DOOR JOHN D. CLAVERTEN COMPLEET
VERHAAL
Mooi foekjc aan
Aet fBotfraplein
U Jbaftm.
No. 32 VRIJDAG 8 JANUARI 1932
Mr. White, de procureur van den Staat New-York, zat met mr. Greer,
den gevangenisdirecteur en Dr. Gould, in de bestuurskamer van de
„Sing-Sing"- gevangenis.
„Zooals ik zeg," hernam mr. White, na eenige oogenblikken nadenkend te
hebben gepauzeerd, „ben ik overtuigd dat onze vriend Steele de moordenaar
is. Hij is de man, die het laatst in mrs. Hunt's gezelschap is gezien, niet verder
dan een halve mijl van de plaats, waar zij denzelfden avond nog een gewel-
dadigen dood vond. Onze vriend ontkent dat nu wel, maar zoowel de kleur
van zijn costuum als zijn hoed en zijn gestalte, stemmen nauwkeurig overeen
met het signalement, dat de getuigen die mrs. Hunt op dat uur met een
man hebben zien wandelen, hebben opgegeven. Als het alleen van mij afhing,
zond ik hem zonder den minsten gewetenstwijfel naar den electrischen stoel."
„En ziet u geen kans om een bewijs te construeeren informeerde de ge
vangenisarts.
,,'k Zie er wel kans toe met de aanwijzingen die we bezitten, maar de be
wijsvoering is zwak. Zoo zwak, dat ik er niet aan twijfel, of het zal mr.
Hamilton, Steele's verdediger, gelukken de jury tot een vrijsprekend vonnis
te bewegen. Wat er aan het bewijs ontbreekt, is met enkele woorden gezegd
een beeëdigd getuigenis van iemand die den moord heeft zien plegen of...
Steele's bekentenis. Een getuige hebben we niet, dus schiet ons niets anders
over dan den man een
bekentenis te ontwrin-
neerd misdadiger en dien indruk heb ik van Steele niet kunnen verkrijgen,
mr. White."
„Wel, dan is uw indruk recht tegenovergesteld aan den mijnen, dokter,
dat is alles wat ik er van zeggen kan," wierp de procureur hem schouder
ophalend tegen. „We kunnen echter op een indruk niet afgaan, de jury ver
langt bewijzen en ik herhaal dat het daarom van het grootste belang is, den
man een bekentenis te ontwringen. Maar.... met welke middelen, heeren
Voor bedreigingen wijkt hij niet opzij, voor overreding is hij niet vatbaar,
angst schijnt de man niet te kennen, en als we op zijn beter gevoel werken,
blijft hij onaandoenlijk. Als we maar een middel hadden om hem zoo murw
te maken, dat zijn zenuwen hem in den steek tieten, dan
„Wel, laten we 'm dan eens 'n paar dagen in de spookcel zetten, mr. White,"
viel de directeur hem plotseling in de rede.
Verrast sprong de procureur op.
„Een prachtig denkbeeld, mr. Greer," riep hij uit. „Edgar Steele in de spook
cel dom dat ik daar niet eerder aan heb gedacht. Als dat zijn zenuwen niet
sloopt, dan is de man harder dan ik zelf geloof. De spookcel, wel, dan is die
verwenschte cel tenminste nog ergens goed voor. Een uitmuntend idee, mr.
Greer, brengt u den man maar zoo spoedig mogelijk over en laat hem nauw
lettend observeeren. Tenminste...." besloot hij aarzelend, „als de dokter
geen bezwaren heeft."
Dr. Gould haalde de
- i schouders op.
„U weet dat ik die
spookgeschiedenis als on
zin beschouw, alles sug
gestie, veroorzaakt door
dat verwenschte kranten
bericht. Ik heb niets on
gewoons in die cel kun
nen bespeuren, ik acht
haar even goed bewoon
baar alsiedereandere cel."
„Dan wordt de man
onmiddellijk overge
bracht," besloot de pro
cureur. „Stel me terstond
op de hoogte als er iets
bijzonders gebeurt, ik ben
dan onmiddellijk bij u."
Hij reikte den dokter
en den directeur de hand
en verliet met een volda-
nen glimlach de bestuurs
kamer.
De geschiedenis van
cel no. 24, de spookcel,
was een zeer geheimzin
nige. Tot voor twee we
ken was er niets bijzon
ders in voorgevallen. Op
dat tijdstip was zij be
woond door Pat Moore,
een roodharigen Ier, die
deel had uitgemaakt van
een misdadigersbende en
die terzake van een dub
belen moord ter dood was
veroordeeld. Men ver
dacht Pat Moore van het
plegen van nog een groot
aantal andere misdaden,
maar hoeveel moeite men
zich ook had gegeven, hem
tot een bekentenis te
brengen, alles was tever-
geefsch geweest.
Het overstelpend be
wijs van zijn schuld aan
minstens twee moorden
had hem echter in de val
doen loopen, de jury had
gen."
„En dat zal u vermoe
delijk niet zoo gemakke
lijk gelukken, mr. White,"
verzekerde de gevangenis
directeur. „Ik heb Edgar
Steele herhaaldelijk ge
observeerd en dan kreeg
ik den indruk van een
man, die weet wat hij wil
en zich niet gemakkelijk
van het pad zal laten ver
dringen, waarop hij zich
eenmaal begeven heeft.
Schuldig of onschuldig,
hij heeft een vasten wil
en hij is zoo hard als een
steen."
„Onvermurwbaar en
onaandoenlijk," beves
tigde de dokter met na
druk. „Ik heb hem gade
geslagen toen hij met de
verslagene werd gecon
fronteerd hij keek het
verminkte slachtoffer
even rustig aan alsof hij
aan het bed van een le
vende stond en slechts
een enkel oogenblik
meende ik iets om zijn
mond te zien trillen. En
die trek was er geen van
wroeging of angst, maar
louter medelijden."
„U is overtuigd dat hij
geheel toerekenbaar is
vroeg mr. White.
„AbsoluutHij is vol
komen normaal, zijn geest
is even gezond als de
mijne. Neigingen die hem
tot den moord konden
hebben aangezet, heb ik
niet kunnen ontdekken,
hij bezit evenmin misda-
digen aanleg. Daarom
„Wel, ga verder, dokter
Gould," drong de Staats-
procureur aan, toen de
ander aarzelend zweeg.
„Wel, daarom ben ik
gaan twijfelen of hij wel
als dader in aanmerking
kan komen," vervolgde
de dokter. „De moord
wijst op koel berekend
overleg van een geraffi-