Europeesche vrouw hem kon helpen den tegenzin te overwinnen, dien
'n heeleboel inenschen wegens zijn afkomst tegen hem hadden. Het vreemde
bloed dateerde al van vroegere generaties ik meen dat hij zei, van zijn over
grootmoeder, maar hij leed daaronder zoowel in zaken als in zijn privé-leven.
Ik voorzag moeilijkheden van den kant van mijn oom, en zei hem dat.
Hij glimlachte sluw en antwoordde, dat mijn oom véél meer geld aan hem
had verloren dan ik. Hij had ons dus beiden in één net gevangen.
Weer zweeg de vermoeide stem. juffrouw Driscoll legde haar naaiwerk
nu definitief terzijde het verhaal had haar in zijn fascineerenden greep ge
vangen.
„Wil je zeggen, dat je je officieel met dien kleurling hebt verloofd
vroeg zij angstig.
..Ja, er zat niets anders op Bovendien, in 't begin maakte zijn persoon
lijkheid, waarvan een ondefinieerbare, opwindende, exotische charme uit
ging, het avontuur aantrekkelijk voor mij, maar op den duur ging ik ver
schillende dingen in hem opmerken, die me heelemaal niet aanstonden en
zelfs mijn weerzin wekten, bijvoorbeeld een wreedheid tegen dieren, die me
langzamerhand typeerend leek voor zijn persoon. De band, die me aan hem
bond, begon bepaald knellend te worden.. En het ergste zou nog komen.
Hij ging een poosje op reis, voor zaken. Den eersten dag na zijn vertrek ik
was boven op mijn kamer kreeg ik de boodschap, dat zijn moeder er was
om met haar aanstaande schoondochter kennis te maken. Ik ging naar bene
den naar de huiskamer. En weet je wat ik zag.een inboorlinge, die op een
paar kussens in een hoek gehurkt zatZij was zóó dik, dat zij deed denken
aan een ontzaglijken gelen bal en ze was beladen en behangen met goud-
brocaat en juweelen. Ik staarde naar haar en zei toen „Er werd me gezegd,
dat mevrouw Marquez hier was." Ze glimlachte het was een leelijke, grieze
lige glimlach, waarbij haar zwarte tanden te voorschijn kwamen, en ant
woordde „Ik ben mevrouw Marquez." En toen zag ik opeens, onder de
kwabben vet van haar gezicht, dat ze op haar zoon leek.
„Dus Marquez had je voorgelogen over zijn afkomst concludeerde
juffrouw Driscoll.
„Ja. Vrijwel alles wat hij me verteld had, was leugens en bedrogHij
hield zijn moeder achterbaks in de benedenstad en als hij niet op reis was
gegaan, zou ik haar nooit te zien hebben gekregen. En al dé inboorlingen van
de stad hebben geweten, hoe hij me bedroogZelfs de bedienden van mijn
oom moeten me uitgelachen hebben. Ik weet vandaag aan den dag nóg niet,
hoe ik dit vreeselijke wezen met goed fatsoen de deur heb uitgekregen
alleen weet ik dat ik me letterlijk dóódschaamde
Dien avond kwam Claude bij ons eten. Hij was al eerder voor zaken in
Rangoon geweest, maar sinds mijn verloving met Marquez had ik hem niet
meer gezien en hij had er ook niets van gehoord. Voordat hij kwam, ver
zocht ik mijn oom hem er niets van te zeggen dat ik verloofd was. Ik kleedde
mij met bijzondere zorg en voor ik naar beneden ging trok ik den kostbaren
diamanten ring, dien ik van Marquez gekregen had, van mijn vinger. Claude
zou over tien dagen naar Engeland teruggaan en Marquez kwam pas over
veertien dagen van zijn reis. Mijn laatste hoop was, dat Claude mij zou willen
meenemen.
Het ging gemakkelijk; je kunt je niet voorstellen, hoe gemakkelijk het
was, een man als Claude er toe te krijgen, dat hij wat voor je gaat voelen.
Ik was bang voor hem, bijna zoo bang als ik voor Marquez was, maar hij was
tenminste een volbloed blanke. Ik werd alleen bezeten door den angst dat
Marquez onverwacht zou terug keeren of dat Claude iets van mijn verhouding
tot hem zou hooren, want ik wist, dat Claude niets meer met me te maken
zou willen hebben als hij daarvan vermoedde. Zoo is hij
Den dag, nadat ik met Claude getrouwd was, was ik bezig mijn koffers
dicht te doen in de kamer van mijn oom, toen ik even opkeek en plotseling
Marquez voor me zag staan. Hij glimlachte en leek op dat oogenblik angstig-
veel op zijn moeder.
„Waar ga je heen vroeg hij.
Ik was niet in staat antwoord te geven. Ik was doodsbang.
Hij bukte en las den naam op een van de labels, die aan de koffers hingen
„Wie is mevrouw Claude Denison klonk het. Toen liep hij naar de
deur.
Eindelijk was ik bij machte iets te zeggen. „Wat ga je doen vroeg
ik en mijn woorden moeten nauwelijks verstaanbaar zijn geweest.
„Eerst ga ik Denison opzoeken, en dan kom ik bij je terug."
Toen ik naar hem keek, zag ik, dat hij alles wist en met me speelde.
En ik geloof, dat het dóirdoor kwam, dat ik mijn woede niet meer mees
ter was. Ik was gewoon door het dolle heen.
Er lag een klein fleschje op het schrijfbureau naast me. Ik herinnerde
me flauw, dat mijn oom me gewaarschuwd had er voorzichtig mee te zijn,
omdat de inhoud gevaarlijk was. Maar in m'n halve razernij greep ik het
fleschje en gooide het naar hem toe."
Mev ouw Denison hield plotseling op en huiverend bedekte ze het gezicht
met de handen.
Juffrouw Driscoll zat bewegingloos, en staarde naar haar als een ge
biologeerde duif naar een slang. „En wat gebeurde er toen hijgde zij.
Mevrouw Denison begon weer te spreken, langzaam, telkens afbrekend
voor een rilling, die door haar heenging.
„Bloed, veel bloed, waar hij geraakt was door de scherven. En toen
het was vitriool wat ik het fleschje zat. Hij kreeg het midden in zijn gezicht