y. mum mm. m Verlaten ligt 't mooi plantsoen ken van 't vroolijk groen. De lachten grijs, de boom boomen kaal dor en dood is 't allemaal. droefenis toch wel één plekje vroolijk is, zoo staat in het ontbladerd wou<; één boom, die al zijn blaren houdt. En ook het gras blijft altijd groen als kou en vocht hun intree doen. De bjjl vraagt offers, groot en klein opdat het binnen warm zal ziln daarmee den haard nu maar flink gestookt en 't vuurtje vrooljjk opgepookt.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1932 | | pagina 32