1 COMPLEET °R J CO V V E R H A A I No. 29 VRIJDAG 18 DECEMBER 1931 745 Het teekende den man, dat hij, na eenmaal den weg ontdekt te hebben waarlangs hij zijn vrijheid zou kunnen bereiken, er tegen niemand over sprak. Zijn zwijgzaamheid had hem trouwens reeds lang den bijnaam van ,,De Stomme" bezorgd en in de negen jaren, die hij met zijn medegevangenen achter de hooge muren had doorgebracht, had hij hen zelden deelgenoot ge maakt van een zijner geheimen, zoodat ze niet veel meer van hem wisten dan dat hij Carnivan heette, gestraft was wegens moord en zich in zijn lot scheen geschikt te hebben. Nooit, voor zoover men wist, had hij bezoek ge had. Maar zooals hij was, zoo zijn er velen in die groote sombere huizen die men verbeteringsgestichten noemt, menschen, die door de wereld vergeten zijn, maar die zelf de wereld niet vergeten hebben, maar haar haten met een ontiitbluschbaren haat, des te heviger naarmate de eindeloos lange gevange nisjaren voorbijgaan. Carnivan was heelemaal geen bijzonder type. Niet omdat hij geen enkele zijner kameraden vertrouwde hield Car nivan zijn ontdekking zoo geheim. Het kwam, omdat hij het geval alleen ontdekt had en van meening was er alleen wat mee te maken te hebben Hij zou van die onverwachte gelegenheid om de vrijheid terug te krijgen zeker op slag gebruik gemaakt hebben, als zijn achterdochtige natuur niet een valstrik gevreesd had en hij was bovendien vast besloten zich eerst zekerheid te verschaffen, dat alles even gemakkelijk in werkelijkheid zou kunnen gaan, als het zoo op het eerste gezicht scheen. Carnivan was reeds twee jaar in de keuken te werk gesteld, toen hij zijne ontdekking deed. Hij was in de provisiekamer op zoek naar wat tarwemeel dat ze in de keuken voor de ziekenkamer noodig hadden, toen hij volkomen' bij toeval dien weg vond en een oogenblik twijfelde hij zelfs of zijn oogen hem niet bedrogen. Die provisiekamer was aan het einde van een nieuw gebouwden vleugel van slechts een verdieping hoog, welke de keuken met de bijkeuken bevatte, die door een gangetje, waar langs de wanden op rekken potten en pannen stonden, verbonden waren. Dat gangetje werd verlicht door een raampje, acht voet boven den beganen grond en natuurlijk getralied. Een getralied venster wekt bij een gevangene vanzelfsprekend gedachten aan ontsnapping maar het doet hem tevens begrijpen, dat dit zonder een ijzerzaag onmogelijk is; en zoo kwam het, dat Carnivan, ofschoon hij er reeds meerdere malen naar gekeken had en de opening van dat raampje in gedachten vergeleken had met den omvang van zijn lenig mager lichaam het toch nog nooit beschouwd had als een weg om te ontsnappen. En alleen bij toeval vond hij nu iets uiterst merkwaardigs. Het tarwemeel stond op de bovenste plank en om er bij te kunnen komen, moest hij een trapje gebruiken. Toen hij daarop klom, verloor hij een oogen blik zijn evenwicht en strekte zijn hand uit om zich voor vallen te behoeden Hij raakte daarbij de tralies aan en opeens bleef zijn hart stilstaan, toen hij voelde, dat die tralies loszaten. Een vluchtige blik overtuigde hem ervan, dat ze altijd losgezeten hadden. In den nieuwen vleugel waren heel wat raampjes van dit soort en al de tralies ervan waren hetzelfde. Het waren drie staven, die onder en boven in een ijzeren stang bevestigd waren en die onder- en bovenstang waren in het cement vastgemaakt. Maar bij dat raampje zag Carnivan, dat de beneden- stang aan beide zijden juist even te kort was om in den muur vastgemaakt te worden, zoodat het geheele hekwerk, omdat de bovenste stang wel in den muur vastgezet was, daar omtnren naar boven opgeslagen kon worden als een deur in zijn scharnieren. Het was natuurlijk een vergissing geweest men had er bij het bouwen verder niet op gelet. En de groote onwaarschijnlijkheid, dat een gevangene dit deel van het gebouw zou uitkiezen voor een poging tot ontsnapping, was denkelijk de reden geweest, dat het