W; (^De W. CANVAS 836 VRIJDAG 8 JANUARI 1932 No. 32 'asdat de post soms, Marjorie vroeg 'n ontevredenstem. „Neen, moedertje," ant woordde een heel lieve en volle stem. „Het was maar een voddenkoop man en ik heb hem weg gestuurd ,,'t Is toch verschrik kelijk," kreunde de ziekelijke vrouw. „Die jongelui van tegenwoordig denken ook aan niets dan aan hun eigen pleziertjes. Nu is het toch al een week, dat ik geschreven heb en nog geen antwoord „Van wien verwacht u antwoord, als ik het weten mag „Wel.... van Sir Anthony.... over die lood gietersrekening. Die lui willen geen geduld meer hebben. Voor dat kleine karweitje laatst aan de keuken en de badkamer rekenen ze me maar even tjes zeventig pond „Maar u krijgt toch binnenkort rente binnen vroeg Marjorie, terwijl ze de drukknoopjes van haar moeders japon vastmaakte. „Welnee.... die krijg ik juist niet.... ze zeg gen,dat die dingen niets meer waard zijn of voor- loopig niet uitbetalen of zoo iets.... Och, dat ik toch niet wat meer verstand heb van zaken doen Maar het komt er nu op neer, dat ik voor Juli niets, hoegenaamd niets krijg En ik heb ook geen enkel sieraad meer over, dat het verkoopen waard is. En we moeten toch te eten hebben Het is gewoonweg verschrikkelijk en ten einde raad heb ik aan Sir Anthony geschreven, of hij me het geld misschien zoo lang leenen wou. Ik heb hem wel nooit gezien, maar hij was erg goed met je armen vader, al was hij een heel stuk jonger. Toen hij nog op school ging, nam je vader hem op vrije dagen wel eens mee, omdat hijzelf zoo weinig bezoek van zijn eigen familie kreeg. Nou, ik heb hem precies geschreven, hoe we ervoor stonden., en dat ik hem in Juli alles terugbetalen kon.... en.... nu heb ik nög geen antwoord!" „Wat hondsch 1 Hè, als ik hem maar kende, dan rammelde ik hem eens flink door elkaar, als ik hem zag. Maar kom.... wie weet.... u kunt nog best een brief krijgen voor dat het morgen ochtend is." „Morgen is het te laat. De deurwaarder zou van daag komen," zei mevrouw Masters. „Deurwaarder? Wat is dat voor iemand? •Wat voert die uit „Och kind, dat zijn zulke verschrikkelijke men- schen, die leggen beslag op je boeltje en stellen dan een bewaarder aan, die net doet, of alles van hem is en als je dan nog niet betaalt, dan verkoo pen ze je heele bezitO, wat zou dat een schande voor ons zijnom nooit weer bovenop te komen „Hoor nu eens hier, moedertje.... hoeveel hebt u alles bij elkaar in huis „Vijftien pond...." jammerde mevrouw Mas ters. „Nou, dan weet ik wat. Ik zal mijnheer Merton opbellen.... uw notaris.... en hem zeggen, dat we tien pond dadelijk betalen kunnen en de rest bij maandelijksche aflossingen.... en hij kent die deurwaarders wel en zal zijn best wel doen, dat het voor ons in orde komt.. Ja, dat zal ik da delijk maar doen 1" Ze snelde weg en Ellen, de goedige, maar domme dienstbode, kwam binnen. „Ellen," zei mevrouw Masters, erbarmelijk snikkende, „de deurwaarder komt vandaag. En die brengt natuurlijk nog een paar man mee en die lui zijn altijd zoo ruw en onbehouwen en die zullen wel beginnen met alles op te eten, wat ze in de keuken vinden...." „Nou, dan ga ik gauw naar beneden, mevrouw en berg de rest van onzen schapenbout achter slot „Dat geeft toch niets, Ellen, want ze breken alle kasten en deuren toch open „Nee maaris het toch waar, mevrouw.. zijn er zulke brutale lui op de wereld „Ze komen om twaalf uur en ik ben er bang voor, dat ze zelfs onze bedden en kleeren mee zullen nemen.... in elk geval, alles wat er maar van eenige waarde is." „Maar dan