No. 27 VRIJDAG 4 DECEMBER 1931 681 Ergens in de groene diepten van het woud piepte schril een vogel en het paard stak de ooren omhoog. Ook verzette het onrustig een poot en die eerste beweging van het dier deed het hart van den man, die niet den minsten druk met zijn knieën op de flanken van het paard dorst uit te oefenen, stilstaan van doodsangst. Maar toch sprak hij het dier rustig toe op de" vriendelijke, kalmee- rende manier, bij den dierenliefhebber bekend en door het dier geliefd, zoodat het beest weer rustig werd en den kop liet hangen. Hij zat rechtop in het zadel, volkomen roerloos, uitgezonderd zijn handen, die zeker en snel zijn polsen trachtten te bevrijden van het touw, waarmee ze op zijn rug waren bijeengebonden. Kon hij maar wringen en draaien Maar de minste onvoorzichtige ruk en het dier zou, ook zonder dat het fluitje, waarop hij wachtte, door het woud klonk.. Zijn donkere oogen, gloeiend in zijn knap maar doodsbleek gelaat, staarden omhoog naar den zwaren boomtak, waaraan een ander touw, dat in een lus om zijn nek lag, gebonden was en vandaar langs het platgetreden pad door het bosch, waarlangs de mannen, die hem gevangen genomen hadden, verdwenen waren. „En toch moet ik het winnen bromde hij tusschen de tanden. „Ja, tien minuten voor 'n laatste gebed Als ik er nog maar vijf heb, dan mogen jullie fluiten, zoo hard je maar wilt, ellendelingen De lenige vingers trokken en werkten aan het touw, alsof hij zien kon, wat hij deed en groote zweetdruppels stroomden langs zijn strakke gelaat. Zou het fluitje al komen Het touw raakte losser.nog een handige draai en een rukje en het viel van zijn handen afin een oogwenk had hij den strop van zijn hals en was hij van het zadel gegleden Vrij Geen oogenblik te vroeg.... want bijna op hetzelfde oogenblik snerpte het scherpe gefluit door de stilte, en het paard stak de ooren op. Weer klonk het fluitje, schriller en scheller.en het dier, aangespoord door een flinken slag van den man, galoppeerde het boschpad langs. De man keek van den zwaaienden strik naar zijn gezwollen handen en lachte. „Dat was een misrekening van hen, dat ze me tijd tot bidden gaven!" zei hij. Een oogenblik stond hij in gedachten. Hij was een knappe, slanke man, wiens haar begon te grijzen. De overmacht was zoo groot geweest, dat hij zich zonder strijd had overgegeven en zijn kleeren waren niet gehavend.-Hij raapte zijn hoed op en keek het pad langs. „Ze zullen allicht twee uur wegblijven, voordat ze met een wagen komen, om me af te snijden. Dat geeft me genoeg voorsprong," bromde hij en ver dween lachend tusschen het geboomte. Omzichtig, telkens van richting veranderend om zijn vijanden het spoor bijster te maken, drong hij door het bosch heen. Maar langzaam aan werden zijn schreden moeilijker en in zijn kleeren boven aan zijn schouders vertoonde zich een donkere vlek. Zijn gelaat werd loodkleurig en hij baadde in zijn zweet. Zoo bereikte hij ten slotte den zoom van het woud. Maar toen hij in de felle zon kwam, kon hij niet verder. Hij strompelde nog enkele schreden voorwaarts en viel dan languit in zwijm in het gras langs den felgelen zandweg. Een poosje later werd de stilte verbroken door het ploffen van paarden hoeven en het ratelen van wielen over den stoffigen weg. Uit een zijweg kwam een wagen te voorschijn waarnaast een meisje te paard reed. Ze was nog jong, nog bijna een kind, hoogstens een jaar of zestien en de jonge man, die op den wagen zat, was slechts enkele jaren ouder. Hij scheen zich volkomen tevreden te voelen met te luisteren naar haar heldere stem, met