defect bij inspecties nooit was opgevallen. Misschien.maar wat kwam het er op aan, wat de reden was De losse tralies waren er eenmaal en boden voor een man, zoo mager als Carnivan, een gemakkelijke gelegenheid tot ontsnapping. Maar als man van ondervinding greep hij niet terstond de gelegenheid te baat, die zich daar aan hem aanbood. Was hij wel vrij, als hij erdoorheen was In gedachten stelde hij zich voor, hoe dat deel der gevangenis er wel uitzag en herinnerde zich toen, dat er achter de muren van de keuken niets anders was dan een open plaats van een meter of vijftien breedte en dan de hooge gevangenismuren. Als hij over dien muur kon komen, was de rest dood gemakkelijk en het is een kleinigheid om over een muur van zes meter heen te komen, als je vrijheid erbij op het spel staat. Het scheen hem zoo gemak kelijk toe, dat hij vreesde dat er iets achter zat. Carnivan achtte er de bewakers niets te goed voor om een gevangene een kansje op vrijheid te geven, alleen om het plezier te hebben hem te kunnen achtervolgen en neer te schieten. Hij wilde eerst onderzoeken, voordat hij iets waagde. Dat deed hij den volgenden dag tijdens de middagontspanning, en of schoon hij niet al te dicht in de buurt van het raampje durfde komen, ont dekte hij toch genoeg om hem spijt te doen hebben, dat hij den vorigen' mid dag zijn kans niet gewaagd had. In elk geval wilde hij het nu vanavond pro- beeren. De keukenmuren, waarin het kleine raampje als een levend oog hem scheen toe te wenken, waren nog dichter bij den muur dan hij zich had voor gesteld. Maar de hoogte van den muur viel hem tegen en hij bedacht zich, dat hij er nooit zonder ladder overheen zou komen, toen hij de goot en de zinken afvoerbuizen langs den keukenmuur ontdekte. Als hij die pijp, die zeker sterk genoeg was om zijn gewicht te dragen, los kon maken en tegen den gevange nismuur zetten, dan zou hij daarlangs den bovenkant van den muur wel kun nen bereiken. Carnivan durfde niet zoo dicht bij die pijp te komen, dat hij u IV I I /-V /-V U Zlen kon, hoe die bevestigd was, maar er bevond zich een dergelijke pijp aan een anderen hoek van het gebouw en hij kwam tot de ontdekking, dat het losmaken hoogstens enkele minuten kon kosten, als hij maar een stevig mes had. En in de keuken waren messen genoeg. Carnivan was dien dag bijzonder zenuwachtig, nu hij ontdekt had, dat de ontsnapping aan de buitenzijde van het gebouw al even gemakkelijk gaan zou als aan de binnenzijde. En dat werd er niet beter op, toen hij zich ging verbeelden, dat de bewakers hem nu en dan wantrouwend aankeken. Maar toch was het niet mogelijk, dat ze iets ontdekt hadden, want hij was veel te voorzichtig geweest bij zijn onderzoek. Hij schreef het dus toe aan zijn eigen innerlijke opwinding en deed zijn best zich meer te beheerschen. Om vier uur moest het personeel voor de keuken aantreden en Carnivan ging in de rij staan tusschen de veertig man, die dienst hadden, in een toe stand van de allergrootste spanning. Hij antwoordde, toen zijn naam werd afgeroepen en bedacht zich, dat dit de laatste maal zou zijn, als alles goed lukte, dat zijn naam binnen die muren zou worden genoemd. Toen ze rechts omkeer maakten en hij zijn hand legde op den schouder van zijn voorman, kreeg hij een brok in zijn keel, bij de gedachte, dat hij dat gladgeschoren hoofd met het groote lidteeken, dat hij twee jaren lang voor zich gezien had op weg naar de keuken, niet meer zou zien. Op zijn eigen schouder voelde hij een andere hand zwaar rustenook de hand van een moordenaar Er waren geen bewakers in uniform in de keuken, maar dat was ook niet noodig. De vijf koks met hun helpers waren menschen van buiten de gevangenis en goed gewapend. Een Franschman, die tot onder-kok was aangesteld, had dit eens vergeten en een van de chefs aangevallen. En vier kogels in zijn lichaam hadden op slag bewezen, dat deze menschen, die tegen hoog loon de onvrijwillige