UIT HET ENGELSCH VAN PATRICK LEYTON- No. 14
..Juist. Dus u keek rond, toen u met de karaffen binnen
kwam?"
„Neen, dat mag ik niet zeggen. Er is een andere reden, dat ik
er een eed op kan doen, dat de snuifdoozen daar niet stonden,"
antwoordde Manning. „Toen ik binnenkwam, liet meneer
Shutter ze juist aan meneer Nathaniël Barnett zien en op het
oogenblik dat ik de kamer verliet, zette hij ze weer op den
schoorsteen, op hun vaste plaats in het midden van de verza
meling Vandaar dat ik absoluut zeker weet, dat, wanneer ze
vanochtend op die kleine tafel vond, iemand ze daar moet heb
ben neergelegd, nadat meneer Shutter naar boven was gegaan."
„Hoezoo? Waarom daarna?"
„Omdat hij ze, wanneer hij ze op die tafel had gezien, weer
op hun plaats had gelegd, al was hij op dat oogenblik ook dood
op van moeheid geweest. Het is natuurlijk heel goed mogelijk
dat ze op die tafel hebben gelegen toen ik later werd geroepen,
maar toen was ik niet in een toestand om aan iets dergelijks
aandacht te schenken."
„Dat begrijp ik volkomen. Ik dank u hartelijk voor uw in
lichtingen. Zou u nu mevrouw Shutter willen vragen of ze zoo
goed wil zijn even hier te komen?"
Manning ging heen om het verzoek over te brengen; zoodra
hij alleen was, speelde een veelbeteekenende glimlach om den
mond van den detective.
„Het is zoo duidelijk als iets," dacht hij. „Leugen numero
éénen als ze éénmaal liegt, kan ze het ook twéémaal en
net zooveel keeren als ze het nuttig en noodig vindt!"
Evangeline Shutter kwam binnen. Ze was geheel in het
zwart; haar gezicht was doodsbleek.
„Wilt u me nog eens spreken?" vroeg ze vermoeid. „Ik ben
bang, dat ik niets meer aan mijn mededeelingen van vanmor
gen kan toevoegen, meneer Greenwood."
„Toch moet ik u tot mijn spijt nog 'n oogenblik lastig vallen,"
was het antwoord. „Weest u zoo goed te gaan zitten, mevrouw."
Hij wilde niet, dat ze zou vallen wanneer hij zijn slag toe
bracht, want daartoe maakte hij zich thans gereed. Maar vóór
hij zijn torpedo lanceerde, had hij nog een vraag te doen.
„Kunt u mij precies vertellen, wanneer meneer Barnett met
uw man over een mogelijken verkoop van het Chineesche beeld
sprak?"
„Ja, dat was aan het diner."
„Kunt u zich herinneren wat hij zei?"
„Niet elk detail. Nathaniël Barnett begon met mijn man te
vragen of hij misschien van gedachten veranderd was en be
reid zou zijn het beeld te verkoopen. Mijn man verklaarde met
de meeste stelligheid, dat dit niet het geval was en dat hij ook
niet van plan was in de toekomst afstand te doen van den
afgod. Toen noemde meneer Barnett een bedrag vijfhonderd
pond maar mijn man bleef weigeren. Meneer Barnett ver
dubbelde zijn bod; ik dacht, dat hij gek was 0111 duizend pond
voor dat griezelige beeld over te hebben en dat denk ik nog
Maar ook dat kon mijn man niet van idee doen veranderen."
„Ik dank u," zei Greenwood en bleef toen even zwijgen. Dus
het was duidelijk, dat, als iemand buiten had staan luisteren
wat vrijwel zeker het geval was die persoon deze onder
handeling woord voor woord had gevolgd en tot de conclusie
was gekomen, dat Barnett ten koste van alles in het bezit van
het beeld wenschte te komen. Dat beteekende, dat deze onbe
kende ook een inzicht kreeg in wat verder zou kunnen gebeu
ren: dat de Barnetts er toe konden komen óf zelf het beeld te
stelen, óf iemand om te koopen om dat voor hen te doen. De
luistervink wie hij ook mocht zijn, en hier gingen Green
wood's gedachten weer uit naar den mysterieuzen Chinees
kon, gewapend met de kennis, die hij aan het venster van de
eetkamer had opgedaan, rustig afwachten tot de Barnetts
Shutter's beeld machtig waren geworden en zich dan van
allebei tegelijk meester maken. Als dit inderdaad het geval was,
hield dat in, dat hij dien nacht Trend Hall niet was binnenge
drongen, laat staan Hyram Shutter vermoord had.
Nu dit hem duidelijk was, kon Greenwood aan het afschieten
van zijn torpedo beginnen.
Hij boog zich onverwacht over de kleine tafel en tikte op de
snuifdoozen.