ga ik meteen Op dat oogenblik kwam Marjorie, rood van op gewondenheid, binnenstormen. „Hij zal zijn best doen, moedertje Hij zal alles doen om ze nog tegen te houden O, als hij nu nog maar op tijd is 1" „Och...." trachtte mevrouw Masters zich en haar dochter te troosten. „Deurwaarders zijn op slot van zaken toch ook menschen. Ze hebben ook vrouw en kinderen. Ik denk toch nog wel, dat als we eens met hen praten en hun vertellen, hoe we de heele schuld best af kunnen doen, als we maar een beetje tijd krijgen, dat ze misschien nog wel willen luisteren. Zou jij dat kunnen, liefste „Natuurlijk, moedertje.... al moest ik voor ze op m'n knieën liggen Ik wil alles voor u doen, schat Op dat oogenblik werd er hard gebeld en Mar jorie drukte zich angstig tegen haar moeder aan. De vijand was gekomen Toen Sir Anthony Gore de bel van het huis van wijlen mijnheer Masters luidde, voelde hij een groot zelfverwijt. Toch had hij zich niets anders te verwijten, dan dat hij niet toevallig precies déür was geweest, waar men hem verwacht had. Maar toen hij den brief van mevrouw Masters nagezonden kreeg, had hij terstond een groot me delijden met haar gevoeld. En hij besloot dadelijk om persoonlijk niet alleen zijn meegevoel te gaan betuigen, maar ook de verlangde hulp te brengen. Zijn gedachten waren teruggegaan naar zijn kost- schooldagen en de blijdschap, die hij steeds onder vonden had, als mijnheer Masters hem was komen bezoeken en meegenomen had op vrije dagen, als zijn kameraden familiebezoek kregen, wat hem zoo zelden gebeurde. Het duurde lang, voordat hem werd opengedaan en toen een dikke dienstbode in een gedrukt ka toentje hem opendeed en meteen gillend voor hem wegliep, alsof hij een wild beest was, stond hij stom van verbazing in de kleine hal rond te kijken. Even later verscheen er uit de gang een jong meisje in een blauw japonnetje en met weelderig blond krullend haar. Ook dat meisje scheen erg zenuwachtig te zijn, want ze kwam gejaagd naar hem toe en greep hem bij zijn mouw beet. „Toe, heb toch een beetje medelijden met ons 1" riep ze uit. „Ik verzeker u...." begon hij geruststellend, maar ze hief haar handje op en zei „Nee, wacht u even en luistert u nu eens eerst naar wat ik u te vertellen heb 1" Ze keek even rond en trok hem dan nog steeds aan zijn mouw in een klein, sjovel gemeubeld kamertje binnen, waarvan ze de deur sloot. „U hebt toch zeker ook vrouw en kinderen U bent toch ook een mensch, niet waar Ik zal u onze heele geschiedenis eerst vertellen Sir Anthony begon bang te worden voor haar verstand en meende, dat het wel het beste zijn zou, om haar rustig te laten uitpraten, te meer, omdat hij haar er zoo schattig vond uitzien. Haar gezichtje was doodsbleek en ze had tranen in de oogen en haar handen beefden. En ondanks dat bleef ze schattig. „Kijkt u eens, hier hebt u tien pond.... dat is alles, wat we op het oogenblik hebben. We heb ben den notaris ook al opgebeld, dat we het u zouden geven, als u maar weg wilde gaan. Maar hij zei, dat hij de zaak wel voor ons in orde zou brengen. Hij zei tegen me, dat u als deurwaarder nu eenmaal niets anders kunt doen dan uw plicht. maar dat kan ik zoo maar niet gelooven. Als ik een man was, dan ging ik liever dood, dan het huis van andere menschen zoo maar binnen te dringen en ze doodsbenauwd te maken." „Maar ik heb toch gescheld wierp Sir Anthony tegen. „Ja, dat weet ik wel, maar als we niet openge daan hadden, dan hadt u de deur opengebroken. Moeder weet alles van deurwaarders af en ze heeft het zelf tegen me