Dioföimaattijd oft flet boetenerf te ytiitietewijh ie dutó te Qudenüfn (lUteckt) No. 33 VRIJDAG 15 JANUARI 1932 875 Zijn oogen hadden een zwaarmoedige uitdrukking en zijn gelaat droeg een lijdenden trek, die zelfs zijn, overigens zeldzamen, glimlach als iets pijnlijks deed aanvoelen. Volkomen in tegenspraak met dit melancholisch uiterlijk was de rol, die hij tijdens de voorstellingen speelde Gottlieb Farber noemde hem den besten clown, dien hij ooit in een circustent had zien optreden. „En nu hebt u met de voornaamste leden van ons gezelschap nog geen kennis gemaakt, meneer van Affelen," begon de directeur, toen zij de tent verlaten hadden. „De fakir en zijn vrouw en de dompteuse, wier optreden de grootste attracties voor het publiek vormen, ziet u straks aan het diner. Als u wilt zal ik u nu even naar den wagen brengen, die voor uw verblijf is ingericht. Zooals u ziet zijn alle wagens genummerd, u bewoont compartiment nummer acht. In den wagen links van u huist de bureaulist, rechts Mathama Akbar en zijn vrouw." „Een Mohammedaan vroeg Paul verrast. „Neen, een Hindoe uit Engelsch-Indië," antwoordde de directeur. „Hij is de fakir van ons gezelschap. Heeft u hun kunsten al eens gezien „Ja, tweemaal, meneer. Eens in Dhallerah en voor de tweede maal bij een godsdienstig feest in Bombay. Ik weet echter niet of ik hun experimenten wel ernstig kan nemen, 't alles zoo geheimzinnig en...." „O, maar alles is geen humbug," viel de directeur Paul levendig en met nadruk in de rede. „Velen van hen die zich in circussen en op kermissen voor fakir uitgeven, zijn niet meer dan bekwame goochelaars, wier eenige verdienste bestaat in de ongeloofelijke handigheid, die zij zich hebben eigen gemaakt. Maar er zijn er ook en onder hen voornamelijk de echte Hindoefakirs die over een wonderlijke en geheimzinnige kracht en macht beschikken, die voor oningewijden aan het bovennatuurlijke grenzen. De invloed die van hen uitgaat, behoort tot de nog niet opgeloste raad selachtige eigenschappen van de menschelijke natuur en vindt zijn oorsprong in krachten, die ongetwijfeld in ieder mensch aanwezig zijn, maar die slechts bij uitzondering tot een hoogen graad van ontwikkeling komen. Tot op zekere hoogte berust alles wat een echte fakir vertoont op suggestie van anderen en op auto-suggestie en deze is een geweldige macht, waaraan zelfs de natuurlijke functies van het lichaam onderworpen schijnen te zijn. Mathama Akbar is ongetwijfeld een echte fakir. Uit de wonden die hij zichzelf toebrengt vloeit zelfs geen druppel bloed. Hij doet in het geheel niet geheimzinnig met zijn kunst, zooals anderen, en zegt zelf de oorsprong van zijn kracht niet te kunnen verklaren en de grenzen daarvan niet te kennen. Voor ik hem engageerde, heb ik frappante staaltjes van zijn kracht gezien. Ik zag hem heen en terug loopen over het water van een wetering, die zes meter breed was. Ik was werkelijk verstomd en bevreesd voor zoo'n verschrikkelijke macht, die zelfs de natuurwetten aan zich onderwierp en die mij daarom boven natuurlijk toescheen. Zelf overtuigde ik me ervan dat er waterdruppels aan zijn kousen en sandalen hingen en toch bleek tenslotte alles een truc te zijn geweest. Mathama Akbar had me daar aan den waterkant eenvoudig gesugge reerd dat hij op het water liep, in werkelijkheid was hij geen millimeter van zijn plaats geweest en kousen en schoenen bleken kurkdroog te zijn." „Dus dan zou alles terug te brengen zijn tot suggestie, bedoelt u vroeg Paul verrast. „Neen, neen, volstrekt niet," ontkende Farber haastig. „Een vraag, meneer van Affelen heeft u de voorstelling al eens heelemaal bijgewoond, heeft u den fakir al eens zien optreden „Neen. ik ken hem niet," antwoordde Paul. „Welnu, tijdens de voorstellingen doorsteekt hij zich den bovenarm met een vlijmscherpen dolk. En hoewel hij sterke staaltjes te zien geeft van massa suggestie, is hierbij van een truc of van inbeelding geen sprake. Wel suggereert de fakir zichzelf ongevoeligheid voor pijn en de macht die hij oproept houdt ook de bloedstorting uit zijn wonden tegen. Een verklaring, een volkomen natuurlijke verklaring, is hiervan nog niet te geven, hoewel zij ongetwijfeld aanwezig moet zijn. De wetenschap staat echter voor het oogenblik nog voor een raadsel," eindigde Farber schouderophalend. „De fakirs zelf beweren toch over het algemeen, dat zij hun gave aan bovennatuurlijke bevoorrechting danken, nietwaar „Ja, godsdienstige dwepers en bedriegers, die indruk willen maken, doen het voorkomen alsof zij wonderen verrichten, maar dat is natuurlijk onzin. Mathama Akbar is echter volkomen oprecht en spreekt van een natuurkracht die vroeg of laat verklaard zal worden, evenals de gave van voorspelling die hij schijnt te bezitten." „Waarzeggerij vroeg Paul verbaasd. „Behoort dit dan niet tot het do mein der bedriegers „Bijna alles wat ervoor doorgaat wel," antwoordde Farber beslist. „Maar de gave die deze Hindoe bezit en die, naar hij verzekert, bij meer menschen gevonden wordt, is van een bijzondere soort. Zij schijnt identiek te zijn met het zoogenaamde gedachtenlezen. U zult zich wel herinneren dat sommige personen, die ook hier in het openbaar zijn opgetreden, verborgen voorwerpen wisten op te sporen, door met den persoon, die de voorwerpen verstopt had, in lichamelijk contact te treden. Zooiets kan ook Mathama Akbar. Maar daarenboven krijgt hij voorstellingen van iemands leven en van gebeurte nissen daaruit, als hij den pols van den betrokken persoon vasthoudt." „En gelooft u aan de betrouwbaarheid van zulk een voorspelling vroeg Paul. „Ja Mathama Akbar ge bruikt deze gave niet om er geld mee te verdienen en hij laat zich slechts hoogst zelden over halen om iemands toekomst te voorspellen. Maar hij heeft me verzekerd dat de enkele voor spellingen die hij heeft gedaan, tot op de letter zijn uitgeko men. En als hij me dat zegt, ge loof ik het, de man is absoluut betrouwbaar en niet maar de eerste de beste. In vertrouwen wil ik u wel zeggen dat hij tot den oerouden Hindoe-adel be hoort en afkomstig is van Khai- rabad aan den rechteroever van den Indus. Hij was bestemd om zijn vader op te volgen als wazir van de provincie, maar hij trouwde met de dochter van een Indische groote, die in het ge heim tegen het Engelsch gezag kuipte. Door dit huwelijk maak te hij zich onmogelijk, waarom hij met zijn vrouw, Rani Sitak zijn land verliet en naar Europa ging. Hier noodzaakte zijn fi- nancieele positie hem naar een middel van bestaan om te zien en zoo kwam hij er toe zich als fakir aan mijn gezelschap te verbinden. Zooals ik u reeds zei, stel ik het volste ver trouwen in zijn kunst." Wordt voortgezet)

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1932 | | pagina 11