UJT HET ENGELSCH VAN PATRICK ON- No- 13 „Gesteld, dat de inbraak op de Grange tusschen elf en twaalf uur plaats had. De huisbewaarder verklaart om half elf naar bed te zijn gegaan en heeft niets gehoord, ofschoon hij naast de garage slaapt, waaruit de auto gestolen is. Als de inbreker om half elf in het huisje van den huisbewaarder nog licht heeft zien branden, zal hij zoo goed als zeker nog een uur gewacht hebben, in de veronderstelling dat de bewoner dan wel vast in slaap zou zijn. Dus is hij zeker niet eerder dan half twaalf op zijn allervroegst kwart over elven aan 't werk gegaan. Omstreeks dat tijdstip, of wellicht iets vroeger, hebben de ge broeders Barnett Trend Hall verlaten, om naar hun eigen buiten terug te gaan; een afstand van circa twaalf mijl van huis tot huis. Zij moesten de Grange voorbijheeft dit feit iets te maken met de vermissing van het tafelgerei of niet? Met den bekenden ruk ging Greenwood's hoofd omhoog en hij ver volgde zijn wandeling. Er bestond een zekere connectie tus schen de bewoners van Barnes en die van Trend Hall door de beide Chineesche afgodsbeelden. Was er misschien ook een schakel, die eerstgenoemde heeren verbond met' den diefstal van het goudwerk? De Grange was van den straatweg af zicht baar het huis lag er niet ver van af de inbreker zou na tuurlijk een lamp of lantaarn moeten hebben gebruikt en waarschijnlijk waren er thans geen blinden of gordijnen voor de vensters. De Barnetts wisten ongetwijfeld, dat Sir Anthony van huis was, en als ze het licht hadden gezien en het lag voor de hand dó,t ze het hadden gezien waren ze misschien op onderzoek uitgegaan, hadden den dief op heeterdaad betrapt en hem, met zijn buit incluis, in handen gekregen. Die theorie sloot als een bus, vond Greenwood. Ze verklaarde waar het gouden tafelgerei was gebleven en ook hoe Redmayne wist waar het afgodsbeeld te vinden was. Het probleem, waar om hij alléén dat beeld en niets anders had meegenomen, werd er eveneens door opgelost. Verondersteld dus dat deze redeneering juist was, zette de loop van Greenwood's gedachten zich voort, wat voerde Red mayne dan uit, toen hij om kwart over éénen in den auto van Trend Hall kwam, waar hij blijkbaar had gewacht op de komst van den veldwachter? Iemand moest hem blijkbaar hebben verteld, dat er omstreeks dezen tijd een ronde werd geloopen, als hij dat dan wist, waarom had hij zich dan niet allang te voren van het beeld meester gemaakt? Om twaalf uur waren meneer en mevrouw Shutter goed en wel op hun kamers ge weest Was het mogelijk, dat de Barnetts Redmayne op de Grange te pakken hadden gekregen en hem omgekocht om het beeld voor hen te gaan stelen? Het was ongelooflijk, dat een verstan dig mensch iets dergelijks ln zijn hoofd zou krijgen, maar de detective had gehoord, dat Nathaniel Barnett half- of mis schien wel heelemaal-ontoerekenbaar was, als het er om ging zeldzame stukken voor zijn collectie te veroveren. Maar aan genomen dat het zóó was gegaan, wat had de dief dan gedaan tusschen half twaalf en kwart over éénen? Als hij op het voor stel van de Barnetts was ingegaan, zou hij direct er op uitge trokken zijn en het beeld rechtstreeks naar zijn lastgevers heb ben gebracht; hij zou zijn loon in ontvangst hebben genomen en er van door zijn gegaan in den gestolen auto. Was dat inder daad zijn plan geweest en had hij den boel verknoeidof was hij gezien? En als dit laatste zoo was, door wien? En wie, die hem gezien had, zou hem hebben laten gaan of nagelaten hebben alarm te maken? Greenwood overdacht, dat de veldwachter den inbreker be schreven had als een knappen, welgemanierden vlot-pratenden jongen. Dat opende mogelijkheden! Een dergelijk type bezat aantrekkingskracht voor een vrouw. De eenige vrouw, die in dezen veelbewogen nacht was opgeweest, was mevrouw Shutter. Gesteld dat hij op het goede spoor was, dan waren eenige duistere punten opgehelderd. Het gouden tafelgerei was onder de veilige hoede van de broers Barnett, de diefstal van het af godsbeeld was „aangenomen werk" geweest en mevrouw Shutter, op de hoogte van de eerste, mislukte poging van den jongeman, had hem laten ontsnappen. Waarom? Dat