haar in jongensachtige vereering aan te zien. „Ik had er totaal niet op gerekend, dat ik je hier zou ontmoeten," zei ze. ,,lk wist niet, dat je vandaag in Cransett was. Ik wou alleen maar eens me vrouw Tennant gaan bezoeken en daar op vader wachten. Abner Deacon is met vaders paard naar het kruispunt gereden om den postwagen daar op te vangen. Hij is met den wagen gegaan om de pakjes, die meekomen, thuis te brengen..heel wat als vader ten minste om alles gedacht heeft, wat moe der hem gevraagd heeft. Heb jij er ook nog wat bij „Ja.ik doe ook altijd inkoopen in Palmerville. Ik denk wel, dat er vandaag wat voor me meekomt," zei de jonge man bedaard. „Je heele uitzet, natuurlijk.Zeg, wat zul jij er fijn uitzien riep het meisje lachend. „Je bedoelt zeker, dat ik er als een gek uit zal zien, is het niet, Claudia „Ik zie niet in, waarom jij er niet even goed als andere jongelui keurig uit zou zien Je moeder zou toch zeker niet anders willen „Dat is zoo. Ik vind anders, dat ze veel te veel aan me besteedt, maar ze schijnt te vinden, dat het niet anders kan." „Daar heeft ze toch zeker gelijk in Als jij naar Boston gaatO. kijk eens.... wat is dèt daar?" riep het meisje opeens verschrokken uit. Zij had het eerste de naast den weg liggende gedaante opgemerkt. In een oogwenk was ze van haar paard, vlugger dan haar metgezel van zijn wa gen, en even later stonden de twee jongelui gebogen over den bewustelooze. „Hij is niet dood," zei Jerome. „Ik voel zijn hart nog kloppen. Denkelijk een zonnesteek. We moeten hem in den wagen tillen, Claudia." „Indenwagen vroeg Claudia angstig. „O, Jerome, wat ziet die man er akelig uit Weet je zeker, dat hij niet dood is „Natuurlijk niet Hij is flauw gevallen, dat is alles. Maak je maar niet ongerust. Ik denk, dat ik hem wel optillen kan. Hij is heel wat kleiner dan ik." De jongen was werkelijk heel groot en sterk en hij slaagde er dan ook in, den bewustelooze op den wagen te leggen. Maar toen diens jas openviel, uitte het meisje een kreet van schrik. Kijk dan toch eensze hebben bepaald op hem geschotenkijk eens wat een bloed I" „Dat schijnt zoo.ja, de kogel is dwars door zijn schouder gegaan hij is bepaald door bloedverlies flauw gevallenZeg, ik geloof vast, dat Mason het gedaan heeft „Mason „Ja, Chris Mason, uit dat kroegje in de buurt van de Bend. Daar schijnt veel gegokt en valsch gespeeld te worden en ze zeggen, dat hij er heel gauw op losschiet „Ja, dat heb ik ook wel gehoord. Maar die man ziet er niet uit als iemand, die in zoo'n kroegje komen zalHet is een erg knappe man, vind je niet De jongen kreeg een kleur van nog kinderlijke jaloerschheid. „Knap? Hij is anders al oud, hoor! Zeker meer dan veertig!" zei hij botweg. „Wat geeft dèt Je moeder is toch ook van dien leeftijd En als ik tegen dien tijd er nog net zoo mag uitzien, als zij nu, dan zal ik geweldig in mijn schik zijn. Vader zegt altijd, dat niemand met haar vergeleken kan worden." „Ja, daar heb je gelijk aan en niemand is ook zoo trotsch op zijn moeder als iken niemand heeft er ook zooveel reden toe." „Zoo denkt zij ook over jou," zei Claudia en maakte het volgende oogen blik haar compliment, echt vrouwelijk, weer ongedaan door te zeggen „Ik denk, dat het komt, omdat ze niemand dan jou alleen te vertroetelen heeft. Zeg..je neemt hem toch zeker mee naar je huis?" „Ja, natuurlijk.... Ik.... kijk.... hij komt bij." De man had de oogen geopend en toen de jonge Tennant zag, dat hij zich op wilde richten, boog hij zich over hem heen en zei„U moet rustig blijven, anders begint het weer te bloeden. Ze hebben