gasten van den Staat van eten voorzagen, heel goed wisten, hoe ze met die lui konden en mochten omgaan. Carnivan werkte samen met een gewezen oberkellner van een groot hotel, die gestolen had, omdat hij geen fooien genoeg naar zijn zin kreeg en nu door den Staat was aangesteld om toezicht te houden op de provisiekamer. Car nivan deed zijn werksloof voor en kreeg een kort scherp mes, om aardappelen te schillen. Hij was blij met het mes, dat hij dadelijk besloot niet terug te geven, als hij met zijn werk klaar was, maar hij vond het jammer, dat de aardappelen al klaar lagen op de lange tafel, waaraan hij met nog zes anderen stond, om te gaan schillen. Hij moest een voorwendsel vinden om naar de provisiekamer te komen. Een half uur lang schilde hij aardappelen en pijnigde zijn hersens om een reden te vinden, waarvoor hij naar de provisiekamer kon gaan. Andere helpers werden er wel door de koks heengestuurd, maar het zou hem nu toch weinig gegeven hebben, omdat de gewezen oberkellner juist in het gangetje stond om toezicht te houden op wat ze weghaalden. Neen, het gaf niets, als hij er niet een minuutje alleen kon zijn, zooals dat toch wel meer was gebeurd. In de eetzaal klonk het zware stappen van negenhonderd paar schoenen, toen de gevangenen werden binnengeleid. De mannen, die bedienden, holden heen en weer met groote soepketels en pannen met éten. Het werd druk aan alle kanten. Carnivan was reeds aan het bordenwasschen gezet en hield het oog op de provisiekamer gericht. Hij zuchtte wanhopig. Daar hief een der koks een grooten potlepel gebiedend omhoog. „Tarwemeel riep hij luid en Carnivan vloog terstond overeind om aan het bevel te voldoen, en toen hij den oberkellner voorbijkwam, zei hij tegen hem Tarwemeel halen 1" „Nou, dat weet je toch wel te vinden antwoordde deze onverschillig en met ongewone ruwheid, omdat hij een hekel aan Carnivan had. Carnivan sjokte de provisiekamer in. En op dat oogenblik hoorde hij, dat de messen werden opgehaald. Hij had het zijne tusschen zijn kiel ver borgen. Hij haastte zich verder. Maar hij keek geen oogenblik naar het tarwe meel om. Hij pakte het trapje, zette het onder het raampje, trok de losse tralies naar zich toe, duwde ze omhoog en stak zijn hoofd en bovenlijf door de opening. Een oogenblik stokte zijn adem, toen hij uit de warme keuken damp in de koude vrieslucht kwam. In jaren had hij geen frissche avond lucht genoten en hij vulde er zijn longen diep mee. Een oogenblik bleef zijn buis haken aan het hekwerk en hij gromde nijdig, terwijl hij zich loswrong. Het volgend oogenblik lag hij op handen en voeten voorover op de binnen-' plaats en kroop verder langs den muur. Liefst was hij overeind gesprongen en had hij een luiden schreeuw van vreugde gegeven, maar hij had nog te veel te doen, voordat hij daartoe in staat zou zijn. Hij haalde het mes uit zijn buis te voorschijn en wrong het tusschen de krammen, waarmee de pijp bevestigd was tegen den muur. Het ging vrij gemakkelijk en ten slotte maakte hij de pijp met een ruk ook van boven los, zonder zich te bekommeren over het beetje leven, dat hij zoodoende maakte.' Dan holde hij met de pijp naar den gevangenismuur, zette het ding er tegen aan en nog voordat het vaststond, begon hij er al tegen op te klimmen. Twee maal viel hij, maar sprong vlug overeind en begon zijn klimpartij weer, tot dat hij eindelijk met de eene hand den bovenkant van den muur kon grijpen. Voorzichtig trok hij zichzelf omhoog, ervoor zorgend, dat hij de pijp niet om stiet, die anders door het kletterend geraas van den val hem verraden zou en lag eindelijk, uitgeput en hijgend, boven op het vlakke gedeelte van den muur. Eerst toen dacht hij aan de schildwachten. Hij had zich de moeite niet gegeven om precies op te nemen, waar de posten stonden, maar hij wist wel, dat er in zijn buurt geen was, maar de be-

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1931 | | pagina 9