zou ze zeker zelf het beste weten. Maar de detective was veel te ver standig om tijd te verspillen aan een ontleding van de motie ven, die een vrouw kunnen bewegen iets te doen of na te laten; bovendien, er was iets anders, dat hij moest overdenken. En wéér ging zijn hoofd met een ruk omhoog. Want de eene ge dachte had hem als vanzelf tot een andere gebracht en die ge dachte was niet meer of niet minder dan de buitengewoon ernstige vraag, die hij zich thans stelde: Had mevrouw Shutter haar man werkelijk dood gevonden of was ze op het oogenblik van de misdaad in de hall geweest? En bestond er samenhang tusschen den moord en haar aan wezigheid daar, mede in verband met haar handelwijze mei betrekking tot den jongen inbreker? Was zij die derde persoon waarvan hij de tegenwoordigheid al eerder had vermoed? En zoo ja, wie van de twee overlevenden had haar man dan dood gestoken? De vrouw om te beletten dat hij den jongeman zou neerschieten of de jongeman, om te voorkomen dat hij de vrouw leed deed? Nog iets anders: had mevrouw Shutter dat verhaal over dien mysterieuzen Chinees gedaan om hen op een valsch spoor te brengen, of was het op stuk van zaken wdar en was iemand anders waarschijnlijk dan de bewuste Chinees het huis binnengedrongen, nadat de jongeman het met zijn buit ver laten had? Wellicht had Hyram Shutter den tweeden indringer, den Chinees dus, betrapt hij kon op onderzoek zijn uitgegaan naar aanleiding van een geluid, dat dief nummero één bij zijn vertrek had gemaakt en had de Chinees, beducht voor eigen leven en veiligheid, hem doodgestoken. Deze theorie was even aannemelijk en waarschijnlijk als de andere, want nadat de dief den veldwachter aan de voorzijde van het huis had achtergelaten om zelf naar den achterkant te gaan, was er wel voor een dozijn mannen tijd geweest om binnen te komen, eer de electrische bel klonk, waardoor de butler werd gewekt. Want van de plek waar hij stond, had veldwachter Henty iemand, die de oprijlaan afliep, niet kunnen zien. De detective verhaastte zijn stap: hij was thans door den waren speurdersgeest bezield. Eén ding stond onwrikbaar-vast voor hem, hoe vaag en twijfelachtig al het andere ook mochl zijn: mevrouw Shutter wist méér dan ze had verkozen los te laten en hij was van plan dat uit haar te krijgenhoe dan ook! XI. HET TWAALFDE UUR. Het eerste wat Brigadier Greenwood deed, toen hij aan het eind van de oprijlaan van Trend Hall kwam, was naar de achterzijde van het huis te gaan, waar hij bij de provisie-kamer een agent op post had gezet, om te zorgen dat niemand het venster aanraakte of den grond daaronder betrad. „Nog iets bijzonder Jackson?" vroeg de detective. „Neen, meneer, absoluut niet. De dienstboden doen erg veel moeite me uit te hooren, maar ze gaan net zoo wijs weer weg als ze gekomen zijn." „Prachtig. Laten we nu maar eens 'n kijkje nemen." Een rand van bloemen liep om het geheele huis, op zijn beurt weer omzoomd door een strook gras. De detective bukte en onderwierp den grond aan een nauwkeurig onderzoek. Hij vond de diepe indrukken van een paar schoenen, kennelijk gemaakt door den inbreker, toen hij het venster had geforceerd. Maar er schenen ook andere indrukken te zijn en een groep daarvan ging de omgekeerde richting uit. De dief was blijkbaar éénmaal door het raam naar buiten gegaan, maar twéémaal er door naar binnen geklommen, dat stond vast. De sluiting was voor iemand van normale lengte gemakkelijk te bereiken, wanneer hij op het bloembed stond; hij hoefde nergens op te stappen, zelfs niet op zijn teenen te gaan staan. Wanneer het venster eenmaal open was, kon de indringer zonder moeite naar binnen kruipen. Dus de inbreker was twéémaal het huis binnengegaan en na zijn eerste bezoek was hij vertrokken öf door een venster aan den vporkant öf door de voordeur. Manning sliep te dicht bij den achteruitgang om een aftocht langs dien weg waarschijn lijk te doen zijn. Greenwood achtte het vertrek door de voor deur het meest aannemelijk: als een gemakkelijke manier om weg te komen binnen het bereik van den dief was geweest,

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1932 | | pagina 21