u zeker flink te pakken gehad, niet waar „Dat is zoo, m'n jongen." „Ja, dat dacht ik wel. U hebt veel bloed verlorendat heeft u natuur lijk flauw doen vallen." „Ja, dat zal wel. „Ik heb eerst nog gedacht, dat het van de zon kwam, omdat het zoo heet is. Gelukkig, dat we langs kwamen. Heeft Chris Mason u dat soms geleverd Dat zou echt iets voor hem zijn I" „Dat zou het zeker." „Dus Mason heeft het gedaan?.... Mag ik misschien uw naam weten, mijnheer „Mijn naam?" vroeg de vreemde. „Mijn naam is Mostyn..en ik ben u en de jonge dame veel verplicht voor uw hulp. Ais ik maar een uurtje rusten kon en mijn wond wat verbinden en zoo „O, dat zal wel in orde komen, mijnheer.we zijn zoo dadelijk thuis." Het huis was spoedig bereikt. Niemand scheen hun aankomst bemerkt te hebben en met hun tweeën brachten ze den gewonde, die steunend op hen loopen kon, naar binnen en zetten hem daar in een leunstoel neer. „Moeder zit bepaald in de naaikamer," fluisterde Jerome tot Claudia. „Ik zal het haar vertellen en dan zal ik voortmaken om aan het kruispunt te komen. De postwagen zal er nu wel gauw zijn." „Goed.schiet jij maar op.ik zal haar alles wel vertellenen denk erom, dat je vader meebrengt om mee naar huis te rijden met me." Hij knikte en spoedde zich voort. Het meisje begaf zich de gang in en klopte aan de kamer, waar mevrouw Tennant te naaien zat. Mevrouw Tennant was een slanke, knappe vrouw, die reeds weduwe was voordat haar zoon geboren werd. Haar huwelijksgeluk had slechts kort ge duurd, want acht maanden na haar trouwdag had men haar het verschrikke lijke bericht gebracht, dat haar man in de White River was verdronken. Niemand begreep, hoe ze die vreeselijke tijding overleefd had en al haar ken nissen hadden zich erover verwonderd, dat ze standvastig ieder later huwelijks aanzoek had afgewezen en geheel alleen erin geslaagd was haar zoon een zoo voortreffelijke opvoeding te geven. Toen het meisje in onsamenhangende bewoordingen haar verteld had van den gewonde, dien ze aan den weg gevonden hadden, klopte Rhoda Tennant haar bemoedigend op den schouder en zei„Ik zal zelf wel even naar hem toe gaan, hoor kind. Blijf jij maar hier.als ik je noodig mocht hebben, zal ik wel roepen. Is het nog een jonge man „Neen, hij heeft al grijs haar.... ten minste zoo'n beetje." Rhoda ging naar de keuken en kwam na eenige oogenblikken terug met warm water en verbandlinnen. De luiken voor de ramen van de kamer, waarin de gewonde zich bevond, waren half gesloten en in de schemering kon ze zijn gezicht slechts flauw onderscheiden. „Blijft u maar stil zitten," zei ze, zoodra ze binnenkwam, „u moogt geen bloed meer verliezen. Ik heb wat brandewijn meegebrachtmisschien zal het u goed doen eerst wat te drinken." Ze schonk een glas voor hem in en zette het bij hem op een tafeltje. Dan begaf ze zich naar een' kast achter in het vertrek. Toen ze de deuropening voorbijkwam en het licht uit de vestibule helder op haar gezicht scheen, stond Mostyn plotseling wankelend op en wilde naar de deur gaan. Ze hoorde hem eerst niet, maar toen ze zich omdraaide, schrok ze, omdat ze hem bij de deur zag staan. Verwonderd liep ze op hem toe en greep hem vast. „Waar gaat u heen U moogt zoo niet weggaan Ik moet u eerst ver binden I" Hij mompelde iets onverstaanbaars en trachtte haar voorbij te komen. Maar toen hij op zijn beurt in het licht kwam en ze hem duidelijker zag, liet ze van schrik het verbandlinnen op den grond vallen, drukte de handen tegen haar hart en stamelde„Alex

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1931 | | pagina 9