een AmiA&tdammeï iAeedb inteïe&beeït. No. 29 VRIJDAG 18 DECEMBER 1931 751 verbranden, maar hij vond het jammer, dat sou venir aan het eenige avontuur van zijn leven te vernietigen. Hij wendde zich ook niet tot de over heid. Ten eerste had hij een man laten liggen met een schotwonde naar alle waarschijnlijkheid dood op een Parijsche zolderkamer. En men zou zijn verhaal niet eens gelooven, als hij naar de politie ging. Eindelijk stopte hij het opgerolde doek ergens tusschen den rommel in zijn atelier en dacht er niet meer aan." „Het geheimzinnige pakket riep Helen. „Ga verder, ga verder. Waarom talm je toch zoo „Ik ben bijna uitgesproken. Er gingen jaren voorbij. Op den vijfden verjaardag van zijn avon tuur zat hij op zijn atelier in Chelsea te schilderen. Toen hij opkeek, zag hij een gezicht tegen de vensterruit gedrukt. Er zat een ines tusschen zijn tanden geklemd en een lang, kartelig litteeken van een kogelwonde liep over zijn rechterwang. Het was dé man van Montmartre." Helen schreeuwde het bijna uit. „Dat is die man.... de man met het litteeken, die al drie dagen op Jack loert.... En ik heb hem in huis zien gaan O, wat ben ik dom en laf geweest, dat ik kalm weggeloopen ben Hoe kun je hier in 's hemelsnaam kalm verhaaltjes zitten vertellen, terwijl Jack misschien vermoord wordt De klok sloeg vijf. Pelling slaakte een zucht van verlichting. „Kom," zei hij, „wees kalm. Ik hoef niet langer te vertellen. De geschiedenis heeft totaal niets met Jack uit te staan, 't Is pure fan tasie, anders niets Ik heb 't allemaal zelf bedacht." „Ik geloof je niet!" antwoordde ze hartstoch telijk. „Het móet waar zijn Ik heb het pakket gezien, en den man met het litteeken ook. Waarom pijnig je me zoo Zeg de waarheid „Op mijn eerewoord," zei Pelling, neerslachtig en spijtig, „ik hèb de waarheid gezegd, 't Was af schuwelijk, maar het is meer de schuld van je man dan de mijne. Nu zal ik hem wel moeten verraden. Een paar minuten, vóór je kwam, heeft hij me op gebeld. Hij bezwoer me, je hier te houden, onder welk voorwendsel dan ook, tot vijf uur. Hij wou me geen uitleg geven, maar hij zei, dat je in géén geval vóór dien tijd thuis mocht komen." „En onderwijl," snikte Helen, „wordt hij ver moord „Wat 'n onzin Het verhaaltje, dat ik je ver teld heb, is niets dan een verhaaltje. Ik was 't aan 't schrijven, toen je kwam." Hij gaf haar een bundeltje getypte vellen, met het hoofd „De Man van Montmartre," door Harold B. Pelling. ,,'t Is voor het Pompadour-Magazine van vol gende maand," legde hij makjes uit. „Ik kón je gewoon niet gelooven. Je moogt er wat bijgemaakt hebben, de hoofdfeiten zijn waar. Je weet, dat Jack in Parijs geweest is, vóór en onder den oorlog. Je hebt zelf gezegd, dat hij altijd door de achterbuurten van Parijs zwierf.en dat geheimzinnige pak.... en die man met het lit teeken. Lieg in 's hemelsnaam niet langer tegen me „Je praat nonsens," zei Pelling slap. Maar zijn eigen geest had een schok gekregen. Was het non sens Wat had hem bezield, om juist nu die ge schiedenis te vertellen Was het een of ander somber geheim hem geopenbaard Zou er iets waar zijn van die psychische dingen „We zullen gaan kijken," zei hij, met een bezorgde stem. „Misschien vinden we...." De deur sloeg open en de levenslustige figuur van Jack Auriol stoof binnen. „Hallo hallo hallo riep hij luidruchtig. „Hé, wat mankeert jullie?" Hij keek naar de twee bleeke gezichten. „Jullie zien er uit of je „Goddank dat je nog leeft," riep Helen, hem om den hals vallend. „Zijn jullie allebei stapelgek vroeg hij ver baasd. „Ik eisch een verklarmg." „Verklaringen zul jij moeten geven," zei Pel ling gestreng. „Je hebt getelefoneerd, dat ik Helen hier moest houden tot vijf uur. Kost wat 't kost, zei je." „De waarheid, schele. Ik had duistere daden in 't zin. Maar nu is 't gebeurd. Helen, lieveling, ik heb voor je verjaardag het snoezigste, beelde rigste eetkamerkarpet gekocht, dat je je maar uit kunt denken, 't Is een heele toer geweest, het stiekum te houden tot vandaag. Ik had 't in 't atelier weggestopt, maar jij bleef er omheen neu zen op zoo'n koppige manier, dat ik er koud van werd." „Het geheimzinnige pak!" riepen Helen en Pel ling zenuwachtig. „Ik had met Stobel, mijn ouden oppasser, afge sproken, dat hij 't me zou helpen leggen, maar jij was 't huis haast niet uit te krijgen. Hij heeft den heelen morgen voor de deur gehangen, maar ik kon hem niet binnenlaten, voor je weg was. Je zult Stobel wel aardig vinden, 't Is een beste ke rel, maar geen schoonheid. Hij heeft in '16 aan de Somme een kogel in zijn gezicht gekregen." „De man met het litteeken," lachten nu Helen en Pelling te zamen. „Waar hebben jullie 't toch over? Ik heb hem meegebracht hij staat op 't portaal. Hij wou je graag even zien, Helen." Hij ging naar de deur. „Kom er maar in, Stobel," riep hij. „Geneer je maar niet." Een kort, stevig gebouwd man kwam naar voren en stond wat zenuwachtig vóór hen. Zijn twee handen omvatten een kolossalen bos narcissen en op de rechterwang had hij een litteeken. „Neem u niet kwalijk, juffrouw, mévrouw wil ik zeggen," zei hij, Helen verlegen toesprekend, „ik neem de vrijheid, mevrouw, u die paar bloe metjes aan te bieden, met den wenschdat wil zeggen, ik bedoel, ik hoop. Het was zoo'n oogenblik, dat te fel gespannen zenuwen het niet langer kunnen houden. Er moet iets gebeuren, om ze het afknappen te beletten. Helen Auriol liep de kamer door, en tot groote verbazing van den onschuldigen misdadiger drukte ze een kus op de verminkte wang van den ex-Man van Montmartre.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1931 | | pagina 15