%en zeedag i50 jaat geleden. 758 VRIJDAG 18 DECEMBER 1931 No. 29 Sf,L°J,TJAAR JUIST ANDERHALVE eeuw geleden, dat de zeeslag plaats vond op de doggersbank DE HOLLANDSCHE EN engelsche vloot, welke respectievelijk werd aangevoerd door zout man EN PARKER. EEN KOPERGRAVURE UIT DIEN TIJD BEELDT DE OPSTELLING AF DER BEIDE OORLOGSVLOTEN. „Heb je niet in „De Roode Leeuw" gelogeerd, het logement even buiten Trendham?" Bobby Redmayne, wiens hersens koortsachtig snel werkten, zag geen enkele reden, waarom hij dit feit zou ontkennen. Het was heel begrijpelijk, dat de dokter en waarschijnlijk ook anderen hem gezien hadden, want hij had*' niet de minste moeite gedaan om verborgen te blijven. Tegenover den her bergier had hij zich voorgedaan als een botanist, die zijn vacantie gebruikt om planten te zoeken, öp die wijze had hij de omgeving leeren kennen en was hij het een en ander omtrent de gefortuneerde bewoners gewaar geworden. Dus had Bobby geen enkel bezwaar om op de meest ongedwongen wijze te antwoorden: „Ja, ik heb daar een dag of. wat gelogeerd. Ik ben botanist moet u weten en omdat ik toch den heelen dag buiten rond zwerf, zoek ik altijd een eenvoudig logies." „Aha! Dus je hoort hier niet in de buurt thuis?" „O neen. Ik woon in Londen en was hier maar voor een paar dagen." „Zoo," antwoordde de dokter, die ondanks zichzelf de ge makkelijke koelbloedigheid bewonderde, waarmee de jongeman zijn leugens opdischte. De volgende vraag, dacht hij echter, zou wel meer moeilijkheden bij de beantwoording opleveren, gezien het feit dat zijn gast geen bagage bij zich had. „Je was zeker juist op den terugweg naar Londen, toen je door dien vrachtauto aangereden werd?" „Neen," vertelde Bobby, even onverstoorbaar als zooeven. „Ik zou den afgeloopen nacht nog in „De Roode Leeuw" slapen en vandaag weggaan." „Maar toen mijn zoon je auto vond, stond die met den motor naar Trendham," merkte de dokter op, terwijl hij den andere scherp aankeek. Maar Bobby had weer zijn antwoord gereed. „Ja. Dat kan uitkomen. Ik had een paar zeldzame planten in de bosschen van Sunningdale vergeten en ai was het laat, ik moest en zou ze hebben en op weg daarheen werd ik aan gereden." En hij keek den dokter met een paar lachende, jongensachtig- schuldige oogen aan „Drommels nog aan toe," dacht de oudere man, terwijl hij naar dé deur liep. „Dat zoo'n intelligente, beschaafde jongen een dergelijk leven leidt! Het is haast niet te gelooven!" En zich bij, de deur nog even omkeerend, vervolgde hij hardop: „bjijf rustig liggen en probeer nog wat te slapen. Dat is het beste geneesmiddel." En daarmee liet de dokter zijn logé aan zijn eigen gedachten over, en deze gedachten waren allesbehalve plezierig. Alles wees er op, (lat zijn vriendelijke gastheer argwaan tegen hem koesterde en dat beteekende, dat hij leelijk in de kne! zat. Want het was zoo klaar als een klontje, dat het onmogelijk was om de gang in te loopen en zijn kleeren te zoeken, en in zijn pyama door het raam ontvluchten, kon hij nog veel minder; neen, was de weinig hoopvolle slotsom, waartoe Bobby kwam, als de dokter inderdaad verdenking koesterde, had hij hem netjes een strik om den hals gedaan! Toen Barton, de bediende van den dokter, binnentrad met een blad, dat hij naast het bed neerzette, deed Bobby een vraag. „Gaat de dokter altijd zoo vroeg uit?" „Neen, meneer," was 't antwoord. „Ik geloof, dat hij naar de Grange is gegaan om den huisbewaarder over iets te spreken." „Waar is de Grange?" klonk de volgende vraag. „Het is het buiten van Sir Anthony Hayden en ligt over de velden ongeveer een mijl hiervandaan. De eigenaar is op het oogenblik afwezig." „Ah zoo," zei Bobby kwasi-onverschillig. Maar inwendig liet de mededeeling van den huisknecht hem allerminst zoo onbewogen. Dat was weer een nieuw bewijs, dat de dokter hem niet vertrouwde.... misschien had hij den two-seater wel her kend en ging hij nu op het landgoed poolshoogte nemen. Een onderzoek onder de kussens van den wagen zou zekere werk tuigen aan het daglicht brengen, waarvan de politie het doel maar al te goed kende. En dan Enfin, dacht de filosofische Bobby, hij kon in elk geval beter met een volle maag de cel ingaan dan met ^een léege en dus wijdde hij zich aan het smakelijke ontbijt, dat de bediende ge bracht had. Eén onderwerp was er, dat hij onverbiddelijk uit zijn geest bande: wat zich op Trend Hall had afgespeeld, nadat hij er in den afgeloopen nacht voor de tweede maal was binnengedron gen. Het eenige, waarop hij zijn hersens thans gericht hield, was de toekomst. Een kort oogenblik stond hij zijn geest toe te verwijlen bij zijn zeldzaam mooie en lieve zuster, die hem zoo sportief- vriendelijk behandeld had bij zijn eerste bezoek, maar ook die gedachte wierp hij direct weer van zich af. „Niets daarvan, waarde heer," vermaande hij zichzelf. „Dat heb je eens en voor altijd uit je leven laten verdwijnen, toen je je tegenwoordig vak bent gaan uitoefenen, dus geen vaische sentimentaliteit. Twintig minuten later kwam de huisknecht terug en nam het leege blad op. „Zal ik het blind sluiten, meneer?" vroeg hij. „Neen, dank je. Ik vind het prettig om naar den tuin te kijken; hij is prachtig, niet?" „En of! De tuin is dokters grootste liefhebberij. U moest nu maar een poosje gaan slapen, meneer. Ik heb uw kleeren mee genomen naar mijn kamer om ze na te zien en schoon te maken. Ze zijn hier en daar smerig geworden door uw val. Overigens 'indt u alles wat u mocht noodig hebben, ook scheergerei, op de toilettafel. Ik heb ook een kan warm water neergezet." En met deze woorden verliet hij de kamer. „Als een rat in de val," dacht Bobby, terwijl hij roerloos in bed lag en zich trachtte te overtuigen, dat, het slechts verbeel-

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1931 | | pagina 22