VOORJAARSHOEDEN
820
VRIJDAG 1 JANUARI 1932
No. 31
De hierbij afgebeelde strooien hoeden, modellen
van Johanna Loew, kunnen ons vast 'n denkbeeld
geven van wat er den volgenden zomer zal worden
gedragen. We zullen allerlei fantasie-stroo krijgen
en veel garneeringen van bloemen en lint. En die
garneeringen zullen bij voorkeur aan den achter
kant worden aangebracht. Bij de meeste hoeden
is de achterkant hoog opgeslagen en soms vormt
die opgeslagen rand een garneering op zichzelf.
Ook is er 'n terugkeer tot oude modes, in 'n
canotier bijvoorbeeld, met strikken aan den ach
terkant, onder en op den rand.
Verschillende hoeden zijn, evenals die van onze
eerste afbeelding, geïnspireerd op het baretmodel,
en bijna alle modellen laten het voorhoofd vrij en
'n groot gedeelte van 't haar.
De hierbij afgebeelde hoed, van origineel ge
vlochten grof zwart stroo, is gegarneerd met lak-
rood lint, zoowel aan den onderkant als bovenop.
Het tweede model van glanzend bruin stroo
elegant gevormd heeft 'n lintgarneering, van bruin
peau d'ange.
PAULA DEROSE.
Op verzoek van een onzer lezeressen volgt
hieronder de beschrijving van 'n gebreid
zwempak. Het hierbij afgebeelde pakje is
gebreid in twee kleuren, bijvoorbeeld donker
blauw of zwart voor het onderste deel en wit
of geel voor het bovengedeelte.
Men begint aan den voorkant van een been en
zet daarvoor, losjes, 48 st; op en breit eerst 'n
boord van 10 toeren 2 r. 2 aver. Verder breit men
dan r. aan den rechter- en aver, aan den linkerkant,
tot het werk ongeveer 15 c.M. lang is. Dan breit
men de tweede pijp op dezelfde manier, waarna men
de beide helften met elkaar verbindt op de volgende
wijze
Men breit de 48 st. van de eerste beenhelft,
zet 4 st. bij op en breit dan de 48 st. van de tweede
beenhelft. Men heeft dan 100 st. op de naald en
breit daarop weer afwisselend r. en aver, tot het
werk ongeveer 28 3 30 c.M. lang is.
Bij een rechtschen toer begint men dan te min
deren en wel aan weerskanten van de naald 1 st.,
tot er nog 84 st. op de naald staan. Dan breit men
weer recht door tot het geheele werk ongeveer
48 3 50 c.M. lang is. Het moet dan tot aan de heu
pen reiken, want hiermede is het broekje klaar
men kan dus het beste zelf de juiste lengte bepalen.
Men begint nu te breien met de witte of gele wol
of katoen voor het bovengedeelte. Men breit 2L£ a
3 c.M. en begint dan, bij een rechtschen toer, te
meerderen, en wel 1 st. aan iederen kant van de
naald, om de 6 toeren, totdat er weer 100 st. op de
naald staan. Nu werkt men verder tot aan de arms
gaten ongeveer 18 a 20 c.M. wit of geel zal wel
voldoende wezen.
Nu worden, aan weerskanten van de naald, dus
bij het begin van de eerste 2 toeren, 4 st. afgekant
en vervolgens kant men aan het einde van eiken
toer nog I st. af, tot men nog 76 st. op de naald
heeft.
Voor het kruis zet men 4 st. op en breit 1 toer.
Verder meerdert men 1 st. «aan weerskanten van
de naald, bij iederen rechtschen toer tot er 34 st.
op de naald zijn. Dan breit men 3 toeren en ver
volgens mindert men I st. aan weerskanten van
de naald, om den anderen toer, tot er nog 4 st.
zijn die worden afgekant.
Men strijkt het werk onder
een vochtigen doek, naait
den rechterschouder en de
zijnaden dicht, naait het
kruisje in, waarbij men het
afgekante gedeelte aan den
achterkant plaatst. Dan
naait men de pijpen dicht
en strijkt de naden uit.
Ten slotte omwerkt men
het knoopsgat nog even met
'n knoopsgatensteek, naait
'n knoop ervoor aan en 'n
goed waschbare gesp aan
de ceintuur, die men door
'n paar lussen op de plaats
houdt. THÉRÈSE.
lined nan glanzend bruin
•itroo mei een arrangement
nun bruin peau (F ange.
i
Hoed van grof /.mart. origineel gevlochten
stroo, met garneering van lakrood lint.
Men begint dan, bij een recht
schen toer, aan de halsopening als
volgt
30 st. breien, 16 st. afkanten,
30 st. breien. Met 2 kluwen wol
of garen kan men dan beide
schouders tegelijk breien op de
volgende manier
lste toer 28 it. breien, 2 st.
samenbreien. Op de steken van
den anderen schouder, met een
tweede kluwen 2 st. samenbreien,
28 st. breien.
2de toer2 st. samenbreien,
25 st. breien, 2 st. samenbreien
met het andere kluwen voor den
anderen schouder 2 st. samenbreien,
25 st. breien, 2 st. samenbreien.
Deze beide toeren 2 keer herhalen.
(Natuurlijk wordt hierbij het aan
tal st. steeds kleiner).
7de toeraver. 8ste toerals
de 2de toer. Deze beide toeren 2
keer herhalen.
Verder mindert men 4 maai bij
iederen rechtschen toer 1 st. aan
den kant van den hals dan nog
4 -keer om den anderen rechtschen
toer. tot men voor iederen schouder nog 7 st.
over heeft Hierop breit men nog 7 c.M. voor den
rechterschouder en 8 c.M. voor den linkerschouder.
De rechterschouder wordt dan afgekant, maar aan
den linkerschouder breit men eerst nog een
knoopsgat op de volgende wijze
lste toer 2 st. breien, 3 st. afkanten, 2 st. breien.
2de toer2 st. breien, 3 st. opzetten, 2 st. breien.
Dan 2 toeren 1 r. 1 aver. Afkanten.
Het achtergedeelte wordt gebreid als het voor
pand. Men breit hier de pijpen echter 3 3 4 c.M.
langer dan die van het voorstuk, eer men beide
pijpen samenbreit. Verder breit men alles eender.
Op den linkerschouder breit men 4 toeren meer dan
voor den rechterschouder voor het aanzetten van
den knoop.
Nu volgt de afwerking van hals en armsgaten.
Daarvoor neemt men met een breinaald de steken
op en breit daarop 4 toeren 2 r. 2 aver., waarna
men de st. afkant.
Voor de ceintuur zet men 20 st. op en men breit
I r. I aver, tot de ceintuur goed uitgerekt, lang
genoeg is om het middel te kunnen omspannen.
Dan begint men aan weerskanten van de naald
te minderen tot alle st. verdwenen zijn.
k