„Waarom vertelde u mij, dat deze aan de heeren Barnett
hebt laten zien, terwijl u wist, dat uw man dat gedaan heeft en
ze daarna weer op hun gewone plaats op den schoorsteen
mantel heeft teruggelegd?" vroeg hij snel.
Ze ontstelde zichtbaar, maar de volgende seconde was ze
zichzelf weer volkomen meester.
„Heb ik dat heusch gezegd?" vroeg ze. „Misschien is dat wel
zoo.ik kan alles en nog wat gezegd hebben. U begrijpt toch
heel goed, dat men na.... na een schok als ik vannacht gehad
heb, niet precies weet wat men zegt."
„Dat kan ik me voorstellen, maar voor dezelfde moeite had
u de waarheid kunnen vertellen. U had bijvoorbeeld kunnen
zeggen, dat die jongeman Redmayne ze u, bij zijn eerste bezoek
hier in huis, teruggaf, en dat u ze toen op die tafel hebt neer
gelegd."
Dezen keer kostte het haar meer moeite om haar ontsteltenis
te verbergen. Haar oogen staarden den detective wijd van
schrik aan en in haar opwinding stond ze op. Maar ze slaagde
er in te vragen:
„Wat bedoelt u? Wie is „die jongeman Redmayne" en wan
neer is hij hier geweest?"
„Kom, kom, mevrouwdeze houding geeft u niets. Ik weet
niet om welke reden u zijn bezoek hier geheim wenscht te
houden en het feit wilt verbergen, dat u hem veilig en wel hebt
laten heengaan zonder alarm te maken. Het was immers geen
misdaad van uw kant! Waarom wilt u geen open kaart met
mij spelen? Het zou van zoo ontzaglijk groote beteekenis zijn,
uit üw mond te hooren wat zich hier in huis tusschen half een
en twee uur vannacht heeft afgespeeld."
„Hoe durft u op die manier tegen mij praten?" riep de jonge
vrouw uit. Haar oogen gloeiden nu van verontwaardiging:
alle angst was van haar geweken. „Ik heb u de waarheid ver
teld. Omdat ik me jammer genoeg vergist heb met die snuif
doozen, verdenkt u me direct van leugens. Waarom zou ik
liegen?"
„Dat zou ik juist zoo graag willen weten," klonk het droog.
„Goed," vervolgde hij na een korte pauze, „laat ik eens een
oogenblik aannemen, dat er van uw kant alleen maar een ver
gissing in het spel was bij uw mededeeling over de snuif
doozen: hoe komen deze dan van hun plaats? U weet, dat uw
man ze direct weer op den schoorsteenmantel zou hebben ge
legd, als hij ze op die tafel had gevonden. Het feit, dat dit niet
is gebeurd, toont, dat ze verlegd zijn, nadat hij naar bed was
gegaan, en daar u beiden vrijwel tegelijk naar boven bent ge
gaan, toont dat tevens, dat u tusschen dat oogenblik en den
moord hier weer in de hall moet zijn geweest en ze van hun
plaats moet hebben genomen. Mijn verstand zegt me, dat u in
het holst van den nacht niet voor de aardigheid met snuif
doozen gaat heen en weer loopende eenige reden waarom
u ze hebt aangeraakt, kan naar mijn meening zijn, dat iemand
er mee wilde vandoor gaan en dat u dat belet hebt. Deze
„iemand" kan op grond van logische redeneering alleen maar
de persoon zijn, dien veldwachter Henty een kwartier later uit
dit huis zag komen. Ik veronderstel nu verder, dat deze jonge
man, die gekomen was om het godenbeeld te stelen en die door
u gesnapt werd, ondanks het feit dat u hem ongehinderd-hebt
laten w'êggaan, is teruggekomen, omdat hij zich nu eenmaal
vast had voorgenomen het beeld in zijn bezit te krijgen. Om
daarin te slaaen, heeft hij den veldwachter omtrent wiens
komst hem had ingelicht brutaalweg tot zijn handlanger
gemaakt natuurlijk zonder dat de goede man daar 't flauwste
idee van had. Verbazend goed gevonden, dat moet ik toegeven!
Welnu, mevrouw, heb ik het bij het rechte eind?"
„Ik begrijp nog steeds niet wat u bedoelt," hield ze hardnek
kig vol. „Ik heb u alles verteld wat ik weet."
„U hebt mij alles verteld, wat u wilt dat ik weten zal," ver
beterde de detective onverstoorbaar; „dat is niet heelemaal het
zelfde. Kom, mevrouw Shutter, gooit u uw kaaiden nu alstu
blieft op tafel. Geeft u mij een verslag van het eerste bezoek
van dien jongeman, van Redmayne, en vertelt u mij dan wat
hier werkelijk gebeurde, toen u om ongeveer half twee nog
maals beneden kwam. Als u dat niet wilt, zult u mij tot een
zeer onaangename conclusie dwingen, mevrouw Shutter."