Met £axaUiS-fioottfe te $ouda, fctwelk
met xeet (taai (weldfoiuoweïk té oeteieid.
No. 32
VRIJDAG 8 JANUARI 1932
855
drie leden hier in de streek: één ervan is juist vermoord en de
twee anderen wonen op Barnes.
„De Barnetts. Maar wat zouden die ermee te maken hebben?"
„Dat zal ik u zeggen, inspecteur," zette Greenwood zijn rede
neering voort. „Ze hebben gisteravond op de Hall gegeten en
zijn er blijkbaar heengegaan met het doel een zaakje te doen.
Ze bezitten het andere exemplaar van het tweetal en wilden
dat dolgraag compleet hebben. Joost mag weten tot wat voor
streken die twee edellieden in staat zijn. Hun reputatie is
heusch niet al te best."
„Neen, maar dat is allemaal grauwe theorie, als je niet ver
tellen kunt, hoe ze aan Redmayne zijn gekomen. Kün je dat?"
„Op het oogenblik nog niet. Dat is een probleem, waar ik mijn
hersens nog eerst eens duchtig op moet inspannen. Maar hoe
meer ik over de zaak nadenk, hoe waarschijnlijker ik het be
gin te vinden, dat de gebroeders Barnett er achter zitten en niet
een of andere Chinees. En als mijn theorie juist is dat wil
zeggen, als zij méér weten van den diefstal is Redmayne
hun handlanger heelemaal niet dezen kant uitgegaan, maar
dan is hij op weg naar Barnes, om den buit aan zijn opdracht
gevers te overhandigen.
„Ik geloof niets van deze vernuftige theorie," verklaarde de
inspecteur op stelligen toon. „Die heeren gaan misschien heel
ver, als het er op aankomt iets in handen te krijgen, waar ze
hun zinnen op hebben gezet, maar dat ze hun toevlucht zouden
nemen tot wat jij zegt, neen, dat lijkt me buitengewoon on
waarschijnlijk. Aan gezond verstand ontbreekt het hun heusch
niet en ze weten net zoo goed als jij en ik, wat voor straf
daarop staat, als ze gesnapt zouden worden. Als Redmayne
inderdaad de handlanger van een ander is geweest en dat
lijkt me heel aannemelijk, gezien het feit dat hij alleen dat
onverkoopbare beeld heeft gestolen en veel kostbaarder voor
werpen heeft laten staandan heeft hij gehandeld in op
dracht van den een of ander in Londendien Chinees van
jou bijvoorbeeld. Een Chinees zou hier immers direct de aan
dacht trekken en daarom heeft hij er de voorkeur aan gegeven
het werk door een ander te laten opknappen."
Ze waren nu ongeveer twee mijlen van Trendham verwijderd
en bij het inrijhek van Trend Hall verzocht de detective den
inspecteur te willen stoppen.
„Ik ga hier nog eens naar toe," deelde hij mede, toen hij
uitstapte. „De jacht op den heer Robert Redmayne is tenslotte
mijn werk niet en ik ben zelfs geneigd te vragen of u wel ver
standig doet, daar zélf uw kostbaren tijd aan te geven, inspec
teur. Als ik hier klaar ben en alles gehoord heb wat er te hooren
valt, ga ik een praatje maken bij de heeren Barnett en hun
afgodsbeeld eens bekijken. Stuurt u me een van de manschap
pen, die de hoofdinspecteur voor assistentie heeft gezonden,
met een auto, dan kunnen wij verder onafhankelijk van elkaar
handelen."
„Goed, ik zal er voor zorgen," antwoordde de inspecteur en
hij reed verder.
Toen hij op het bureau arriveerde, bleek juist een van de
patrouilleerende agenten teruggekomen. Hij gaf den man order
op een motorfiets den kant van Sunningdale uit te gaan, echter
niet alleen op den grooten weg te blijven, maar ook in de zij
lanen ter weerszijden een kijkje te nemen. Daarna zorgde hij,
dat een van de beschikbare auto's Greenwood zou ophalen en
daar er verder voor het oogenblik niets te doen viel, zette hij
den tocht voort langs den weg naar Londen.
Hij hield verscheidene auto's aan, gaf een beschrijving van
den vluchteling en vroeg den bestuurders of zij ook iemand
hadden gezien, die daaraan beantwoordde, maar het resultaat
van deze herhaalde ondervragingen was nihil. Toen veranderde
hij van tactiek en stelde een onderzoek op verschillende zij
wegen in en het gevolg daarvan was, dat hij juist Nathaniel
Barnett niét zag, toen deze uit Londen terugkeerde, na van
Easton Station het gouden tafelgerei aan het adres van Sir
Anthony Hayden verzonden te hebben.
Tenslotte kwam inspecteur Renfrew tot de conclusie, dat hij
bezig was de beroemde naald in den hooiberg te zoeken. Hij gaf
zijn chauffeur last te keeren en rechtstreeks naar de Grange
te rijden.
Inmiddels was brigadier-rechercheur Greenwood met be-
dachtzamen stap de oprijlaan van Trend Hall ingewandeld,
verdiept in de problemen, die de gebeurtenissen van den
vorigen nacht^oor zijn geest deden rijzen.
In de eerste plaats was daar de kwestie van het gouden
tafelgerei. Er moest 'n vrij groote hoeveelheid gestolên zijn.
en een licht, gemakkelijk te vervoeren artikel was dat niet.
Déze diefstal had natuurlijk eerder plaats gehad dan die van
het afgodsbeeld en de moord op Shutter; dus lag de vraag voor
de hand: waér was de buit van de inbraak op de Grange in
middels achtergelaten? Veldwachter Henty beweerde bij hoog
en bij laag, dat de jongeman, dien hij dien nacht had ontmoet,
en die zich, zooals door de mededeelingen van dokter Dimmock
thans bekend was, Redmayne noemde, geen tasch bij zich had
gehad, groot genoeg om dien buit te bevatten. In den two-seater
was het vermiste tafelgerei evenmin; Redmayne moest zijn
aangereden kort na zijn vertrek van Trend Hall en in den auto
was alleen maar het taschje met het afgodsbeeld gevonden.
Waar kon het gebleven zijn? Wat was het waarschijnlijkst, dat
hij ermee had gedaan? Hij zou het zeker niet in een of andere
heg of in struikgewas hebben verstopt, terwijl hij een auto tot
zijn beschikking had om het te vervoeren; dus moest hij het
ergens in veiligheid hebben gebracht of het iemand in bewaring
hebben gegeven. Een medeplichtige? Greenwood schudde het
hoofddeze mogelijkheid verwierp hij op stuk van zaken.
Alles wees er op dat hij alléén werkte. Maar wacht eens even.
De detectieve bleef plotseling midden in de oprijlaan stil
staan.
(Wordt voortgezet)