3&e ftaaie Jïitóc&e stad tfneeh vanuit de Uicftt gezien VRIJDAG 15 JANUARI 1932 KENNISMAKING. HOOFDSTUK II. ottlieb Farber, directeur en eigenaar van het circus Farber, was een Duitscher en in de artistenwereld geboren en opgevoed. Zijn ouders had den deel uitgemaakt van de wereldberoemde circusspelen van Barsum en Baily en hun nalatenschap had hem in staat gesteld een klein circus over te nemen, dat hij geheel had gemoderniseerd en met de nieuwste attracties had aangevuld. Farber was een humaan mensch en behoudens een enkele uitzondering, voelden en gedroegen de leden van zijn gezelschap zich onder elkander alsof zij deel uitmaakten van één groot gezin, waarin weinig of geen strubbelingen voorkwamen. Paul van Aftelen voelde die ongedwongen, broederlijke stemming in den troep onmiddellijk bij de kennismaking met de verschillende medewerkers aan en gewend als hij was zich met gemak in alle kringen der samenleving te bewegen, maakte hij zich die prettige ongedwongenheid terstond eigen. De eerste indruk die hij van den troep opdeed, bevestigde hem dat het gezelschap Farber niets had van een ongeregelde bende protsen- en kunsten makers van verdachte moraliteit, zooals Lou de circusmenschen smalend had betiteld. Zelfs trof hij eenige echte aristocraten onder hen aan, zij het dan ook dat hun edele afkomst van Oosterschen oorsprong was. Na een kort inleidend gesprek met den directeur leidde deze hem de stal len en het wagenpark rond en stelde hem allereerst voor aan Sidi Moelay, den hoogeschool-ruiter van het circus. Sidi Moelay behoorde tot den stam der Drids, den edelsten van het Arabische ras, die eeuwen geleden de schitterende Himyarietische beschaving vanuit Yemen naar Afrika's kusten had overgeplant. De Arabier was een zoon van Si Hadj ag Zemma, een edelman die in het villayet Tripolis een enorme stoete rij bezat en die zich toelegde op het fokken van paarden voor de voornaamste Europeesche militaire remonte-depots. Moelay had het zwerversbloed van zijn voorouders in zijn aderen en zwierf al sinds vijf jaren met een stal van vijftien paarden van het zuiverste ras in Europa rond, waar hun verschijning en optreden ailerwege bewondering had den gewekt. De Arabier had het karakter en het voorkomen van een gentleman van beschaving, hij sprak de moderne talen bijna onberispelijk en wist zich zelfs in het Hollandsch vrij goed uit te drukken. Paul voelde intuïtief dat hij tegenover een ridderlijk man stond en met een hartelijk en innemend gebaar reikte hij hem de hand, toen Farber hen aan elkander voorstelde. „Zooals ik u gisteren reeds heb gezegd, Sidi, blijft meneer van Affelen voor een paar weken bij ons," wendde de directeur zich tot den Arabier. „Hij komt voornamelijk voor uw paarden en ik geloof dat ik niet beter kan doen dan hem aan u over te laten." „Het zal me een groot genoegen zijn meneer van Affelen van dienst te zijn, directeur," antwoordde Moelay met een lichte buiging. „Dan zal ik u eerst even aan onze andere medewerkers voorstellen, me neer," ging Farber voort, „we vinden de meesten nu in het circus, bij de repe titie van het nieuwe programma. Als ik u dus verzoeken mag?...." „Met genoegen antwoordde Paul, terwijl hij met zijn gastheer de paar denstallen verliet om zich naar de circustent te begeven. „Is uw gezelschap groot, directeur?" wendde Paul zich belangstellend tot Farber. „Meer dan dertig personen, meneer, waaronder drie dames. Met twee van haar kunt u aan het diner kennismaken, we vinden alleen juffrouw Erna, een landgenoote van mij, in de tent. Zij studeert haar ponies de nieuwe nummers in, begrijpt u Langs de stallen der roofdieren betrad Paul de circustent, waar een aan tal artisten en muzikanten rond de arena hadden plaatsgenomen. Zij ver maakten zich blijkbaar uitbundig met de wanhoop van een dame van twijfel- achtigen leeftijd, die vergeefsche pogingen in het werk stelde om een drietal ponies eenig begrip van het getal vijf bij te brengen. De ponyrijdster striemde haar ongehoorzame en onbevattelijke dieren onbarmhartig met een lichte rijzweep, doch plotseling Paul bespeurend, beheerschte zij zich en nam hem met een nieuwsgierigen blik op. Farber stelde Paul als zijn gast voor en met een glimlach, die er geheel op berekend was het circuspubliek voor zich in te nemen, bood zij den jongeman de hand. Glimlachend informeerde Paul naar de oorzaak van haar boosheid en na haar ponies een verstoorden blik te hebben toegeworpen, keek de Duitsche hem pruilend aan. „De dieren zijn ongehoorzaam, meneer, het nummer schijnt eruit te zijn en zij hebben geen lust het opnieuw in te studeeren. Zij zijn de laatste zes weken in een balletscène opgetreden, ziet u, en nu hebben ze het vroeger geleerde weer vergeten. Het komt er natuurlijk wel weer in, maar het geeft nu een hoop lastKom hier, Rudi, stom beest!" viel zij plotseling uit, toen een der ponies de voorkeur voor een wandeling aan den dag legde. De Duitsdie sprak vrij goed Hollandsch, evenals de overige vreemdelingen van het gezelschap, hetgeen te danken was aan hun langdurig verblijf in Vlaanderen en Nederland. „Stelt u belang in paarden, meneer informeerde de Duitsche. De directeur was Paul voor met een antwoord. „Ja, meneer van Affelen is er zelfs een vriend en bewonderaar van, en hij blijft Sidi Moelay eenigen tijd gezelschap houden," legde Farber uit. „Ah...." liet de ponyrijdster zich glimlachend ontvallen, terwijl ze Paul nogmaals nieuwsgierig aankeek. „Dan zult u nog wel eens kunnen op merken dat mijn dieren niet altijd zoo dom en ongehoorzaam zijn," vervolgde zij, „gewoonlijk zijn ze heel gewillig." „Ja, onze Erna weet het er wei in te krijgen," merkte de directeur met een breeden glimlach op, „er zit kracht in die poezele handjes en als zij haar mond opent voor een commando, dan Farber zweeg quasi-verschrikt toen hij een toornigen blik van zijn mede werkster opving, die dergelijke toespelingen op de bazige en snibbige zijde van haar karakter niet scheen te kunnen verdragen. Op een wenk van zijn gastheer wendde Paul zich met een buiging van de verstoorde jongedame af en maakte daarop kennis met de andere aanwezigen, die voor het ineerendeel van Duitsche of Belgische nationaliteit waren. Onder de Hollanders viel Paul een jongeman op van dertigjarigen leeftijd, die door de anderen kortaf Hans werd genoemd.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1932 | | pagina 10