w M W at het leren aan zorg en kommervolle dagen brengen kan, heeft deze utule vrouw wel beleefd. Desondanks ziel ze ze mei liefde en welgevallen neer np lutar kindskinderen, die spelen voor de deur van haar woning. We denken aan het gedicht van René dc „Zeven kleuters hand in hand Spelen in het mulle zand Onder tfoude linde." Met de schuit kan hij niet meer mee Maar toch brengt hij eiken dag nog enkele uren zoek aan de haven en kgkt er met verstand van zaken naar het drukke gedoe, en ook met 'n tikje weemoed naar den verren einder. tenstfifgeluigtn ondanks alle te milten hel liooge,rimpelige IMWg/arigen boer, die heel lijn llsige bestaan meemaakte. De dorpsmid, met z'n ruige pet met kleprand, die tegen 'n vonkje kan, en de dungerande brillegl.azen, wiike z'n door het vuur en den rook der smidse bedorven oogen moeten helften bij het verrichten van fijner werk. aaijp en soort sterker naar buiten, leest am. I at. Ifvenals de handen het beroep kunnen t niét alleen vaak beroep en karakter aan, levcisstormcn, aan levensblijheid en rustig metjover 'smcnschen hoofd is heengegaan. gelaat als een geschiedenisboek, waarin eteejcend, en waarin het, voor den niet vpelal niet moeilijk is te lezen, a vanzelfsprekend beperkt tot de een- voufige zielen hebben meestal de sterkst iet rneest natuurlijk naar hun levensloop erd hebben, noch de behoefte er aan jen te verbergen achter een masker "verzekerdheid en levenstrots. re stand en elk beroep z'n eigen moeite den kop van den boer van dien den smid. Zij allen hebben die zeer A 'ft re stil gezeten, dit werkzaam moedertje. De tallooze voren nog zoo energiek gezicht werden er in getrokken door even Ven van plichtsgetrouwen arbeid voor echtgenoot en kinderen. I re stil na„ haar ouden dag en wacht lot de dood ook haar komt optetschen, want opoe is nog mam de ntereld en woont sinds den dood van haar ouden levensgezel bij haar dochter in, wie ze op haar de huishouding behulpzaam is. Ze heeft het in haar familie nooit anders gezien, en ze is tevreden aparte uitdrukking, dien bijzonderen oogopslag en blik, dien eigenaardigen mondtrek, in den loop der jaren als uit het door hen uitgeoefende vak voortgesproten. Zoo herkent men bijvoorbeeld den schipper, vaak ook den boer aan diens turenden blik uit de half toe geknepen oogen, een gevolg van het ingespannen kijken over groote vlakten, en het langdurig verblijf in sterke zon en lucht. Komt het ringbaardje er nog bij, welnu, dan is het bijna onmogelijk u te vergissen, daar staat een schipper voor u Ook wij hebben getracht, uit de vérweerde mannen- en vrouwengezichten op deze bladzijden, behalve het beroep, ook de geschiedenis van hun levens te lezen. Of wij daarin zijn geslaagd, moge de lezer beoor- deelen.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1931 | | pagina 17