VRIJDAG 22 JANUARI 1932 De priester, die de oerbra n dmgspleeh I tg- heid leidt, wordt naar het graf gedra gen. maar het lijk voorloopig is bijgezet. Het lijk in witte doeken gewikkeld wordt in de wadah gedragen. De toren telt zeven verdiepingen, er wordt dus een voorname persoon verbrand. No. 34 plaats van den afgestorvene kan innemen. Heel een streek neemt aan de verbrandingsplechtigheid, die niets droevigs schijnt te hebben, deel. In het werk van W. O. J. Nieuwenkamp „Zwerftochten op Bali", waaruit wij enkele van onze gegevens hebben geput, vindt men daaromtrent zeer uitvoerige bij zonderheden. Een bijzondere plaats bij deze plechtigheden neemt de lijkwagen, Wodak of badé geheeten, in. Deze wagen is een soort rijdende toren van bamboe en wordt op lange stokken naar de verbrandingsplaats gedragen. Hoe rijker iemand is, des te meer ver diepingen heeft de toren, 't Hoogste aantal, elf, mag alleen door vorsten worden gevoerd. Het heele toestel is vaak op kostbare wijze met allerlei waardevolle sieraden om hangen. De weg naar de verbrandingsplaats pleegt onder een oorverdoovend gegil en gebrul van de omstanders te worden afgelegd. De bedoeling van dit kabaal is de booze geesten op eerbiedigen afstand te houden. Vrouwen en kinderen gaan den stoet vooraf inet allerlei offers, welke bestaan uit vleeschspijzen, vruchten, bloemen, rijst. Op de verbrandingsplaats, aan zee of bij 'n rivier gelegen, aangekomen, wordt het lijk in een afzonderlijke kist gelegd en daarna met wada en al verbrand. Gedurende een verbranding, door den schrijver van bovengenoemd werk bijge woond, had 'n eigenaardige plechtigheid plaats, 'n Twaalftal als soldaten verkleede inlanders, in allerzonderlingste unifor men en gewapend met houten gewe- ledere kaste heeft een soort verbran- dingskist. By de Brahmanen heeft deze de gestalte van een witte koe. lot de oudste gods dienstige plechtig heden op het eiland Bali, ongetwijfeld eender schoonste van den Oost- Indischen Archipel, be hoort de lijkverbranding. Volgens het geloof der Baliërs is het voor de ziel alleen mogelijk den hemel van Indra en daarna dien van Siwa te erlangen, indien hij zijn lichaam laat verbranden. Eerst na zeven maal als mensch herboren te zijn, kan hij den hemel ingaan. De lijkverbranding gaat met een uitgebreid ceremo nieel gepaard en de kosten ervan zijn zoo hoog, dat eerst geruimen tijd na het sterven tot de verbranding kan worden over gegaan. Arme inlanders moeten daarvoor zelfs wel een dozijn jaren sparen. Natuurlijk wordt in dien tusschen- tijd het lijk wel begraven. Bij de opgraving vindt men dan slechts enkele beenderen terug. Maar dit is geen bezwaar, omdat een plankje, beschil derd met een mannen- of vrouwenfiguur, de

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1932 | | pagina 12