gezegd. Ze zegt, dat u onze klee ren en al het eten en verder alles, wat er in huis is, zult meenemen, al hebben wc u dan ook nooit iets kwaads gedaan. Is dat nu rechtvaardig Is dat nu een manier van doen „Nee, dat denk ik ook niet," zei Sir Anthony. Hij had haar nu eigenlijk dadelijk moeten vertel len, wie hij was en dan zou ze wel kalmer geworden zijn en hem als een nette jonge dame twee vingers toegestoken hebben en over het weer zijn gaan praten. Maar hij voelde, dat hij haar dan ook on mogelijk geld te leen kon bieden en het meisje scheen nog zoo kinderlijk onnoozel, dat hij meende wel een grapje te kunnen uithalen. „Ik heb geen vrouw en kinderen," zei hij om haar op dat punt niet in onzekerheid te laten. „Maar ik heb nog wel een hart, al ben ik dan een deurwaarder." „O.... wat bedoelt u daarmee? Willen ze dan heusch geduld hebben en wilt u die tien pond dan vast meenemen en daarmee voorloopig tevreden zijn „Nee, dat zal, denk ik, niet gaan." „Maar u zult onze meubels en zoo toch niet mee nemen „Neen, dat ook niet.... als we ten minste tot een vergelijk kunnen geraken." „En hoe hoog loopt de schuld dan wel precies „Vijf en zeventig pond," antwoordde Marjorie bevend. „Hebt u de rekening bij u? Die moet ik nood zakelijk hebben." „Ja.... hier hebt u haar!" Hij las de rekening nauwkeurig na. „Hm.... ja.... wel toevallig.... maar ik heb dat bedrag net liggeneigenlijk voor van den zomer. „Ja.dat is vreemd.Ik hoop, dat u een prettige vacantie hebtWaar bent u van plan heen te gaan „Ik zou wel nergens heen willen gaan, als u zoo vriendelijk zoudt willen zijn het van me te leen te nemen," zei hij, zich met moeite goed houdend. „O, wat bent u een schat van 'n man 1" riep ze uit en hij dacht een oogenblik werkelijk, dat ze hem om zijn hals zou vallen. Maar ze bedacht zich en vervolgde: „Nee.... nee.... dat gaat toch nietIk weet zelf hoe akelig heet het 's zomers in Londen is.... wij kunnen nooit uitgaan.... en.... voor uw kinderen zou het toch al heel slecht zijn." P „U vergeet, dat ik geen kinderen heb 1" „Zoudt uzoudt u het dan heuschwil len doen „Ja, heusch. En als u het goed vindt, dan ga ik nu maar dadelijk, om het voor u in orde te brengen en dan ben ik met een half uurtje met de kwitantie terug." „Ik weet niet, hoe ik u bedanken moet.Maar zegt u me alleen nog dit eene ding.U bent toch eigenlijk heelemaal vreemd voor ons 1 Hoe komt u er toe, om zooiets voor ons te willen doen „Och, ik zie niet graag ongelukkige menschen. Misschien 'n magere reden, maar het is er toch een „Het is een heel mooie reden 1" zei Marjorie overtuigend, en in haar dankbaarheid keek ze hem nu eigenlijk eerst eens goed aan en toen kwam de gedachte bij haar op, dat deurwaarder wel een heel voordeelig baantje moest zijn, als die zulke fijne kleeren en diamanten manchetknoopen konden dragen. „En nu moet ik u op mijn beurt vertellen, om welke reden ik het van u aanneem. Het is voor moeder. U hebt me wel gezegd, dat u geen vrouw en kinderen hebt, maar u hebt toch een moeder en dan kunt u mijn reden toch ook wel begrijpen, nietwaar?" „Ik heb een moeder," antwoordde hij, „en dus begrijp ik wat u meent. Ik zal dus maar even gaan en ben zoo terug 1" Hij stak haar zijn stevige gebruinde hand toe en zij nam die dankbaar aan. Met een hoog kleurtje en glinsterende oogen holde Marjorie naar haar moeder, die ze bezig vond een lijstje te maken van haar kleeren met behulp van Ellen. „Schei daar maar mee uit, moedertje," riep ze,

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1932 | | pagina 4